Kerkelijk Leven 19 november 1999

Drs. Gijs van den Brink wil 'evangelisch' alternatief naast NBV

Willibrord zonder katholieke jas

Door K. van der Zwaag
DOORN – „We hebben een Bijbel nodig voor bijbelstudie en catechese. De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) kent een andere doelgroep en is niet voor ons doel geschikt.” Drs. Gijs van den Brink, evangelisch theoloog, werkzaam bij het Centrum voor Bijbelonderzoek en docent aan de Evangelische Theologische Hogeschool in Veenendaal, is een van de initiatiefnemers die met de Katholieke Bijbelstichting (KBS) onderhandelen over een heruitgave van de Willibrord-uitgave van 1995. „Maar dan zonder katholieke inleidingen en noten.” Het gaat erom spannen.

De NBV ligt Van den Brink duidelijk niet. Hij vindt de vertaling te vrij en inhoudelijk heeft hij nogal wat bezwaren. „Een duidelijk voorbeeld is de toespraak van Petrus op de pinksterdag in Handelingen 2:38. In de Willibrord-uitgave staat: „Bekeer U! Ieder van u moet zich laten dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden.” De NBV heeft: „Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor wat u hebt misdaan.” In de NBV zijn dus de woorden van bekering en zonde geheel weggelaten.”

Slag om de arm
De nieuwtestamenticus wil wat de NBV betreft nog wel een slag om de arm houden. De vertaling is immers nog lang niet gereed. Maar in de proeven die hij van het Nieuwe Testament zag, blijkt dat het aantal vertaaltransformaties ongeveer even groot is als in de Groot Nieuws Bijbel.

„Er komen in de NBV ongeveer tweemaal zo veel van zulke veranderingen voor als in de NBG-vertaling van 1951, of in de herziene WV-95. Ik begrijp best dat er veranderingen plaatsvinden als het gaat om overzetting in onze taal, de doeltaal. Die zijn gewoon nodig omdat de zinsconstructie in het Grieks en het Hebreeuws anders is dan in het Nederlands. Maar het is goed mogelijk die veranderingen te beperken tot dat wat echt nodig is.”

De Statenvertaling heeft de zinsconstructie van het origineel zo letterlijk mogelijk gevolgd, zegt Van den Brink, „met het gevolg dat het voor mensen van nu moeilijk leesbaar blijft. Maar in de vrije vertalingen zit ook een groot gevaar. De editie van 1951 leest al beter dan de SV. De vertalingen daarna worden wel steeds vriendelijker, maar je gaat ook steeds verder van de grondtekst af.”

Opvallend negatief is Van den Brink over Het Boek. „Dat is geen vertaling, maar een parafrase. Er zijn ter verduidelijking zelfs halve verzen toegevoegd. Toch gaat Het Boek als zoete broodjes over de toonbank. Wil je tot een initiatief voor een nieuwe bijbelvertaling komen, dan moet je dus niet bij het grondvlak maar bij het kader zijn.”

Eigen doelgroep
Van den Brink stelt dat de NBV best een doelgroep heeft en dat die uitgave er ook heus wel komt. „Waar het mij om gaat, is dat veel christenen behoefte hebben aan een meer woordelijke bijbelvertaling, vooral voor bijbelstudie. Veel evangelischen lezen Het Boek, maar daar kun je moeilijk bijbelstudie mee doen. De Statenvertaling is vanwege de woordelijke vertaling het meest voor bijbelstudie geschikt, maar die staat weer te ver van de huidige mens af. Wij hebben behoefte aan een vertaling die dicht bij de mensen staat en tegelijk ook in modern Nederlands is.”

Schitterend
Dat brengt Van den Brink op de Willibrord-vertaling. In 1978 kwam deze, na vele jaren voorbereiding, tot stand om vervolgens in 1995 volledig te worden herzien. „Dat is een schitterende vertaling, heel dicht bij de vertaling van 1951 en dus bij de grondtekst, maar tegelijkertijd opgesteld in modern Nederlands. Genade, gerechtigheid, bekering, al die woorden vind je in deze uitgave terug. De Willibrord is boven de grote rivieren onbekend. Maar ik kan er geen woord in vinden waarvan je zegt: Dat ziet er rooms-katholiek uit.”

Het is Van den Brinks ideaal om tot een Willibrord-uitgave te komen zonder het voorwoord van de bisschop, zonder inleidingen en verklarende aantekeningen en zonder de apocriefe boeken. „Dat wil zeggen: zonder de katholieke jas. Het voordeel van de Willibrord is dat er voortdurend aan gewerkt wordt en dat er steeds verbeteringen worden aangebracht. Er is elk jaar een digitale update en om de zeven jaar komt er waarschijnlijk een nieuwe editie in drukvorm uit.”

Van den Brink denkt dat zijn initiatief gaat lukken. „Het NBG behoeft niet bang te zijn voor dit project. De NBV heeft met haar literair verantwoorde Bijbel een andere doelgroep dan wij. Wij zijn alleen enthousiast over een vertaling die bruikbaar is voor bijbelstudie en catechese. De tijd is voorbij dat er één standaardvertaling bestaat voor het hele Nederlandse volk. Men kiest de Bijbel die men graag leest. In evangelische kring is men dat trouwens al jaren gewend.”

Geen mededelingen
De Katholieke Bijbelstichting wil nog geen mededelingen doen over het tijdstip waarop besloten wordt het verzoek van Van den Brink in te willigen. Ph. van Heusden, waarnemend directeur van de KBS, zegt desgevraagd dat het veel tijd kost om een afgewogen standpunt in te nemen: „De KBS heeft te maken met een bestuur, een adviescollege, en is bovendien samen met het NBG betrokken bij de NBV. Dat vraagt zorgvuldigheid. We blijven in gesprek.”

De uitgave van een Willibrord zonder noten en aantekeningen is overigens volgens Van Heusden niet uitzonderlijk. „De gedachte van een 'evangelische' bijbelvertaling, zoals in de pers is gesuggereerd, is dan ook niet correct. Het gaat om een editie van de Bijbel in de Willibrord-vertaling ten dienste van de evangelische kerken. Maar de Willibrord heeft ook veel waardering gekregen buiten de Katholieke Kerk, bij hervormden of gereformeerden. Ik denk dat een bijbelvertaling ook dwars door alle confessies heengaat. Elke bijbelvertaling heeft tijd nodig om te landen. Het is uiteindelijk de markt, de consument, die bepaalt welke Bijbel gebruikt zal worden. De geschiedenis van de laatste twintig tot dertig jaar leert dat bijbelvertalingen vertalingen zijn die erbij komen.”