Meditatie 18 september 1999

Zijn voornemen

„ …namelijk degenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn.”
Romeinen 8:28

Wanneer God de Heere iemand Zijn Evangelie laat prediken zonder dat Hij besloten heeft hem zalig te maken, handelt de Heere toch zonder geveinsdheid. Hij beveelt namelijk ernstig de mens zijn schuldige plicht aan. Hij schrijft hem het rechte middel voor, dat de mens schuldig is aan te nemen. Maar de mens veracht door zijn boosheid de raad van God. Hij veracht dus Zijn heilig Evangelie, wat de mens niet gehoorzaamt. Hierdoor is het niet de roepende God, maar de ongehoorzame mens die de oorzaak is van zijn eigen verdoemenis (Romeinen 11:20).

O, hoe gelukzalig moeten Gods kinderen zijn. Wat lof zullen zij die barmhartige Heere toezingen, omdat Hij niet gewild heeft dat zij door de zonden en de dood verloren zouden gaan, maar dat Hij voorgenomen heeft de Zijnen krachtelijk te roepen en zalig te maken. En dat Hij naar Zijn voornemen Zijn schapen roept, die Hij uit de wereld heeft verkoren. Hoe gelukzalig zullen wij achten diegenen die naar Gods voornemen geroepen worden tot de bruiloft van het Lam. Zij, die geloof en bekering ontvangen naar Gods welbehagen.

Dit voornemen is een voornemen van eeuwigheid en kan in eeuwigheid ook niet veranderd worden. Het is een voornemen dat uit genade is en door genade volbracht wordt. Zijt vrolijk, gij kinderen van God, u hebt uw roeping van God naar Zijn eeuwig voornemen. U bent een uitverkoren geslacht, een heilig volk.

Joh. Martinum, predikant te Groningen
(Geestelijke hartsterkinge, 1665)