Kerkelijk Leven 18 augustus 1999

Ex-Securitateman Corneliu Dan-Grosu werd evangelist

Een goede acteur zonder moraal

Door K. van der Zwaag
BACAU – Zonder interesse in moraal en zonder geloof in God hield Corneliu Dan-Grosu (43) zich jarenlang bezig met het doorspelen van informatie aan de Securitate. Hij werd zelfs bij de militaire tak van deze geheime dienst officier en geloofde sterk in het communisme en de grote daden van dictator Ceausescu. Tot God in zijn leven kwam en hij de Bijbel en de kerk ontdekte. De ex-securitist is nu evangelist in Bacau, een stad in het oosten van Roemenië.

Corneliu komt uit een doorsnee Roemeens-orthodoxe familie. In de achtste klas had hij de wens om in het leger te gaan. Hoewel zijn ouders dat eerst probeerden tegen te gaan, liet hij zich inschrijven bij een militair lyceum. Hij werd in 1971 aangenomen. „Vanaf dat jaar tot aan de revolutie in 1989 ben ik opgevoed als een echte communist. Ik geloofde al lang niet meer in God en de christelijke moraal interesseerde mij niets. Voor mij was het belangrijkste om Roemenië te dienen.”

Tijdens de opleiding aan het militair lyceum werd Corneliu door de Securitate gevraagd om „informant” te worden. Dat gebeurde in 1972, toen hij nog maar net 17 jaar oud was. „Ik werd door een officier van de informatiedienst geroepen. Hij vroeg mij of ik van mijn land hield. Of ik een goed patriot was. Ik zei „ja”. Toen heb ik een contract getekend.”

Corneliu's taak bestond in het doorgeven van informatie over zijn klasgenoten. „Dat ging onder meer over wie Radio Free Europe beluisterde, wie kritiek had op politieke leiders of wie er grappen over de regering maakte. We gaven alles door. Toen ik op een gegeven moment bij de militaire contraspionage wilde komen, ging ik door met informeren. Ik had er alles voor over. Nadat ik bij de officiersopleiding van deze afdeling was terechtgekomen, bleef ik mijn collega's aangeven. Ik wist ook dat anderen dat weer met mij deden. Zo hielden we elkaar in een sfeer van angst en verklikking. Het vertrouwen in elkaar was helemaal weg.”

Dubbelleven.
Corneliu erkent dat hij toen een dubbelleven leidde. „Ik was een goede acteur. Toch had ik geen gewetensproblemen. Ik deed er immers alles voor om bij de contraspionage te komen. God heeft toegelaten dat te doen.” Aangezien hij bij de militaire tak en niet bij de burgerlijke tak van de Securitate werkte, wist hij niets van maatregelen tegen de christenen. „Wel werden buitenlanders nauwlettend in de gaten gehouden en tot in de dorpen gevolgd. In alle hotels zaten we.” Ceausescu heeft hij nooit persoonlijk ontmoet, wel stond hij met andere militaire collega's hem eens op het vliegveld op te wachten.

Corneliu werkte van 1987 tot 1990 als officier bij de Securitate. „In 1989 brak de revolutie uit. In die tijd was ik officier in een militaire kazerne te Brasov, een grote stad ten noorden van Boekarest. Het was daar in de decembermaand onrustig. Er liepen veel militairen op straat. We kregen richtlijnen uit Boekarest dat niemand kritiek mocht hebben op wat de regering met de opstandelingen in Timisoara deed. De spanning was om te snijden. Er werd in Brasov geroepen: Weg met Ceausescu en het communisme. Dat laatste kon ik niet accepteren, want ik was het helemaal met Ceausescu eens. Alles wat ik in Brasov hoorde, heb ik direct aan Boekarest doorgegeven. Ik was een groot tegenstander van de revolutie.”

Tot inkeer
De Securitate-man was er zeker van dat na de revolutie Ceausescu gewoon verder zou regeren. Maar langzamerhand ging ook hij luisteren naar Radio Free Europe. „Toen merkte ik dat de informatie van mijn chef niet overeenkwam met het nieuws op de radio. Op het moment dat ik hoorde dat Ceausescu weggevlucht was met een helikopter en er niet geschoten werd, begreep ik dat er iets zou veranderen.”

Corneliu kwam langzamerhand tot inkeer, ook wat zijn persoonlijk leven betrof. „Ik was niet bang meer in de nacht van 22 op 23 december 1989. Ik heb toen pas echt ervaren dat God bestond. Ik voelde dat er iets ging gebeuren. Het leek wel of de veranderingen zich in het weer weerspiegelden. Tijdens de revolutie was het 22 graden vorst, twee dagen later smolt de sneeuw. Het was alsof ik voelde dat er een macht was die voor mij zorgde. Toen ik terugkwam op de kazerne zeiden ze dat ik een terrorist was. Ik zou ook horen bij degenen die met de revolutie samenspanden. Het werd voor mij steeds moeilijker in het leger te blijven.”

Wegvluchten
Corneliu wilde aanvankelijk wegvluchten en ergens een nieuw leven beginnen. Hij was erg bang dat hij vermoord zou worden. „Ik ging op zoek naar een kerk omdat ik wist dat kerken relaties onderhielden met het buitenland. Ook vertrouwde ik erop dat christenen eerlijk zijn en de moraal hooghouden. Ooit had ik eens een boek gelezen over de methodisten. Daarover wilde ik meer weten. In Bacau bezocht ik toen een boekwinkel. Ik vroeg of zij iets van de methodisten in de stad wisten.

De zusters die mij hielpen, waren totaal geblokkeerd, alsof ik een vreemd wezen van een andere planeet was. Men was bang dat ik namens de Securitate in de winkel kwam. Maar via hen kwam ik toch bij een kerk terecht, de Roemeens-Evangelische Kerk (Biserica Evangelica Romania), waar ik in aanraking kwam met broeder Mircea Balaceanu. Daar heb ik geleerd wat de Bijbel betekent. Balaceanu heeft mij geleerd dat mijn naam al in de Bijbel voorkwam, namelijk bij Cornelius de hoofdman. De Heere heeft ook zorg voor de militairen, zo bleek uit deze geschiedenis.”

Niet gemakkelijk
Corneliu kreeg het niet gemakkelijk binnen zijn familie. „Mijn schoonouders waren rooms-katholiek. In die tijd dat ik met mezelf worstelde, was het net Pasen. Traditiegetrouw is er dan een maaltijd voor de gehele familie. Ik had zin om naar de protestantse kerkdienst te gaan en probeerde onder die familieverplichting uit te komen. In de nacht van 12 op 13 maart droomde ik over mijn verleden. Ik was bij een groot feest, met veel vrouwen, plezier en drank, en ik was het centrum van de belangstelling. Maar in die droom zag ik dat iemand opgehangen was, waarbij alleen de benen en daaraan militaire schoenen zichtbaar waren. Toen hoorde ik een stem die zei: „Daar moet hij aan hangen.” Dat was op mij gericht.

Ik was zo bang voor de verschrikking van de dood, dat ik toch naar de protestantse dienst ben gegaan. In mijn gebed stamelde ik: Heere, U kunt mij redden. Niemand kon mij meer antwoord geven. In die zondagse dienst werd mij duidelijk dat God opnieuw met mij wilde beginnen. De broeders zelf waren nog wat terughoudend, maar gaven mij toch een Bijbel en wat boeken mee.”

Corneliu heeft zijn leven aan God mogen geven, zo verhaalt hij kort zijn bekering. In mei van 1994 ging hij met zijn vrouw over tot de gemeente van de baptisten in Bacau. Deze kerk sprak hem aan omdat hier de nadruk gelegd wordt op de persoonlijke overgave van de mens aan Christus, een overgave die volgens Corneliu echter gewerkt wordt door de Heilige Geest.

Of hij geen spijt heeft van zijn verraderspraktijken? Corneliu: „Het spijt mij dat ik niet eerder God heb leren kennen. Morele problemen interesseerden mij niet. Het enige wat ik wilde, was tot mijn doel komen. Ik heb aan mijn vrienden spijt betuigd over mijn verleden. Het is jammer dat nauwelijks anderen tot geloof zijn gekomen. Het komt slechts sporadisch voor dat leden van de Securitate werkelijk gelovig worden. Ze blijven meestal gewoon Roemeens-orthodox en geloven in hun land. Maar dat is een geloof waarbij ze God niet persoonlijk kennen.”