Kerkelijk Leven24 september 1999

Kloof tussen bijbelse boodschap en moderne mens

De ambtsdrager en de
evangelische beweging

Door ds. A. Beens
Woorden die jaren-, soms zelfs eeuwenlang een bepaalde betekenis hebben gehad, kunnen in een veranderingsproces worden opgenomen en een andere betekenis krijgen. De betekenis van een woord hangt af van de manier waarop men het gebruikt en van de samenhang waarin men het bezigt. Zo was het begrip ”evangelisch” aanvankelijk identiek met ”reformatorisch” of ”protestants”. De evangelische kerken waren, in onderscheiding van de rooms-katholieke, de kerken van de Reformatie. Eigenlijk was toen ”evangelisch” gelijk aan ”reformatorisch”. In deze tijd wordt het woord ”evangelisch” in allerlei nieuwe verbindingen gebruikt. Er is een onderscheid.

Ik noem enkele voorbeelden: we kennen de Evangelische Omroep, de Evangelische Hogeschool, de Evangelische Alliantie. Het zijn protestanten, maar niet alle protestanten vallen eronder. Wij zijn immers ook gaan spreken van ”reformatorisch” en ”reformatorischen” en daarmee is een onderscheid aangebracht met de ”evangelischen”. Het is dus niet allemaal zo eenvoudig en eenduidig. Een mens zou er soms een beetje raar van worden, al die onderscheidingen en al die verschillen. En, zeggen sommigen, maakt dat nu allemaal echt wel zo veel uit? Reformatorisch of evangelisch?

Bakens verzet
Een klein stapje terug nu in de recente geschiedenis; naar de tijd direct na de Tweede Wereldoorlog. In allerlei opzicht blijken dan de bakens verzet te zijn. Niet de wederkeer van kerk en volk tot God is aan de orde, al bedoelt de opkomende apostolaatstheologie die wel te stimuleren en mogelijk ook te bewerkstelligen. Nee, de decennia na de oorlog worden gekenmerkt door een steeds versnellende secularisatie en de daarmee gepaard gaande ontkerkelijking. Ook en juist in de kerken zelf manifesteren zich toenemende verwereldlijking en wereldgelijkvormigheid. De moderne theologie, tot en met de God-is-dood-theologie toe, doet haar vernietigende werk. Politiek en sociologie en economische vraagstukken gaan de agenda's van de synoden beheersen en preken vullen. Met slechts één gevolg: kerken worden al maar leger.

Weinig –nu generaliseer ik overigens– wordt meer gesproken over wedergeboorte, persoonlijke bekering en geloof, heiliging etc. Vele gelovigen kunnen zich daar echter niet in vinden en keren zich van de gevestigde kerken af, waar het klimaat koud en kil is geworden. De zogeheten vrije groepen maken een periode van groei mee. Daar zoekt en vindt men weer warmte, spiritualiteit, enthousiasme, geborgenheid, belangstelling. Pinksterbeweging en charismatische beweging manifesteren zich steeds nadrukkelijker. Nieuwe zendingsactiviteiten bloeien op, met name in de geloofszending. Vooral ook jongeren weten zich aangesproken: Youth for Christ, Navigators, Jeugd met een Opdracht, Teen Challenge, zij weten vele jonge mensen te begeesteren. Wij denken hierbij zeker ook aan het fenomeen van de EO-jongerendag. Vele van de genoemde namen geven een Angelsaksische achtergrond en oorsprong weer. Het begrip ”evangelisch” wordt langzamerhand een algemeen bekende en aanvaarde term.

Theologiseren
Wat is de inhoud van het evangelische denken? Waar staan evangelischen voor? Wat leren zij? Nu is het verre van eenvoudig om over ”evangelische theologie” te spreken. Theologiseren is lange tijd onder evangelischen min of meer verdacht geweest. Men verweet immers de kerken een overdosis aan rede en denken, een rationalisering van het geloof die juist leidde tot de uittocht van velen uit de kerken. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de stemmen die pleiten voor een gedegen doordenking en onderbouwing van het evangelische gedachtegoed in eigen kring steeds luider klinken en ook gehoord worden.

Er zijn echter bepaalde kenmerken die alle evangelicals –wereldwijd kunnen zij onderling sterk verschillen– toch gemeenschappelijk hebben. Dat zijn er drie: 1. De onvoorwaardelijke aanvaarding van de Heilige Schrift als het gezaghebbende Woord van God aan ons. 2. De persoonlijke geloofsband met Jezus Christus door het werk van de Heilige Geest. Op dat laatste wordt sterke nadruk gelegd. 3. Grote nadruk op de missionaire taak van alle gelovigen. Wij moeten wel bedenken dat met deze drie karakteristieke kenmerken van de evangelischen nog lang niet alles is gezegd en zeker het laatste woord niet. Wij kennen allen de problematiek van schitterende en prachtige formules, die vervolgens totaal verschillend worden geïnterpreteerd.

Drie sola's
Een aantal jaren geleden is door het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond een nota uitgegeven met de titel: ”Gereformeerd en Evangelisch”, een oproep tot een dialoog. Deze nota was neerslag van beraad over de verhouding tussen gereformeerden en evangelischen.

De genoemde nota signaleert de kerkverlating in de richting van de evangelische groeperingen. Naast verhorizontaliseerde prediking, noemt zij ook verstarring en verdorring in de kerken als oorzaak van deze uitstroom. Het eigenlijke van het gereformeerd-zijn is vertolkt in de ”sola's” van de Reformatie: Sola Scriptura, Sola Fide, Sola Gratia. Uiteraard komen hierbij de betekenis en de functie van de belijdenisgeschriften aan de orde. Een punt waarop zich een diepe kloof tussen evangelischen en gereformeerden manifesteert.

Gereformeerd denken en gereformeerd-zijn betekent dat men de functie van spreekregel die de belijdenis heeft, waardeert en praktiseert. Zo is er ook alle aandacht voor het genadekarakter van het geloof tegenover het remonstrantisme, dat de uitverkiezing loochent en de vrije wil van de mens propageert. Sterke nadruk ontvangt ook het gegeven –naar analogie van Calvijn– dat de onzichtbare kerk telkens weer in de zichtbaarheid treedt. Zij is herkenbaar.

Nooit zal men kunnen zeggen dat buiten de institutaire kerk geen oprecht geloof wordt gevonden. Die mogelijkheid moet steeds worden opengehouden, sterker nog, de realiteit wijst het uit. Hier echter wreekt zich menigmaal het ontbreken van en de afkeer van de ”doctrina”, de leer der kerk, de leer van de Heilige Schrift. Dat manco en die aversie zet de deur open voor allerlei dwaling en ontaarding, omdat vaak de normering aan de Schrift en ook aan een confessie ontbreekt. Schrikwekkend voorbeeld vormt in dezen nog altijd de wederdoperij die wij kennen uit de geschiedenis, althans de sektarische vorm daarvan. Hoe gemakkelijk vervaagt het onderscheid tussen de Heilige Geest en de menselijke geest, en tot welke weerzinwekkende toestanden dat leidt heeft ons de historie in tal van vormen duidelijk gemaakt. Er ontstaat zo gemakkelijk een gebrek aan gestructureerd, bijbels genormeerd geloofsleven. En omdat een akkoord van kerkelijke gemeenschap ontbreekt, wordt een evangelische gemeente snel een eiland op zichzelf met alle ongewenste ontwikkelingen van dien.

Zo is er intussen duidelijk een aantal punten van diepgaand verschil tussen gereformeerden en evangelischen. De wegen gaan uiteen ten aanzien van de verkiezing, het verbond en daarom ook ten aanzien van de kinderdoop. De nota van de Gereformeerde Bond gebruikt hier krachtige woorden: „Met de verwerping van de kinderdoop staat of valt de hele leer van het verbond.” En: „Juist ook het verbond, zoals dat in de Schrift wordt beleden en in de belijdenissen van de kerk wordt uitgezegd en uitgewerkt, behoort tot het wezenlijke van het christelijk geloof.” Zelfs wordt het verwerpen van de kinderdoop „een zonde tegen de Heilige Geest” genoemd. Wat nog meer te zeggen? Belangrijk is ook de gerichtheid op het Woord van het geestelijk leven naar de belijdenis, zoals dat opkomt uit de genade van God. Dat is de doodsteek voor alle triomfalisme van de bekeerde en gelovige mens, de ”born again”. Gereformeerd-zijn is ook Paulinisch leven, denken, worstelen; niet het minst met de macht van het vlees, de inwonende zonde (vgl. Romeinen 7:14).

Hand in eigen boezem
Het noemen van de verscheidene punten waarop gereformeerden en evangelischen verschillen, het vasthouden vervolgens aan de gereformeerde doctrina, zoals vertolkt in de sola's van de Reformatie, mag ons de ogen niet doen sluiten voor de gebreken in de kerken en het kerkelijke leven. Slaan wij een blik naar binnen in dat kerkelijke leven, wie wordt daarvan vandaag nog vrolijk? Ik bedoel geenszins het goede dat gevonden wordt te verachten of te bagatelliseren. Maar er is alle reden tot zelfonderzoek en zelfkritiek.

Ik noem een aantal dingen. Wijzen evangelischen in het algemeen met klem de kinderdoop af, niet zelden is in de kerken van de gereformeerde gezindte sprake van een onderwaardering van de kinderdoop op allerlei manieren. Men verstaat de rijkdom daarvan niet of nauwelijks. Ik ben ervan overtuigd dat wij hier een manco hebben dat door de voorstanders van de volwassendoop gretig wordt uitgebuit. Ik noem vervolgens een groot gebrek aan het onbevangen getuigen van de genade Gods en het vrijmoedig spreken over het geloof en vanuit het geloof. Geen wonder dat jonge mensen wezenlijke dingen kunnen gaan missen: het levende voorbeeld en de warmte van het levende getuigenis.

Vaak stolt bevinding tot bevindelijkheid en kwalijke gemoedelijkheid: het subjectieve element van het geloofsleven wordt tot object. De bevinding stremt in beschrijving en ontaardt niet zelden in allerlei voorschrijven van wegen en ontwerpen van voorschriften waarbij telkens nieuwe verscherpingen optreden. En de onderlinge liefde? Die beperkt zich nogal eens tot de eigen groep binnen de gemeente en dat is geen privilege van rechterflanken van gemeenten, de linkerstrook kan er soms ook wat van.

Het een en ander heeft ook het nodige te maken met de prediking. Als wij zeggen zo te verlangen naar de doorwerking van de Heilige Geest, hoe preken wij dan? Belijden wij ook het Sola Scriptura, de ganse Heilige Schrift? Of beperken wij ons tot een redelijke exegese, een oproep tot geloof en dat is het dan? En laten wij mensen die met de toeëigening van het heil zitten, maar aanmodderen? Soms met te zeggen dat waar het Woord is de Geest automatisch ook werkt.

Tussenbalans
Het is goed om een ogenblik nu het geheel wat te overzien en samen te vatten. Gereformeerd en evangelisch, zijn dat twee vijanden van elkaar? De nota van de Gereformeerde Bond bepleitte destijds de dialoog, het gesprek om zodoende eigenheden te verduidelijken en elkaar te dienen en mogelijk een soort van kruisbestuiving tot stand te brengen. Voorwaar, een hooggestemde gedachte en op zichzelf allerminst verwerpelijk.

Maar wij moeten wel eerlijk blijven, de verschillen niet nodeloos aanscherpen, ze echter ook niet verdoezelen. Er is veel gemeenschappelijks. Het samen willen buigen voor de Schrift, het overtuigd zijn van de noodzakelijkheid van wedergeboorte door de Heilige Geest. Er is gemeenschap in de oproep tot heiliging van het leven. We delen de diepe verontrusting over de ontzagwekkende gevolgen van de secularisatie en de geestelijke en zedelijke kaalslag die onder ons volk zodoende heeft plaatsgegrepen. Diverse samenwerkingsverbanden zijn vanuit die grote zorg ontstaan: de EO en de EH en vele andere. Ik denk ook dat er aan beide zijden een verlangen is naar een geestelijke opwekking en de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat dat verlangen er bij evangelischen eerder was dan bij velen in de kerken.

Maar de verschillen liegen er niet om. Ten diepste raken die de radicaliteit van de zonde en die van de genade in de samenhang met het arminianisme dat als een zuurdesem heel de evangelische beweging doortrekt. Met deze zin is heel veel gezegd. Het is meer dan een accentverschil als ik zeg: God doet het helemaal, een mens zalig maken, of als ik zeg: ik word uit genade zalig maar ik moet het wel zelf willen en Jezus kan niets voor je doen als je het zelf niet wilt. Ik vind dat niet alleen ongereformeerd, ik vind dat volstrekt onbijbels en het zoveelste voorbeeld van sektarisch omgaan met de Schrift: het uitvergroten van een op zichzelf bijbels gegeven –de verantwoordelijkheid van de mens en het appèl op diens wil– tot een wanstaltige ketterij.

Hier peilt het evangelisch denken zo ondiep in de radicaliteit van het verderf en de schuld van de mens tegenover God. En deze kwestie staat niet geïsoleerd maar doortrekt allerlei andere delen, zij keert ook terug in de discussies over verbond en doop. Telkens weer spitsen de dingen zich toe op de vraag: wie doet het ten slotte, God of de mens? Altijd weer is mij althans in discussies over deze dingen gebleken dat wij ver van elkaar verwijderd waren en dat het water diep was, zo niet te diep.

We stellen deze dingen niet parmantig of uit de hoogte maar we poneren ze veeleer met beschaamde kaken, omdat –en dan druk ik mij heel erg menselijk uit– wij van de ”pura doctrina” zo verschrikkelijk weinig gemaakt hebben en verstaan. Maar het is een vreemde ”move” om –zoals sommigen doen– daarvan de gereformeerde leer zelve de schuld te geven. En het is maar zeer de vraag of de remedie gezocht moet worden –zoals bepleit door anderen– in grotere nadruk op de gaven van de Geest. Dat zouden wij namelijk kunnen leren van de evangelischen. Ik acht dat niet anders dan symptoombestrijding terwijl de kwaal niet wordt aangepakt en genezen. Herstel van de kerk en het geestelijk en gemeentelijk leven is veeleer te verwachten van de prediking van de gezonde, zuivere en gezond makende leer van de Schrift, zoals ook vertolkt in de confessie, dan van het lichtelijk modisch drijven van Geestesgaven, gaventests enz.

Er wordt heden veel gesproken en geschreven over de boodschap en de kloof en iedereen heeft het dan ineens over zo'n thema en iedereen vindt ineens dat zo'n kloof er is. Maar waar is de nuchterheid gebleven? Alsof de kloof er niet altijd is geweest! Inderdaad, de kloof vertoont vandaag de dag een eigen gedaante en heeft wellicht een eigen karakter. Maar zouden Paulus en Petrus en Luther en Calvijn die niet gekend hebben? Je wordt toch niet voor een bagatel uit je stad en gemeente verbannen zoals het Calvijn overkwam... Houden wij eigenlijk wel echt rekening met de natuurlijke vijandschap van ieder mens tegen God en Zijn Gezalfde, ook die waarvan men zich misschien niet eens bewust is? En moet die niet ontmaskerd worden, in plaats van weggemasseerd met allerlei optimistische visies op een mens die een vrije wil ten goede heeft?

Laten wij ook niet denken dat de kloof overbrugd wordt door steeds kortere preekjes en leuke bedenksels om de dienst aantrekkelijk te maken of taalgebruik bij het infantiele af. Men moet eens gaan vragen in al die kerken en gemeenten die met zulke dingen allang geëxperimenteerd hebben en informeren wat dat allemaal opgeleverd heeft. Maar nee, wij gaan alle wielen weer opnieuw uitvinden!

Als het gaat om de vraag of de gaven van de Geest weer veel meer centraal zouden moeten komen te staan, dan moeten we eens nadenken over de reden waarom Paulus toch rijkelijk beducht was voor Korinthische toestanden. Voor de ontkoppeling van Woord en Geest en waarom hij zo'n nadruk legt op het spreken van woorden „met het verstand.” Hij pleit voor verstaanbaar spreken in plaats van duizend woorden die niemand begrijpen kan zonder uitleg. Is dat geen pleidooi voor prediking, nuchter, diep, maar wel verstaanbaar, in eigentijdse taal? En spelen de gaven van de Geest nu zo'n overduidelijk en centrale rol in het geheel van het Nieuwe Testament dat we ons daarop ineens met man en macht moeten richten? Wordt het inderdaad niet een zoveelste mode totdat ook die weer wegebt?

Voorbeeld
In bepaalde opzichten zijn evangelischen ons ten voorbeeld: lezen van de Bijbel, stille tijd voor gebed, aandacht voor elkaar, bewogenheid met onze naaste in zijn of haar ellende, soms een heel sobere levensstijl, aandacht voor het werk van de Heilige Geest. Omgekeerd is er de laatste tijd in delen van de evangelische beweging zorg over het eigen innerlijk gehalte van denken en leven, een herwaardering van kerk en traditie, confessie en geschiedenis. Ik denk daarbij met name aan de interesse in het Puritanisme, in mannen als Whitefield en Edwards. In ieder geval dringt de wetenschap door dat je als beweging niet kunt leven van gevoelens en emoties alleen, maar ook structuur nodig hebt om de strijd met het voortgaan van de tijd aan de kunnen, zoals de kerk die strijd al tweeduizend jaar voert als historische grootheid.

Wij hebben als ambtsdragers voornamelijk met het evangelische doen te maken als weer eens een gezin afhaakt en overstapt, als mensen zich laten overdopen. Of als wij op huisbezoek geconfronteerd worden met twijfels over het rechtmatige van de kinderdoop of met klachten over koude en kilte in de gemeente die „ook veel te groot is.” Het is lang niet altijd gemakkelijk om een antwoord te hebben en mensen de weg te wijzen. Vaak is men al op een bepaalde manier bevooroordeeld geraakt en voel je dat een losmakingsproces gaande is.

Handreiking
Ik wil proberen een aantal handreikingen te doen.

1. Maak voor alle dingen u eigen waarom u eigenlijk gereformeerd bent. Geef u rekenschap van onze eigen erfenis, ons nagelaten in de Reformatie en laten we daarbij ook niet aan de Nadere Reformatie voorbijzien. Waarom baseren wij ons op die drie sola's van de Reformatie? Dat wil niet zeggen dat wij het waardevolle bij anderen miskennen maar je moet altijd eerst je eigen bagage kennen, of leren kennen! Stel altijd in uw werk de Bijbel centraal. Dat lijkt op het intrappen van de beruchte open deur, maar is het niet. Het betekent ook niet dat u zich, op een huisbezoek bijvoorbeeld, niet moet inleven in leef- en denkwereld van degene bij wie u bent. Maar neem niet uw uitgangspunt in menselijke religieuze ervaring om dan ten slotte nog bij een bijbelgedeelte of bij Jezus Christus uit te komen. „Evangelische christenen onderschrijven in theorie van harte het Sola Scriptura (de Schrift alleen), maar in de praktijk doet de menselijke ervaring een heel grote duit in het zakje. De vragen naar „praktische toepasbaarheid” en naar „of het mij raakt” fungeren heel gemakkelijk als filter waardoor de bijbeltekst gezeefd wordt.” Trouwens, dat is niet alleen bij evangelische mensen het geval. Het lijkt wel een virus dat alom om zich heen grijpt. In ieder geval: ken uw Bijbel! Niet om strijk en zet bijbelteksten te citeren maar om de Schrift in haar innerlijke samenhang te verstaan. Het gaat om echt gewone bijbelkennis.

2. Ken de kerkgeschiedenis. U kent dan ook voor een groot deel uw eigen tijd, aangezien er in de regel weinig tot niets nieuws onder de zon is. Maar versta uw eigen tijd wel en weet wat er speelt. U komt het altijd in enigerlei vorm onder de mensen tegen. Grote gedachten vinden altijd een keer in pasmunt hun gang onder de man in de straat.

3. Ken uzelf. Voor een ambtsdrager een onmisbare zaak. Het gaat hier ook om de kennis van zonde en ellende. Die doet u op in een biddende omgang met God en de Schrift. Niets is verootmoedigender voor u. Met die kennis moet samen opgaan de geloofskennis van Christus. Sta naar verzekerdheid van het geloof en vraag veel om de Heilige Geest. Zovelen door Hem geleid worden, zijn kinderen Gods (Romeinen 8:14). En wees ervan doordrongen dat de Geest leidt door het Woord. Zo wordt veel geestelijkheid ontmaskerd als pure emotie en zelfhandhaving van de vrome mens. Zo leert u peilen naar de wezenlijke basis bij mensen.

4. Wees vanuit het voorgaande nuchter. Laat u niet op elke golf van emotie of gevoelens meenemen. Er wordt vandaag veel nadruk gelegd op de gestalten van het geloof, de ervaringen die ermee gepaard gaan. Het verhaal is in. In allerlei opzichten en in diverse vormen. Van de levensbeschrijvingen van bevindelijke dominees die als broodjes over de toonbank gaan tot de verhalen op de tv over hoe God mensen verandert. De gereformeerde visie op het geloof als de lege bedelaarshand die door God vervuld wordt, is ook voor vandaag heel bevrijdend. Ook onze ervaring is de grond van onze zaligheid immers niet. Christus alleen. Durf het aan om dat altijd weer te stellen!

5. Op z'n tijd kan het nodig zijn in een gesprek ook getuigend bezig te zijn, niet om uzelf te presenteren maar om duidelijk te maken dat geloven, ook gereformeerd geloven zogezegd, geen kille mening is, maar een bloedwarm-doorleefd geloven.

6. Verheel de gebreken van de kerk niet. U kunt vaak met kritiek van evangelische zijde een heel eind meegaan. Belijd het zonder kramp dat de kerk een gebroken gestalte heeft. Maar denk niet dat dat in de evangelische beweging niet voorkomt. Ook daar gaan eerste liefdes voorbij. Ook daar krijgt men te maken met tweede generaties. Met verflauwing en onenigheid, ruzies en kleinmenselijkheden. De kerk heeft een historie en de Geest een lange adem. Benadruk dat waar nodig.

7. Heb de kerk lief. Meer dan wij ooit aan haar kunnen geven, hebben wij in haar midden van God ontvangen. Daarom zijn en blijven wij trouw aan haar en hebben wij haar lief als Gods gave aan ons, ondanks en te midden van al haar gebreken. Wie is zelf beter dan de kerk? Wellicht meer dan ooit moet de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze ons doen kiezen voor de kerk en ons afkerig doen zijn van de groep of de sekte. Daar prevaleert altijd de keuze van de mens, de rechtvaardiging van de vrome, de wedergeborene, de bekeerde, de mens met eigen actie.

Luther zei: „Het Woord gaat niet zonder vrucht heen; daarom moet men het aanhoudend prediken, horen behandelen en voortzetten totdat eenmaal de Heilige Geest komt, anders is daartoe geen andere weg. Dat gij in een hoek zit, naar de hemel gaapt en wacht wanneer gij Hem zult zien komen, is enkele goochelwerk; het Woord is de enige brug en weg langs welke de Heilige Geest tot ons komt. Zo leest men in Handelingen 10:44 dat, toen Petrus predikte van Christus hoe Hij was gestorven en opgestaan, de Heilige Geest viel op allen die het Woord hoorden.”

Dit is de tekst van het referaat dat ds. Beens gisteravond hield tijdens de regionale vergadering in Veenendaal voor ambtsdragers van de Nederlandse Hervormde Kerk.