Kerkelijk Leven27 december 1999

Ds. Hette Abma ziet doorgeven van Boodschap als levenstaak

„Er is makkelijker werk voorhanden”

Door S. C. Bax
GOUDA – „Als kind in de box had ik eigenlijk al het verlangen om dominee te worden”. Ds. G. Hette Abma, hervormd predikant te Gouda, was gisteren een kwarteeuw predikant. Als er wat verbaasd gekeken wordt op de ontboezeming over de box, reageert hij: „Wellicht had het te maken met het identificatieproces. Van vader zagen wij altijd de positieve kant van het predikantschap. Al bleek het ambt later ook een keerzijde te hebben.”

Ds. H. G. Abma, de vader van de Goudse dominee, was predikant in Rotterdam toen de jubilaris zijn tijd in de box in de pastorie doorbracht. „Ik herinner me niet anders dan dat vader zeer positief over het ambt sprak en dat ook naar ons toe uitstraalde. Mochten er nare dingen zijn, dan liet hij het ons nooit merken. Achteraf heb ik de keerzijde van die mooie voorkant leren zien. Soms dacht ik wel dat het ook goed geweest zou zijn als we dat eerder hadden ontdekt.”

Het ambt van predikant is voor de dominee die al zestien jaar in Gouda staat, een „hoge opdracht”. „Voor het doorgeven van de Boodschap Gods moet je jezelf over leren hebben.” Bewust koos hij als intredetekst in zijn eerste gemeente, Poortvliet, Handelingen 20:24, waarin het erover gaat dat de brenger van de Boodschap zichzelf wegcijfert. „Ik ben er steeds meer in bevestigd dat het ambt een heleboel van jezelf kost.”

Zware opgave
De jubilaris stond in een herdenkingsdienst stil bij 2 Korinthe 4:5: „Want wij prediken niets onszelf, maar Christus Jezus en onszelf dat wij uw dienaars zijn om Jezus wil.” „Dat is een ontzettend zware opgave. Ik snap dan ook niet waarom zo veel mensen graag dominee willen worden. Je moet je ertoe geroepen weten. Er is namelijk makkelijker werk voorhanden.

Mijn vader bevestigde me met de tekst uit 2 Timótheüs 2:1. Hij heeft me nooit op welke wijze dan ook gedrongen in de richting van het predikantschap. Hij heeft er wel vreugde in gevonden dat ik dominee wilde worden.

In Poortvliet had ik jonge collega's in de buurt met wie ik goed kon opschieten. Ik denk dan aan W. J. Gorissen, H. Harkema en al mijn andere toenmalige ringcollega's. Pas later is er op het eiland meer polarisatie ontstaan.”

Pijn
Ds. Abma zegt pijn te hebben ervaren dat er na Afscheiding en Doleantie scheuren door de dorpsgemeenschap lopen. „Dergelijke breuklijnen worden in gemeenten steeds meer zichtbaar. Ik heb altijd geprobeerd de gemeente bij elkaar te houden. In ieder geval ging ik bij mensen die het met mij niet eens waren, of bij mensen met wie ik het niet eens was, beslist wél op huisbezoek. Ik zeg niet dat het altijd betekende dat mensen niet hun eigen weg gingen, maar ik heb het als een opdracht gezien zo te handelen. Ook al ben je het niet in alles eens, zijn we dan niet één in Christus?”

In april 1979 vertrok ds. Abma naar Ederveen. Hij kon daar wel aarden, „want het ligt tussen de Veluwe en de Vallei in. Ik heb daar van een ouderling als wijze levensles meegekregen: „Wie zwijgt, stemt daarmee nog niet altijd toe. Als je voortvarend bent, kun je daarmee je winst doen.

Het stemde me dankbaar dat het kringwerk bloeide, er kwamen opmerkelijk veel mensen naar de bijbelkring. Openhartig sprak men er over wat in het hart leeft. Het betekende dat mensen de Bijbel echt gingen lezen. Persoonlijk heb ik het als de hoogste lof beschouwd als gezegd werd dat ik mensen leerde de Bijbel te lezen.”

Blinde vlekken
Het is geen geheim dat ds. Abma op een aantal onderdelen in de geloofsleer sterke nadruk legt. Hij deed van zich horen inzake de sabbatsviering, de ziekenzalving en de positie van Israël. Zelf ziet hij zijn visie niet als een eigengereide benadering, maar als een persoonlijke roeping de „blinde vlekken” in de geloofsleer bijbelse aandacht te geven. „Lees wat er staat, dan heb je wat er staat”, is een graag door hem gebruikt citaat. Zo is hij er best wat trots op dat hij reeds elf jaar geleden een lans brak voor de ziekenzalving, een naar zijn overtuiging in onbruik geraakte bijbelse handeling. „Dat lijkt gelukkig weer in ere hersteld te worden.” Hij correspondeerde erover met onder anderen dr. M. J. Paul.

Op de vraag of het leggen van zo veel nadruk op deze onderwerpen niet afleidt van de hoofdlijn van wat God vraagt, zegt de jubilaris: „Je moet inderdaad op je hoede zijn om eigen opvattingen niet te drijven. Dat word je zelf zat en je gemeente wordt het zat. Ik heb de stelregel gevonden dat wat je vindt in de Schrift, niet verzwegen mag worden, maar ook niet gedreven moet worden.” Het betekent vaak dat hij bij anderen betrokkenheid mist. „Ik merk dat als je via de classicale Israëlcommissie een spreker wilt vragen. Dan zijn er weinig mensen die de plaats van Israël in Gods heilsplan zien.”

Hoewel hij columnist is in het blad ”Christenen voor Israël” durft hij het best aan om op onderdelen deze organisatie kritisch te benaderen. „Ze hebben het hart voor Israël wel op de goede plaats, maar ik heb het niet zo op die soms te uitgesproken politieke lijn. Maar ja, als de boot scheef hangt, moet je wel eens helemaal naar de andere kant overhellen.”

Hoofdlijn
Hoewel vandaag de Godsvraag actueel is, blijft voor de Goudse dominee de rechtvaardiging van de goddeloze de hoofdlijn in zijn preken en werken. „Dat is nog steeds het hart. We doen onze winst met wat de Reformatie ons bracht, maar we leven toch in een andere tijd. Je mag het nu anders laten klinken. We proberen wel de lijn van de Reformatie vast te houden. Daarom preken we ook in Gouda uit de Heidelbergse Catechismus en elke drie jaar zijn we dan in de twee 'bondswijken' daarmee rond.”

Zou zijn vaak opvallende en soms wat confronterende opstelling ook te maken kunnen hebben met zijn karakter? Ds. Abma lacht een beetje, gaat rechtop zitten en antwoordt bedacht: „Dat zal zo zijn. Maar het ligt toch wat gecompliceerder. Zo ben ik bijvoorbeeld geen gekrookterieter. Maar ik heb in veel zaken wel affiniteit met hen, zodat onder hen gehoorde tonen ook wel in mijn preken opklinken. Dat heb ik echter ook met het midden van de kerk. Ik wil het vertrouwde niet zómaar herhalen en wil ook wel een zeker tegenwicht bieden. Naar beide kanten.”

Overheid
Ds. Abma liet ook in de richting van de Goudse overheid geen onduidelijk geluid horen over de zondagsrust, criminaliteit en andere actuele kwesties. In dit verband wijst hij op de moeilijke opdracht die de kerk heeft in de richting van de moslimnaaste. „Te gemakkelijk wordt over de mogelijkheid gesproken hen met het Evangelie te bereiken. Het is een geweldige opgave je roeping op een goede manier te vervullen.”

Heeft de jubilaris geen vragen bij de ontwikkelingen in Gouda, waar hij zegt zich helemaal thuis te voelen? „Ik weet dat de avondmaalsgang hier massaal is. We gaan per bank naar de tafel. Het gevaar is aanwezig dat men als vanzelf meeloopt. Ik heb ook mijn vragen bij de uitstraling van sommigen, bij hun outfit. Maar, dan merk je bij persoonlijke ontmoeting hoe vooroordelen ons parten spelen. Zoals ik in Poortvliet de mensen niet naar de tafel dreef, wil ik hier het omgekeerde niet doen. De voorbereidingspreken moeten wel toetsend zijn: opdat men zich beproeve, én ete en drinke. Het gaat erom dat we ons heil bij Christus zoeken.”