Kerkelijk Leven 29 juni 1999

Ds. Baars móést naar Canada en mócht zeven jaar later terug

Vragen, volgen en verwondering

Door J. M. D. de Heer
WOUDENBERG – „Mijn broeder, leg die brief maar in de kast en zet er na zes weken „Bedankt” op.” De hoogbejaarde ds. R. Kok wist wel raad met het beroep dat ds. A. Baars van de gemeente Dundas kreeg. Maar de christelijke gereformeerde predikant moest zijn eerste gemeente Urk in 1981 verlaten om naar Canada te gaan.

Ook ds. M. C. Tanis, die kandidaat Baars op 28 juni 1974 –gisteren 25 jaar geleden– had bevestigd, sprak een hartig woordje met de Urker predikant. „Toen heb ik mogen vertellen hoe de Heere gesproken had. Zijn hoofd boog al dieper. „Jongen”, zei hij, „als het zo is, ga met God.”

De nog jonge predikant stond amper twee jaar op Urk toen de huidige Maranathakerk uit de Gereformeerde Kerken overkwam. Zo'n 2000 leden en een minderheid van de kerkenraad namen deze stap, omdat de gereformeerde synode geen stappen ondernam tegen Kuitert en Wiersinga. „Ik heb twee hoogleraren gebeld: Hoe moet ik dit aanpakken? Het antwoord luidde: Je moet zelf maar zien. Het was een zegen dat ds. J. Westerink al snel naar Urk kwam.”

Als predikant op Urk wees ds. Baars tweemaal een verzoek uit Dundas om te komen preken af. „Ik wilde niet, ben beslist geen avonturier. De derde keer zei de ouderling: „Ook als u niet komt, gaan we u beroepen. Toen zijn we voor vier weken gegaan.” „Halverwege die periode”, herinnert zijn vrouw zich, „zei je: Misschien moet ik hier wel zijn.” „Ik voelde de nood van de gemeente. Toch bedankte ik voor het beroep. Maar toen het tweede kwam, sprak de Heere door Handelingen 10:20: „Sta op, ga af, en reis met hen, niet twijfelende.” Dat was zo helder, zo duidelijk.”

Bonzend hart
In „steenkoolengels” hield ds. Baars in Dundas zijn eerste preek. „Ik kon hem niet eens verstaan”, zegt zijn vrouw. „Maar ik merkte op een gegeven moment dat zijn papier hem niet meer verder hielp. Met een bonzend hart zat ik in de kerk. Maar toen heb je toch ook ervaren, het was de tijd na Pinksteren, dat de Heilige Geest te spreken gaf.” Na de dienst kwam een ouderling met tranen op de nieuwe dominee toelopen. „We hadden gedacht dat we voorlopig preeklezen zouden hebben, dat u de preek zou laten vertalen en dan zou oplezen.”

Na zeven tropenjaren –„de Free Reformed Church is een klein verband, maar daarom zit je in bijna alle commissies”– keerde ds. Baars terug naar Nederland. „De laatste tijd in Dundas voelde ik een onrust, hoewel de band met de gemeente hecht was. Als ik langer bleef, zouden mijn kinderen in Canada verworteld raken. Ook van zulke vragen geldt: Ken Hem in al uw wegen.” In augustus 1988 nam de predikant het beroep van Middelharnis aan. Vooral voor de kinderen was de overgang groot; de jongste sprak niet eens Nederlands.

Uit Dundas nam ds. Baars liefde voor de puriteinen mee. Hij las er veel Engels om zich de taal eigen te maken: Owen, Bunyan, Ryle, Spurgeon. Toen de predikant in Middelharnis een Bunyankring startte, wees hij gemeenteleden op diens boek ”Komst en welkomst tot Jezus Christus”. „Mensen liepen met vragen over deze zaken, maar door de vertaling van het boek kwamen ze niet heen.” Daarom verzorgde ds. Baars een nieuwe editie. „Het mooie van Bunyan is zijn pastorale bewogenheid om mensen tot Christus te brengen. Hij praat niet over het aanbod van genade, maar brengt het. Maar ook ontmaskert hij de schijngodsdienst en waarschuwt hij ernstig voor wat het betekent als we weigeren tot Christus te komen.”

Overstap
Ruim drie jaar geleden werd ds. Baars hoofddocent aan de universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn. „Vooral als ik preken maak, mis ik de gemeente. Soms kreeg ik tijdens een pastoraal gesprek een tekst aangereikt. Andere keren had ik al een tekst en was de exegese al af, maar kreeg de preek toch een eigen spits door een bezoek in de gemeente. Het levende contact tussen studeerkamer en ambtelijk werk ben ik nu kwijt.”

Tot de leeropdracht van drs. Baars behoort onder meer de homiletiek, de preekkunde. „Vanaf het moment dat ik zelf voorging, las ik veel preken. Van prof. L. H. van der Meiden, van ds. F. Bakker, van oudvaders, puriteinen, maar ook hedendaagse preken uit andere kerkverbanden. Ik lette op zowel inhoud als opbouw. Dat was heel praktisch. Nu ben ik er meer wetenschappelijk mee bezig. Toch krijgt ook de praktische kant een plaats in de colleges, bijvoorbeeld bij een onderwerp als geestelijke leiding in de prediking.”

Predikanten hebben de „hoge roeping om de boodschap van zonde en genade eerlijk aan de gemeente voor te houden. Als dat weerstand geeft, ligt dat toch ook aan de hardheid van het hart. Maar een dominee moet zichzelf ook afvragen: Wat krijgt mijn gemeente te horen? Door zulke vragen hangt er een groot gewicht aan mijn vak, maar dat geldt ook mijn collega's in de bijbelse vakken en de dogmatiek.” De docent geeft verder vakken als pastoraat en catechetiek. „Toen ik begon, moest ik me grondig inlezen.” Tegelijkertijd doet hij promotieonderzoek naar de leer van de Drie-eenheid bij Calvijn. „Het wringt wel eens tussen dit onderzoek en mijn leeropdracht. Beide eisen je volle aandacht op.”

Ds. Smits
Ds. Baars groeide op in Sliedrecht, onder de prediking van ds. C. Smits. „Je kunt natuurlijk veel over hem zeggen. Maar vooral ben ik dankbaar voor zijn indringende prediking. Vooral avondmaalstijden –zelf durfde ik niet aan te gaan– kan ik me nog herinneren. Dan was de dominee, tegen wie we zo opzagen, zo klein, zo ruim. Als hij de rijkdom in Christus uitstalde, legde dat veel beslag op de gemeente. Ook aan zijn opvolger, ds. Tanis, bewaart ds. Baars goede herinneringen. „Hij bevestigde ons huwelijk, doopte ons eerste kind en bevestigde me op Urk.”

„Vanaf mijn jonge jaren, dat is geen geheim, heb ik de gedachte gehad dat ik misschien dominee moest worden. Van huisuit wist ik ook heel goed dat je daarvoor bekeerd én geroepen moet zijn. Dat was ik niet. Tijdens mijn studie klassieke talen in Leiden kwam ik in een diepe crisis. Innerlijk zwierf ik, twijfels laaiden op. Maar ook ging het Woord open. Ik ging oude schrijvers kopen, Kohlbrugge lezen. De Heere gebruikte het, er kwam een omkeer in mijn leven. Toen kwam ook dat oude verlangen terug om dominee te worden. Het werd een diepe worsteling. Ten einde raad kwam ik op een keer bij ds. Smits. Hij voelde aan dat ik nog niet rijp was om naar Apeldoorn te gaan. „Ik zeg niet dat je nooit dominee wordt”, zei hij, „maar leg eerst je kandidaatsexamen eens af.”

Achteraf ben ik de Heere dankbaar voor die omwegen. Maar ook dat Hij mijn roeping, door alle vragen heen, bevestigd heeft. Toen ik mijn eerste preek, in Oosterbeek, zou houden, liep ik helemaal vast. Moest ík preken? „Heere, als ik me vergis, mag ik dat dan zondag merken?” Dan zou ik maandag nog stoppen met de studie. De hele preek had ik uitgeschreven, maar het papier had ik nauwelijks nodig. Dan blijft verwondering over. Die verwondering wordt alleen maar groter als je ziet dat de Heere het werk door de jaren heen heeft willen zegenen.”