Buitenland

Kosovo sinds 1918

BELGRADO – Sinds het ontstaan van de Joegoslavische Republiek streven de Albanezen ernaar zich los te maken van Servië. Een historisch overzicht:

1918– Proclamatie van het Koninkrijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen

1929– Proclamatie van het Koninkrijk van Joegoslavië

1945– Proclamatie van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië, bestaande uit de republieken Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Macedonië, Montenegro, Servië (inclusief autonome provincies Vojvodina en Kosovo) en Slovenië

1945– Nog tijdens de aftocht van de nazi-troepen uit Joegoslavië raken communistische partizanen van Tito slaags met zo'n 10.000 etnische Albanese rebellen.

Begin jaren vijftig– Servië, de grootste republiek binnen de Joegoslavische Federatie, legt Kosovo beperkende maatregelen op. Bij incidenten vallen tientallen doden.

1968– Rellen na betogingen van Albanese studenten, aangemoedigd door voorstellen voor zelfbestuur van de Joegoslavische president Tito.

1974– Kosovo wordt een autonome provincie binnen de deelstaat Servië.

1981– Na de dood van Tito in 1980 komen de etnische spanningen aan de oppervlakte. Kosovo-Albanezen eisen dat het gebied wordt opgewaardeerd tot deelrepubliek, los van Servië. Bij rellen vallen negen doden en honderden gewonden. In de jaren tachtig verlaten tienduizenden Serviërs Kosovo.

1987– De Serviërs van Kosovo slaan terug. Duizenden betogen in april tegen intimidatie door de Albanezen. In juni houden ze een mars van Kosovo naar Belgrado. Op de golven van het Servisch nationalisme wordt Milosevic partijleider in Servië. Hij belooft het Albanese nationalisme te bestrijden.

1989– Milosevic perkt de in 1974 ingestelde autonomie in en stelt Kosovo onder direct bestuur van Belgrado. Bij botsingen tussen politie en betogers vallen zeker twintig doden. Een half miljoen Serviërs herdenkt op 28 juni de slag op het Merelveld uit 1389, toen de Ottomanen de Serviërs versloegen.

Januari 1990– Politie slaat met traangas, wapenstok en waterkanon duizenden Albanese betogers uiteen. In februari stuurt Belgrado troepen, tanks en 2000 man politie naar Kosovo. Er vallen tientallen doden.

Mei 1992– Bij onofficiële verkiezingen wordt de schrijver Ibrahim Rugova, een voorstander van vreedzaam verzet, gekozen tot president van de zelf uitgeroepen Kosovo-Albanese republiek. Onder zijn leiding ontstaat een alternatief staatssysteem met eigen instellingen.

1995-1996– Ondanks protesten van de Albanezen worden 20.000 gevluchte Kroatische Serviërs in Kosovo gehuisvest.

April 1996– Eerste aanslag van het Kosova Bevrijdingsleger UCK (Ushtria Clirimtare e Kosoves). In de loop van het jaar vallen nog 54 doden bij aanslagen op Servische agenten en Albanese „collaborateurs”.

28 februari 1998– Servische politie-eenheden beginnen een offensief tegen het Bevrijdingsleger van Kosovo (UCK). Daarbij vallen ook talloze doden onder de etnisch Albanese burgerbevolking. Het UCK strijdt voor autonomie van Kosovo, waar 90 procent van de bevolking etnisch Albanees is. Deze eis wordt zowel door Belgrado als door het Westen van de hand gewezen.

9 maart– De Contactgroep voor ex-Joegoslavië neemt strafmaatregelen tegen Belgrado. Rusland, ook in de groep, doet daaraan niet mee.

10 maart– De VN-Veiligheidsraad in New York voert overleg over de crisis. China noemt de strijd een binnenlandse aangelegenheid van Joegoslavië. De Verenigde Staten en de Europese Unie eisen van de Joegoslavische president Slobodan Milosevic dat deze zijn troepen terugtrekt. Er wordt opnieuw gedreigd met sancties tegen Joegoslavië.

19 maart– President Milosevic van Joegoslavië (Servië en Montenegro) verwerpt internationale bemiddeling.

10 april– Begin dagelijkse betogingen duizenden Albanezen in Pristina.

23 april– Serviërs wijzen in referendum internationale bemiddeling af.

25 maart– De Contactgroep voor voormalig Joegoslavië besluit op een bijeenkomst in Bonn tot een wapenembargo tegen Joegoslavië. Rusland wijst in de Veiligheidsraad sancties van de hand.

31 maart– De Veiligheidsraad besluit tot een wapenembargo. Verder wordt geëist dat Joegoslavië onderhandelingen over autonomie voor Kosovo begint. Het permanente lid China onthoudt zijn stem.

29 mei– Belgrado begint grootscheeps offensief in West-Kosovo.

5 juni– VN-secretaris-generaal Kofi Annan beschuldigt de Servische veiligheidstroepen van wreedheden.

8 juni– De EU besluit tot een investeringsembargo tegen Servië. China en Rusland voorkomen in de Veiligheidsraad een resolutie tegen Joegoslavië.

juni– Na een ontmoeting met de Russische president Boris Jeltsin zegt Milosevic bereid te zijn tot onderhandelingen. Rusland spreekt van een diplomatieke doorbraak.

29 juni– Annan wil internationaal optreden om een „tweede Bosnië” te voorkomen. Een militaire interventie moet echter door de Veiligheidsraad worden goedgekeurd.

13 juli– De EU eist een onmiddellijke wapenstilstand in Kosovo. Nogmaals verklaart ze zich in principe voor militair ingrijpen.

18 juli– Servische eenheden beginnen een groot offensief tegen UCK-bolwerken in Kosovo.

19 juli– 110 Kosovaren gedood bij gevechten aan grens met Albanië.

23 juli– De Amerikaanse regering zegt desnoods eigenmachtig militair in te grijpen in Kosovo.

30 juli– Milosevic verklaart het offensief beëindigd. De strijd blijkt echter gewoon door te gaan.

11 augustus– Annan zegt dat er slecht op het wapenembargo wordt toegezien. Vooral het UCK wordt, vanuit het buurland Albanië, van wapens voorzien. Rusland en China verhinderen een besluit van de Veiligheidsraad over Kosovo.

24 augustus– De VN-Veiligheidsraad roept op tot een wapenstilstand in verband met een dreigende vluchtelingencrisis. NAVO stelt Milosevic ultimatum en dreigt met luchtaanvallen. Milosevic opent offensief in het noorden van Kosovo.

8 september– Annan zegt verontrust te zijn door het gebrek aan vooruitgang bij pogingen een politieke oplossing te bereiken.

23 september– De Veiligheidsraad neemt een resolutie aan waarin bij een voortzetting van de strijd met „maatregelen” wordt gedreigd. De resolutie geldt als voorbode voor mogelijk militair ingrijpen. De strijdende partijen worden opgeroepen tot een wapenstilstand.

24 september– De NAVO-raad roept de lidstaten op aan te geven of ze bereid zijn deel te nemen aan mogelijke luchtaanvallen. Daarmee wil de NAVO duidelijk maken dat het haar ernst is bij de dreiging met militair ingrijpen.

28 september– De Joegoslavische autoriteiten verklaren het offensief tegen het UCK voor beëindigd. Enkele eenheden worden teruggetrokken. De strijd gaat echter door.

1 oktober– Net voor een spoedzitting van de Veiligheidsraad maken de Serviërs melding van een troepenterugtrekking. De Kosovo-Albanezen melden een massaslachting van 12 mensen in de regio Suva Reka.

5 oktober– De speciale Amerikaanse afgezant Richard Holbrooke doet een laatste poging de crisis met pendeldiplomatie op te lossen.

8 oktober– Het UCK verklaart eenzijdig af te zien van verder geweld. De VS, Groot-Brittannië en Australië trekken ambassademedewerkers uit Belgrado terug met het oog op mogelijke NAVO-luchtaanvallen op militaire doelen in Joegoslavië.

10 oktober– De NAVO zegt dat haar militaire voorbereidingen op een mogelijke aanval zijn afgesloten.

12 oktober– Holbrooke krijgt vergaande toezeggingen van Milosevic los, toch besluit de NAVO tot mogelijke militaire acties. Joegoslavië zegt bereid te zijn een wapenstilstand te respecteren, alle naar Kosovo gestuurde speciale politie-eenheden terug te trekken, de terugkeer van vluchtelingen mogelijk te maken en waarnemers van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) in Kosovo toe te laten.

13 oktober– Activation Order” voor de NAVO-troepen. Milosevic akkoord met waarnemersmissie OVSE in Kosovo.

27 oktober– Het NAVO-ultimatum voor de vervulling van de beloften die op 12 oktober door Milosevic zijn gedaan, loopt af. De VS eisen van Milosevic dat hij gevolg geeft aan nog niet of niet volledig ingewilligde NAVO-eisen. Servische troepen trekken zich terug. NAVO-aanvallen zijn van de baan.

6 november– Vijf Albanese strijders worden doodgeschoten.

3 december– Bij een vuurgevecht worden acht rebellen gedood.

14 december– Bij gevechten langs de grens met Albanië vinden dertig UCK-strijders de dood.

18 december– Na de moord op zeven Serviërs, onder wie een burgemeester, kondigt Belgrado een nieuw offensief tegen het UCK aan.

21 december– Een Servische politieman wordt doodgeschoten.

24 december– Servische pantser- en artillerie-eenheden beschieten een bolwerk van het UCK ten noorden van de provinciehoofdstad Pristina.

8 januari 1999– Bij een beschieting met granaten worden drie Servische politiemannen gedood; er wordt een lijk van een Albanees gevonden. Serviërs blokkeren hoofdwegen rondom Pristina. Acht Servische militairen worden ontvoerd, waarmee de spanningen in de provincie verder toenemen.

9 januari– Geweld laait op. Serviërs schieten met zwaar geschut op UCK-stellingen.

11 januari– Milosevic stelt het UCK een ultimatum voor de vrijlating van de soldaten.

13 januari– Na koortsachtige bemoeienissen van de OVSE laat het UCK de soldaten vrij.

15 januari– Voor het eerst raken twee waarnemers van de OVSE gewond. De veiligheidstroepen doden bij een nieuw offensief zeker vijftien UCK-strijders.

16 januari– In het dorp Racak worden 45 burgers geëxecuteerd, kennelijk door Servische politiemannen.

17 januari– De NAVO besluit hoge afgevaardigden naar Belgrado te sturen.

18 januari– Belgrado wijst chef OVSE-missie William Walker uit.

19 januari– Twee hoogste NAVO-generaals praten in Belgrado met Milosevic. NAVO brengt troepen in regio in verhoogde staat van paraatheid.

21 januari– Milosevic schort uitzetting Walker op.

29 januari– Contactgroep noodt strijdende partijen voor 6 februari aan onderhandelingstafel in kasteel Rambouillet bij Parijs. Er moet op korte termijn een regeling voor Kosovo zijn, anders grijpt NAVO in.

6 februari– Begin onderhandelingen in Rambouillet.

17 februari– NAVO aanvaardt 'operatieplan' voor eventuele vredesmacht 'KFOR' (circa 26.000 man).

23 februari– Serviërs en Albanezen weigeren het akkoord te tekenen, gaan wel akkoord met nieuwe gesprekken op 15 maart in Parijs. Geweld Kosovo houdt aan.

11 maart– Vergeefse onderhandelingspoging VS-gezant Holbrooke met Milosevic.

15 maart– Nieuwe gespreksronde begint in Parijs. Clinton dreigt Serviërs opnieuw met bombardementen.

17 maart– Oorlogsvoorbereidingen Serviërs gaan gewoon door. In en rond Kosovo circa 30.000 militairen samengetrokken.

18 maart– Kosovo-Albanezen ondertekenen vredesplan. Serviërs weigeren ondanks Russisch verzoek vooralsnog akkoord te gaan. Militaire planning NAVO voor aanval is gereed, aldus de Amerikanen.

19 maart– OVSE geeft waarnemers opdracht uit Kosovo te vertrekken. Joegoslavië vraagt om spoedzitting VN-Veiligheidsraad, om mogelijke NAVO-bombardementen af te wenden. Rusland dreigt samenwerking met NAVO te stoppen indien die bombardementen plaatsvinden.

24 maart– Start NAVO-aanvallen