Kerkelijk Leven5 november 1999

Nederlanders positief over toekomst

Door J. R. A. Dekker
HILVERSUM – Ruim eenderde (36 procent) van de Nederlandse bevolking is zeer positief over de toekomst. Ongeveer de helft (49 procent) is enigszins positief en een kleine groep (9 procent) is negatief. Driekwart (76 procent) van de bevolking denkt dat door gebrek aan normen en waarden de mens steeds meer individualistisch en egoïstisch zal worden. EO-leden zien op dit punt een belangrijke taak voor de kerken weggelegd. Ze achten het bevorderen van de terugkeer van normen en waarden zelfs de belangrijkste opdracht voor de kerk in de komende tien jaar.

Dit blijkt uit een telefonische enquête die de Evangelische Omroep heeft laten uitvoeren. Het onderzoek, dat wil peilen wat de verwachtingen zijn voor het komende millennium, valt in twee delen uiteen: 1. een enquête onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder en 2. een onderzoek onder de EO-leden.

Enquête Nederlanders
Op de vraag in welke mate de wereld in de komende jaren te maken zal krijgen met een aantal problemen, is het vaakst geweld en criminaliteit genoemd. Van de 613 enquêtedeelnemers denkt 92 procent dat de wereld heel veel of veel met dat probleem te maken zal krijgen. Het zijn vooral de vrouwen (95 procent) en de ouderen (95 procent) die dit genoemd hebben. Op de tweede plaats komt de kloof tussen arm en rijk (84 procent), gevolgd door materialisme (82 pocent) en milieuproblemen (81 procent).

De meerderheid (65 procent) meent dat de techniek in de toekomst een oplossing zal bieden voor de meeste huidige problemen, en eveneens een meerderheid (59 procent) denkt dat de toenemende communicatiemogelijkheden zoals internet de mensen dichter bij elkaar brengen. Men is minder optimistisch wat betreft het optreden van een grotere verdraagzaamheid door het naar elkaar toegroeien van allerlei religies. Ongeveer eenderde (35 procent) meent dat dit zal gebeuren.

Driekwart (76 procent) van de mensen denkt dat door gebrek aan normen en waarden de mens steeds meer individualistisch en egoïstisch zal worden. Iets meer dan de helft (53 procent) van de ondervraagden denkt dat, doordat alle waarde in geld uitgedrukt zal worden, er weinig plaats meer zal zijn voor het zwakke, zieke en hulpbehoevende. De helft van de mensen meent dat steeds meer mensen moeite zullen hebben om een doel in het leven te vinden.

Er is een opvallend verschil tussen de toekomstverwachtingen van jongeren en de ouderen. De jongeren zijn veel optimistischer als het gaat om de positieve bijdragen van de techniek en internet en zijn minder pessimistisch.

De respondenten kregen vijf uitspraken voorgelegd die betrekking hadden op de opvattingen over religie. De uitspraak „Het geeft niet welke religie men aanhangt, als het de mens maar gelukkig maakt”, kreeg de meeste instemming van de ondervraagden: 88 procent is het er helemaal of grotendeels mee eens. Dat de mensheid niet zonder een vorm van religie kan, vindt 57 procent, terwijl 72 procent denkt dat er meer is tussen hemel en aarde dan het zichtbare. Van de ondervraagden beaamt 62 procent de stelling dat de tien geboden een noodzakelijke basis zijn voor een goede omgang met elkaar en vindt 45 procent dat het christendom een belangrijke bijdrage kan leveren aan een betere toekomst.

Als belangrijkste mogelijke taken van de christelijke kerk zijn genoemd: het bieden van hulp aan mensen in de directe omgeving (87 procent), verdraagzaamheid bevorderen (78 procent), aandacht hebben voor problemen van jongeren in de samenleving (73 procent) en het inspannen voor de terugkeer van normen en waarden (71 procent). Op politieke actie van de kerk zitten maar weinig Nederlanders te wachten (15 procent).

Gevraagd naar wat de kern is van het christelijk geloof antwoordt 34 procent naastenliefde, terwijl 30 procent geen antwoord weet te geven. Dat de kern van het geloof bestaat in het houden aan gebruiken en plichten denkt 5 procent. Eenzelfde percentage geeft als antwoord dat de persoonlijke relatie met God de kern vormt; 3 procent zegt: Jezus volgen.

Uit de enquête blijkt dat diegenen die meer over levensbeschouwelijke zaken willen weten dat het liefst doen door erover te lezen (62 procent), gevolgd door het meemaken van een dienst of bijeenkomst (28 procent), via radio of tv (28 procent), via persoonlijk contact (21 procent), deelnemen aan een discussiegroep (15 procent) en ten slotte door het bijwonen van een cursus (6 procent).

Enquête EO-leden
Bij de enquête die de EO onder haar eigen leden heeft gehouden, zijn in totaal 460 zogenaamde geslaagde telefoongesprekken gevoerd; 355 EO-leden weigerden aan het onderzoek mee te doen.

Van de groep ondervraagde EO-leden blijkt 29 procent zich te rekenen tot de groep ”bevindelijk gereformeerd”, 38 procent behoort tot de groep ”overig gereformeerd/hervormd” en 23 procent zegt tot een evangelisch kerkverband te behoren. De twee andere groepen ”overig protestants of rooms-katholiek” (7 procent) en ”anders of geen kerkgenootschap” (3 procent) zijn veel kleiner van omvang.

Tot de bevindelijk gereformeerden rekent de EO: hervormden (Gereformeerde Bond, 19 procent), christelijke gereformeerden (8 procent) en leden van de (Oud) Gereformeerde Gemeenten (2 procent). ”Overig gereformeerd/ hervormd” zijn de hervormden (niet-Gereformeerde Bond, 12 procent), gereformeerden (12 procent), Samen op Weg (2 procent), gereformeerd vrijgemaakten (9 procent) en Nederlands gereformeerden (3 procent). Tot de evangelischen worden gerekend: Vergadering van Gelovigen (1 procent), baptistengemeenten (6 procent), vrije evangelische gemeenten (2 procent), pinkster- of volle evangelie gemeenten (5 procent) en evangelische gemeenten (9 procent).

Bijna eenderde van de EO-leden geeft aan enkele keren per week een kerk of gemeente te bezoeken. Iets meer dan de helft doet dat één keer per week. Zo'n driekwart zegt vrijwel elke dag in de Bijbel te lezen. Daarbij zijn er nauwelijks verschillen tussen mannen en vrouwen. Naarmate men ouder is, wordt er vaker dagelijks in de Bijbel gelezen.

Het merendeel (86 procent) geeft aan vrijwel elke dag te bidden. Er zijn op dit punt weinig verschillen tussen mannen en vrouwen. Leeftijd speelt wel een rol, in die zin dat jongeren minder regelmatig blijken te bidden.

Van de ondervraagden zegt 22 procent vaak met niet-christenen over het geloof te praten, 66 procent doet dat een enkele keer en 13 procent zegt dat nooit te doen.

Inconsequent
Van de EO-leden is 45 procent het eens met de uitspraak „Gods liefde is zo groot dat Hij geen mensen verloren zal laten gaan.” Van de jongeren (15-29) is slechts 33 procent het met deze uitspraak eens, terwijl in de twee andere leeftijdsgroepen (30-49 en 50+) dit percentage op 47 procent ligt. De kerkelijke richting blijkt bij het antwoord op deze vraag een belangrijke rol te spelen: van de groep overig gereformeerd/hervormd is 49 procent het met deze uitspraak eens, van de groep bevindelijk gereformeerden 42 procent en van de groep met een evangelische achtergrond slechts 34 procent.

Opvallend is echter dat op de uitspraak „Alleen wie zich bekeert tot Jezus zal eeuwig leven” door ruim driekwart (79 procent) van de EO-leden instemmend wordt gereageerd. Dat duidt erop dat sommigen van de ondervraagden zowel de eerste (Gods liefde is zo groot dat...) als de tweede stelling (Alleen wie zich...) onderschrijven.

Op de uitspraak „Alleen wie zich bekeert tot Jezus zal eeuwig leven” wordt naarmate men ouder is minder vaak instemmend gereageerd. Van de mensen die tot een evangelisch kerkgenootschap behoren, zegt 95 procent het helemaal of grotendeels met deze uitspraak eens te zijn; bij de bevindelijk gereformeerden is dat 89 procent en bij de groep overig gereformeerd/hervormd 72 procent.

Wederkomst
Het overgrote deel (95 procent) van de EO-leden zegt in de door de Bijbel beloofde wederkomst van Jezus te geloven. Wat kerkelijke richting betreft, is er nauwelijks verschil tussen de bevindelijk gereformeerden (98 procent) en de leden met evangelische oriëntatie (99 procent). In de groep overig gereformeerd/hervormd blijkt het percentage dat gelooft in de wederkomst van Jezus iets lager te liggen (94 procent).

Ten aanzien van de verwachtingen over de wederkomst van Jezus werd de respondenten een aantal uitspraken voorgelegd. Bij de reactie hierop blijkt vooral de kerkelijke richting een rol te spelen.

Bevindelijk gereformeerden zijn het relatief vaak eens met de uitspraken:

– „Ik geloof dat er zware tijden zullen aanbreken voordat Jezus terugkomt” (92 procent; overige geref./herv.: 79 procent; evang.: 80 procent)

– „De wederkomst van Christus is vooral symbolisch bedoeld” (13 procent; overige geref./herv.: 7 procent; evang.: 1 procent).

Mensen die behoren tot de groep ”overige gereformeerden/hervormden” zijn het relatief vaak eens met de uitspraak: „De wederkomst van Christus kan best nog honderden jaren op zich laten wachten” (73 procent; bev. geref.: 67 procent; evang.: 31 procent).

Staat Israël
Mensen van een evangelisch kerkgenootschap zijn het relatief vaak eens met de uitspraken:

– „Ik geloof dat de vele natuurrampen en oorlogen van de laatste tijd duidelijke aanwijzingen zijn voor een spoedige wederkomst van Christus” (81 procent; bev. geref.: 70 procent; overige geref./herv.: 56 procent).

– „In mijn kerk of gemeente wordt geregeld over de wederkomst van Christus gepreekt” (71 procent; bev. geref.: 65 procent; overige geref./herv.: 60 procent).

– „Ik geloof dat de ontwikkelingen rond het bestaan van de staat Israël een duidelijke aanwijzing zijn voor een spoedige wederkomst van Christus” (81 procent; bev. geref.: 55 procent; overige geref./herv.: 41 procent).

–„Ik acht de kans groot dat de wederkomst van Christus nog tijdens mijn leven plaatsheeft” (53 procent; bev. geref.: 23 procent; overige geref./herv.: 21 procent).

De respondenten is een aantal opdrachten genoemd waaraan de kerk van Christus de komende tien jaar zou moeten voldoen.

Bevindelijk gereformeerden geven de prioriteit aan de terugkeer van normen en waarden, gevolgd door het bevorderen van zending, evangelisatie en aandacht voor jongeren.

De groep ”overig gereformeerd/hervormd” kent tevens de meeste waarde toe aan de terugkeer van normen en waarden. Ze laten dit volgen door aandacht voor jongeren, bevorderen van zending en evangelisatie en het lenigen van concrete nood.

Evangelischen vinden het bevorderen van zending het belangrijkst, gevolgd door aandacht voor jongeren, evangelisatie en de terugkeer van normen en waarden.