Kerkelijk Leven 25 maart 1999

Ds. A. Baas houdt kerkhistorische lezing in Huizen:

Van de labadisten geldt:
jagen, jagen, jagen, grijpen

Van onze kerkredactie
HUIZEN – Calvijn heeft gezegd: Wie zichzelf het meest mishaagt, is het verst gevorderd. Bij de labadisten kun je als heilige onder de ogen komen van de heilige God. Jean de Labadie zegt: Het ligt allemaal voor ons. Jagen, jagen, jagen, grijpen.

In een serie van drie kerkhistorische lezingen, georganiseerd door het Hervormd Gereformeerd Verenigingsverband te Huizen, hield ds. A. Baas gisteravond een lezing over Jean de Labadie en het labadisme.

De hervormde predikant uit IJsselmuiden zette uiteen dat De Labadie de heiligheid tot inzet van de kerk maakte. Zoals hij dat deed, moet je haast wel moeite hebben met het stuk van de rechtvaardiging, concludeerde ds. Baas. „En zo is het ook. De Labadie wijkt grondig af van de bijbelse, klassiek-gereformeerde visie op het stuk van de rechtvaardiging. Het lukt hem niet de rechtvaardiging van de goddeloze uit louter genade, zonder iets dat meetelt aan onze kant, het volle gewicht te geven.”

Labadisten, legde de predikant uit, houden niet van toegerekende dingen. Je moet ze in handen hebben. Je moet er wat mee kunnen doen. In een labadistische visie op heiliging zit groei, er zit gang in, daaraan word je pas gekend en bekend. In deze opvatting beoordeelt de Heere God mij straks naar de maatstaf van de heiliging en daar beoordeel ik mijzelf ook naar. Bij labadisten vinden we weinig van het knagend zondebesef dat we bij Luther, Calvijn en andere gereformeerden vinden.

Volgens ds. Baas komt de zekerheid van het geloof in het gedrang bij een labadistische visie op de heiliging. „De zekerheid ligt daarin dat God goddelozen rechtvaardigt. En die mens, de „onheilige heilige in Christus”, heeft een verlangen om naar alle geboden van God in alle goede werken te leven.”

IJver en geestdrift
Ds. Baas begon zijn lezing met een levensloop van Jean de Labadie (1610-1674). Amper 15 jaar oud, treedt hij in een klooster in. Op 40-jarige leeftijd breekt De Labadie met de Rooms-Katholieke Kerk en krijgt hij een warm onthaal bij de gereformeerden. Het presbyteriale gemeenteleven en de ernst waarmee de tuchtoefening plaatsvond, maakten indruk op hem.

De Labadie kwam in 1659 in Genève, werd daar predikant en ontvouwde met grote ijver en geestdrift zijn reformatieprogramma. Zeven jaar later vertrok hij naar de Waalse gemeente van Middelburg. Voetius en Van Lodenstein hadden alles in het werk gesteld om de prediker naar Nederland te halen om hier het werk der reformatie in de kerk ter hand te nemen.

Al snel sloeg de waardering van gereformeerde predikanten om in kritiek. Ze vonden De Labadie te fel, te geestdriftig. Omgekeerd vond de Waalse predikant zijn gereformeerde collega's te slap, te weinig radicaal. Zijn „doperse ongeduld” leidde uiteindelijk tot afzetting van De Labadie als predikant.

Dode boel
De Labadie, concludeerde ds. Baas, had een „theologie van teleurstellingen.” In al de plaatsen waar hij stond, stelde de kerk hem hevig en diep teleur. En dat bracht hem tot de slotsom dat die kerk een dode boel was, waarvan niets te verwachten was. „De lome volkskerk, die een heleboel vreemd volk meesleept dat er eigenlijk niet bijhoort, moet je kwijt.” Je moet het volgens De Labadie vinden in de huisgemeenten van louter wedergeborenen.

Door enorm ongeduld gedreven, stond De Labadie lijnrecht tegenover Voetius, die pastoraal geduld met de kerk had. Zeker, zei ds. Baas, pastoraal geduld kan ontaarden in slapheid. „Maar elke kerk, die zich apart stelt van de kerk die de Heere in ons land geplant heeft ten tijde van de Reformatie, is naar mijn mening gedoemd in korte of langere tijd, in meerdere of mindere mate, dezelfde weg te gaan als de vaderlandse kerk.”