Kerkelijk Leven 1 december 1999

Belijdenis uit 1986 veroordeelt apartheid en racisme als ketterij

Belhar, een splijtzwam in de kerk

Door K. van der Zwaag
APELDOORN – De belijdenis van Belhar (1986) en de Barmer Thesen (1934) zijn twee moderne getuigenissen van de kerk van deze eeuw. De kerk veroordeelde hierin respectievelijk het nationaal-socialisme en het racisme als een „ketterij.” De kerk spreekt, als het goed is, steeds opnieuw in deze wereld, maar rechtvaardigt dit een aparte belijdenis? De belijdenis van Belhar, bedoeld als overbrugging van kerkelijke tegenstellingen, werd een voortdurend strijdpunt tussen de zwarte en de blanke kerken in Zuid-Afrika. Vanavond en morgenvroeg bespreekt de triosynode in Lunteren de belijdenis van Belhar.

Het ontstaan van de belijdenis van Belhar, die in de huidige grondslag van de Verenigende Gereformeerde Kerk in Suider-Afrika (VGKSA) opgenomen is, heeft alles te maken met het probleem van de apartheid. Voor het verstaan is het nodig in het kort de achtergrond van Belhar te schetsen. De blanke NG-Kerk was vanouds opgedeeld in vier raciaal gescheiden kerken: de blanke (moeder)kerk (NGK), en haar 'dochters', de kleurlingenkerk (NGKS), de zwartenkerk (NGKA) en de Indiër-kerk (RCA).

In 1982, toen de Wereldbond van Hervormde en Gereformeerde Kerken (WARC) in Ottawa vergaderde, stelde de NGKS de vraag aan de orde hoe zich een theologische rechtvaardiging van de apartheid laat rijmen met het gereformeerde belijden. De WARC stelde toen ondubbelzinnig „dat apartheid zonde is en de morele en theologische rechtvaardiging ervan een theologische ketterij is.” Daarmee werd de apartheid tot een zaak van het belijden gemaakt. De integriteit van het gereformeerde belijden stond op het spel. De afwijzing van apartheid kreeg met andere woorden een ”status confessionis”.

Opstelling
Tijdens de vergadering van de NGSK in Belhar (in de Kaapprovincie) werd in 1982 een conceptbelijdenis opgesteld. De opstellers ervan, onder wie dr. Allan Boesak, zagen zichzelf in de traditie van de Theologische Verklaring van Barmen en de Belijdende Kerk in Duitsland onder het nationaal-socialisme. In Barmen had Karl Barth als de kern van ketterij gedefinieerd het erkennen van aan de Heilige Schrift vreemde openbaringsbronnen. Zo wilde Belhar een krachtig protest laten horen tegen apartheid, vooral tegen de theologische rechtvaardiging ervan.

De nadruk van Belhar ligt op de eenheid van de kerk boven alle raciale gescheidenheid. Belhar verwerpt elke leer „die natuurlijke diversiteit of de zondige discriminatie tussen mensen dermate tot een absoluut principe verheft, dat zij de zichtbare en actieve eenheid van de kerk hindert of verbreekt, of zelfs tot het oprichten van een aparte kerk leidt.” Zij verwerpt verder elke leer die „de gedwongen scheiding tussen mensen op grond van ras of huidskleur goedkeurt in naam van de Bijbel of de wil van God.”

Een ander belangrijk accent van Belhar is dat op recht en gerechtigheid, in die zin dat God „in een wereld vol onrecht en vijandigheid, in het bijzonder de God is van behoeftigen, van de armen en van de slachtoffers der ongerechtigheid.” De kerk moet zich volgens Belhar verzetten tegen alle vormen van onrecht en dient te kiezen voor de onderdrukten; zij moet zich keren tegen „de machthebbers en de bevoorrechten die zelfzuchtig hun eigen belang nastreven.” De belijdenis van Belhar besluit met de verwerping van elke ideologie die het onrecht tracht te verantwoorden en die weigert zich in naam van de Bijbel tegen een dergelijke ideologie te verzetten.

Kwaad bloed
Juist de benaming dat God de „God voor de onderdrukten en armen” is, zette kwaad bloed bij tegenstanders van de Belhar-confessie. Zij vonden Belhar te zeer gestempeld door de bevrijdingstheologie en bovendien ook te veel een tijdgebonden belijdenis. De NG-Kerk weigerde daarom de belijdenis van Belhar als een vierde en volwaardige belijdenisgeschrift te aanvaarden, al was zij het in grote lijnen wel eens met de strekking ervan. De NG-Kerk ondertekende op 13 oktober 1998 het gemeenschappelijk besluit van de algemene vergadering van de WARC in 1997 (in Debrecen), waarin de afwijzing van theologische rechtvaardiging van apartheid nog eens vastgelegd werd. De NG-Kerk vindt namelijk dat zij in het geschrift ”Kerk en Samenleving” al voldoende afstand heeft genomen van haar apartheidsverleden.

De NG-Kerk bleef echter bij haar standpunt dat Belhar te veel elementen van de bevrijdingstheologie bevatte en te zeer gericht was op de sociale en politieke verhoudingen. De belijdenis van Belhar bemoeilijkte daarom de fusie tussen de VGKSA en de NG-Kerk, ondanks het feit dat de VGKSA zich wel bereid toonde bepaalde gedeelten in de belijdenis van Belhar te veranderen.

Heftige debatten
De vraag of de Belhar-confessie opgenomen moet worden in de grondslag van de internationale reformatorische kerken of oecumenische organen, zoals de Gereformeerde Oecumenische Raad (GOR), heeft het afgelopen decennium geleid tot heftige debatten. Ook buiten Zuid-Afrika bleef Belhar een splijtzwam in de kerken.

Twee jaar geleden stelde de werkgroep kerkorde van de drie SoW-kerken dat het opnemen van Belhar in de kerkorde van de SoW-kerken „de moeite van het overwegen” waard zou zijn. Belhar zou echter niet opgenomen dienen te worden in de grondslag van conceptkerkorde, omdat de situatie die ten grondslag lag aan het ontstaan van de belijdenis niet te vergelijken is met het probleem van het racisme in Nederland. In ons land werd het racisme niet gelegitimeerd met een beroep op de Bijbel of het christelijk geloof. Bovendien is de Belhar-belijdenis niet voortgekomen uit de gereformeerde en de lutherse traditie. Het amendement om Belhar naast de Barmer Thesen en de Leuenberger Konkordie op te nemen in artikel I-5 van de conceptkerkorde van de SoW-kerken (waar documenten uit deze eeuw als uitingen van het actueel belijden worden genoemd) werd slechts door 36 van 180 afgevaardigden gesteund.

Eén ding is opvallend in de geschiedenis van Belhar: wat bedoeld was als een document dat de raciale tegenstellingen in de kerk had moeten overwinnen, is in de praktijk een kerkscheidende factor geworden. Een splijtzwam die kerkvereniging in de weg stond. De NG-predikant ds. F. Wessels stelde vorig jaar in ”Die Kerkbode”, het orgaan van de NG-Kerk, dat het misschien beter is om over een jaar of tien weer over de belijdenis van Belhar te spreken, wanneer de associaties met de ontstaansgeschiedenis verder in het verleden liggen.