Koninklijk huis | 10 januari 2001 |
BrievenDoor Bea Versteeg Marianne was het jongste kind van koning Willem I. Zij trouwde in 1830 met prins Albert van Pruisen, een volle neef van haar. Gelukkig is het huwelijk niet. Albert is haar herhaaldelijk ontrouw. In 1842 heeft Marianne er genoeg van en start met het maken van lange reizen om maar niet met haar man onder één dak te hoeven zijn. Ze besluit dat er een eind aan de verbintenis moet komen. In 1845 volgt een voorlopige scheiding, die vier jaar later in een definitieve wordt omgezet. De prinses heeft dan een nieuwe levensgezel gevonden in haar koetsier en secretaris Johannes van Rossum. Van hem krijgt ze in 1849 een zoon, Johannes Willem. In Nederland lukt het Marianne niet een titel voor haar zoon te krijgen. De Oranjes vinden het al erg genoeg dat de prinses haar bastaardkind bij zich houdt. In 1855 geeft hertog Adolf van Nassau, de latere groothertog van Luxemburg, hem de naam Van Reinhartshausen, naar het slot bij Erbach waar Marianne onder meer woont. Het kind overlijdt in 1861. Kwakkelen Braun heeft de brieven min of meer bij toeval in zijn bezit gekregen. Hij was op zoek naar correspondentie tussen Ricker en een andere patiënt van hem. Die brieven kon hij kopen van een particulier, maar daar zaten ook die van de Nederlandse prinses bij. Braun is musicus in het Duitse Coburg. Hij verdiept zich in zijn vrije tijd in de geschiedenis van zijn stad en de muziek. Sinds hij de brieven van Marianne heeft, heeft hij zijn hobby uitgebreid tot het naspeuren van haar aanwezigheid in Duitsland. |
![]() |