Buitenland

RUGOVA

De leider van het geweldloze verzet tegen het Servische regime in Kosovo, Ibrahim Rugova (54), spreekt op zachte toon en draagt een zijden sjaaltje. De voormalige hoogleraar Albanese literatuur lijkt beter op zijn plaats op de Parijse Sorbonne-universiteit dan op patrouille in de ruige heuvels van Kosovo.

Eind jaren tachtig werd Rugova voorzitter van de Kosovaarse schrijversbond en leider van de Democratische Liga van Kosovo (LDK), de eerste niet-communistische partij van het naoorlogse Kosovo.

Rugova stippelde een politiek van geweldloosheid uit en wilde daarbij de internationale gemeenschap betrekken. De Albanezen zetten een alternatieve regering (in ballingschap) op, organiseerden hun eigen gezondheidszorg en scholen en kozen Rugova in 1992 tot president.

Begin jaren negentig viel de Joegoslavische federatie. Rugova wilde geen oorlog zoals in Kroatië en Bosnië-Herzegovina. Hij bleef pacifist maar verwachtte dat ook Kosovo uiteindelijk van de Serviërs zou worden verlost. Het vredesakkoord van Dayton (1995) was een grote teleurstelling. De internationale gemeenschap beloonde Rugova's pacifisme niet. Sindsdien kampt hij met de opkomst van militante strijders, vooral die van de UCK.

De meerderheid van de Kosovaren weet dat het UCK nog vele jaren en veel meer wapens nodig heeft om de Serviërs te verslaan. De geweldloze Rugova kan eerder vrede en vrijheid brengen, als hij er, bijvoorbeeld in Rambouillet, in slaagt een regeling met Belgrado te treffen.