Kerkelijk Leven 21 oktober 1999

„In Israël vermenigvuldigen de gedachten zich in mij”

Verwachting, ook voor deze aarde

Door J. M. D. de Heer
WADDINXVEEN – De wolf en het lam, de koe en de berin, het kind en de adder, ze zullen in vrede met elkaar leven. Een symbool voor het hemelleven? Deze uitleg van Jesaja 11 is voor drs. M. van Campen te mager. „Het uitsluitend vergeestelijken van oudtestamentische beloften, zonder een concrete vervulling in deze tijd, kán voor mij niet meer.” Aan de andere kant heeft hij net zo veel moeite met het chiliasme. „Ik sluit weinig uit, maar moet vaak veel openlaten.”

De docent kerkgeschiedenis aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) houdt zich al jaren bezig met de toekomstverwachting. Hij bereidt een proefschrift voor over de verhouding tussen kerk en Israël in de zeventiende en achttiende eeuw. „De liefde tot het Joodse volk is eigenlijk al vanaf mijn jeugd meegegaan. Grootmoeder zei altijd: „Denk eraan: Het Joodse volk is Gods oogappel. In mijn jeugd preekte ds. L. Trouwborst, bijna als enige gereformeerdebondspredikant, over het concrete Israël, zonder de beloften voor het Joodse volk direct te vergeestelijken.”

Voor zijn persoonlijke levensvragen wist ds. Van Campen zich „geworpen op Calvijn. Ik probeerde ook zijn visie op de toekomst tot de mijne te maken. Maar dat werd een teleurstelling. Calvijn verwacht op grond van Romeinen 9 tot 11 wel iets van bekering van Joden, maar die wordt beperkt door de uitverkiezing. Geen nationale bekering dus. En de landbeloften uit het Oude Testament legt hij symbolisch uit, als afbeelding van de hemelse heerlijkheid. Voor Calvijn ging het in de profetieën van het Oude Testament ten diepste om het geestelijke rijk, de Kerk van Christus.”

Stap verder
Het waren vooral de mannen van de Nadere Reformatie die de hervormde predikant een stap verder brachten. „Voetius zegt bij de uitleg van Romeinen 11 uitdrukkelijk dat hij niet met Calvijn meegaat. Over de bekering van het Joodse volk hield hij aan de Utrechtse academie daarom een aparte disputatie. Koelman op zijn beurt neemt weer afstand van zijn „grote leermeester” Voetius. Hij verwacht ook de terugkeer van het Joodse volk naar zijn land, de vervulling van de landbelofte en een zegenrijke tijd voor de volkeren als vrucht van de bekering der Joden.

Juist datzelfde Romeinen 11 werd voor drs. Van Campen een sleutel voor het verstaan van het Oude Testament. „Als Paulus schrijft over het geheimenis, de bekering van Israël, verwijst hij naar Jesaja en Jeremia. Wij zouden zeggen: Die profetieën zijn in Christus vervuld. Paulus wíst heel goed dat het Oude Testament zijn principiële vervulling in Jezus Christus heeft. Maar daarmee blijft de profetie van kracht. Dit profetische perspectief biedt ruimte voor meer dan één vervulling.”

Ook Efeze 2 en 3 werden scharnieren voor de uitleg van profetieën. „De gemeente Gods is, dankzij het werk van Christus, mede-erfgenaam geworden van de beloften. Concreet betekent dit dat je bijvoorbeeld het gezicht van de dorre doodsbeenderen uit Ezechiël 37 op de levendmaking van een zondaar mag betrekken. Niets op tegen. Maar, en dat is in de afgelopen eeuwen vaak vergeten, als je mede-erfgenaam bent, is er ook een eerste erfgenaam. En dat is Israël. Dus ziet Ezechiël 37 in de eerste plaats op het herstel van het Joodse volk. En in de tweede plaats, dankzij Christus, op Zijn gemeente. In de voetsporen van Calvijn is vaak de sprong gemaakt van de gemeente naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waardoor Israël buiten boord viel.”

Tijdpad
Deze benadering vanuit het profetische perspectief maakt tevens duidelijk waar de insteek van de docent in Ede niet ligt. „Ik vind het heel moeilijk om vanuit Openbaring 20 mijn gedachten te vormen. Al heel wat chiliastische toekomstplaatjes heb ik gelezen, inclusief een tijdpad. Ze kwamen allemaal niet uit. De puriteinen in de zeventiende eeuw dachten reeds dat het einde spoedig zou aanbreken. Maar dit kwam niet.”

Het is drs. Van Campen ook opgevallen dat chiliasten hun toekomstplaatje doorgaans samenstellen door een combinatie van bijbelteksten. „In het schema van Openbaring 20 worden talrijke profetieën ingepast over hoe het vrederijk eruit zal zien. Dat gaat mij te ver. Maar ook met de chiliastische gedachte van een dubbele wederkomst van Christus heb ik veel moeite. In Zijn rede over de toekomst heeft Christus daar zelfs niet over gerept. Dat is tekenend.”

Vrederijk
Voor ds. Van Campen is wel duidelijk dat het duizendjarig vrederijk, hoe lang deze periode in werkelijkheid ook zal duren, niet al gepasseerd is. „Er is geen enkele periode in de geschiedenis waarin de macht van de satan werkelijk gebroken was. Er ligt daarom nog een heilvolle periode in het verschiet, waarin het herstel van Israël gepaard zal gaan met zegen voor kerk en wereld. Dat is voor mij een geweldige ontdekking geweest. Ik geef eerlijk toe dat ik, vanuit Romeinen 11, artikel 37 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wat aanvul. De hemelse verwachting is er, maar er is, voorafgaande aan de wederkomst, ook verwachting voor een bloeitijd op aarde.”

Niet graag sluit de Waddinxveense predikant een letterlijke vervulling van het boek Openbaring uit. „Maar het is mij niet gegeven om een toekomstplaatje samen te stellen. De geschiedenis laat de ontsporingen op dit punt overduidelijk zien. Ik denk dat het ons geboden is ons vertrekpunt te zoeken in duidelijke zaken en verborgenheden in Gods wijze raad te laten rusten.”

Ds. Van Campen is zich terdege bewust dat hij „fikse vragen” onbeantwoord laat. „Ik verwacht heel veel van de toekomst, ook wat bijvorbeeld Ezechiël 40-48 betreft, maar ik kan deze hoofdstukken niet invullen. Hoe zit het met het offer uit hoofdstuk 45 in verhouding tot het volbrachte offerwerk van Christus? Zulke vragen laat ik open.”

„Als ik in Israël ben, vermenigvuldigen de gedachten zich in mij. Voor mezelf geloof ik dat Christus op de Olijfberg zal terugkomen. Als ik dan hoor dat geologen de regering van Israël hebben gewaarschuwd dat er onder de Olijfberg een breuk in de aardkost zit, dat er aardbevingen te verwachten zijn, dan komt het splijten van de Olijfberg, waarover de profeet Zacharia sprak, onvermijdelijk in m'n gedachten. Maar ik denk het alleen maar, ik heb er geen helderheid in, zal het daarom niet vanaf de preekstoel verkondigen.”

Een halve
Tot ergernis van chiliasten om me heen, die me een halve noemen, laat ik veel open. Op mijn beurt denk ik: Waarom hebben velen zo weinig respect voor het belangrijkste, voor wat Christus zei: „Van die dag en die ure weet niemand.” De wederkomst is niet te berekenen, maar wel moeten we ermee rekenen, we moeten bereid zijn, waakzaam zijn.”

Dit is het derde artikel en laatste artikel in een serie over eschatologie, de leer van de laatste dingen.

Vorige afleveringen:
De hemel en de aarde verenigd

De Openbaring als troostboek