Kerkelijk Leven

Predikant schrijft dissertatie over Calvijns omgaan met Ezechiël

Promotie in de stad van de meester

Door S. C. Bax
KRIMPEN AAN DEN IJSSEL – De studeerkamer van de gereformeerd vrijgemaakte predikant drs. E. A. de Boer uit Krimpen aan den IJssel ademt helemaal de sfeer van iemand die gaandeweg meer geboeid raakte door de grote Geneefse reformator en het reformatorische erfgoed. Twee dikke pillen vormen samen een dinsdag in Genève te verdedigen dissertatie over Calvijn en de wijze waarop hij Ezechiëls visioenen las. Kopieën van handgeschreven preken en commentaren van de reformator liggen op tafel, naast oude schrijvers die de overgrootvader van de promovendus, de Messiasbelijdende jood Maurits Sanders, las.

Calvijn schreef nooit een commentaar op het boek Openbaring. Daar waagde de grote geleerde zich niet aan. Met des te meer interesse bestudeerde ds. De Boer Calvijns visie op Ezechiël. Want hoe las Calvijn dit boek dan?

„In ieder geval verwijst Calvijn in zijn preken noch in zijn commentaar op Ezechiël ooit naar het boek Openbaring. Calvijn legt profetieën en visioenen wel historisch en christologisch uit. De beloften die in Ezechiël te vinden zijn voor Israël, legt Calvijn zo uit dat ze vooral slaan op wat er voor het joodse volk nodig is na de terugkeer uit Babel. Dat betekent dat Calvijn de tekst direct kan toepassen op de beproevingen van de vervolgde kerk. De beloften zijn dan met de komst van Christus vervuld, want dan bloeit het koninkrijk op. Voor Calvijn is geen sprake van een profetie die verdergaat dan Christus en tot in het heden betekenis heeft. Allen die aan Ezechiël allerlei beloften ontlenen voor het joodse volk of voor de staat Israël nu, vinden de Geneefse reformator niet aan hun kant.”

„Calvijn ziet iedere profetie vervuld in Christus, Die aan de wereld gegeven is. Bij zijn uitleg speculeert hij niet, dit in tegenstelling tot andere reformatoren, die wel een zekere verwachting hadden voor het joodse volk. Calvijn kende hun denktrant. Zijn visie betekent overigens beslist niet dat hij anti-joods is.”

Inhakend op de verwachting die Wilhelmus à Brakel voor Israël had, memoreert de vrijgemaakte predikant dat deze oudvader vooral naar Israël keek vanuit de optiek van Romeinen 9 tot 11. Calvijn deed dat niet.

Wortels
Ds. De Boer (1957) studeerde in Kampen theologie (1976-1982) en schreef een doctoraalscriptie over de confrontatie van Schilder en Barth in de openbaringsleer. Dr. Puchinger drong bij hem aan op een promotieonderzoek in die lijn. Maar hij koos voor een nieuwe start in het reformatieonderzoek. „Wij vrijgemaakten zeggen altijd dat we op de Reformatie teruggaan, maar wie onder ons bestudeert systematisch dit tijdvak? Van de Duitse regering kreeg ik een studiebeurs waardoor ik 2 jaar bij prof. H. A. Oberman aan de Eberhard-Karls Universiteit in Tübingen kon studeren. Mijn promotieonderzoek over Calvijns eschatologie zou ik bij prof. J. Kamphuis in Kampen gaan doen. Maar ik veranderde van onderzoeksrichting en hij ging met emeritaat.”

Ds. De Boer was eerst predikant in Amsterdam en daarna 3 jaar in Zuid-Afrika. In Krimpen ging hij voluit verder met zijn onderzoek. „Prof. dr. Francis Higman is nu mijn promotor. Hij is directeur van het Geneefse ”Institut d'histoire de la Réformation”, dat de stadsarchieven beheert en gekoppeld is aan de grote Geneefse bibliotheek. De medewerkers van het instituut zijn bovendien verbonden aan de –liberale– ”Faculté autonome de théologie de Genève”. Aan die faculteit hoopt hij dinsdag te promoveren op een studie naar de nog onuitgegeven preken van Calvijn, alsmede een kritische editie van de preken over Ezechiël 36-48.

Vliegende start
Kartonnen dozen vol met kopieën van handgeschreven werk van Calvijn worstelde ds. De Boer door. Er zijn 127 preken over Ezechiël bekend. Die over de hoofdstukken 15 tot 22 gingen verloren. Toen Calvijn in zijn commentaar bij hoofdstuk 20 belandde, stierf hij.

De promovendus merkt op dat hij een vliegende start kon maken: „De Hongaar dr. Barnabas Nagy had al een ruwe transcriptie gemaakt waarbij ik kon aanhaken. Mij trof vooral Calvijns zakelijke uitleg over de in de tijd van Ezechiël actuele situatie. Besef verder dat Calvijn ruim 15 maanden achter elkaar in 175 preken stilstond bij Ezechiël. Dat was van november 1552 tot februari 1554. Bovendien kunnen we achterhalen –mede gezien de lengte en de leessnelheid– dat hij ongeveer een uur preekte. Die tijd was een zeer moeilijke voor Calvijn. De zogenaamde excommunicatiestrijd speelde tussen kerkenraad en stadsraad. Ook het proces tegen Servet, die werd veroordeeld omdat hij de Drie-eenheid loochende, was gaande.”

„Het interessante is dat je in de preken bijna een agenda ziet van wat zich rond Calvijn afspeelde. Of het nu wereldwijde ontwikkelingen waren of lokale, als het om de rol van de kerk ging, deed Calvijn er in de preek zijn zegje over. Iedereen wist precies waar het over ging. Maar over Servets proces komen we zelfs geen indirecte verwijzing tegen. Voor mij is dat het bewijs dat Calvijn het zag als een kwestie die bij de overheid thuishoorde en waarbij hij niet minder maar ook niet meer was dan getuige. Als zodanig was Calvijn zelf niet aan Servets dood schuldig.”

Vier kernen
De dissertatie is meer dan een ”proeve van wetenschappelijk onderzoek”. In de eerste plaats omvat ze een gedocumenteerde nieuwe uitgave van tot nu toe onuitgegeven manuscripten. Verder is ze een analyse van de geschiedenis van de exgese tot aan de tijd van Calvijn. In de derde plaats komt de vraag aan de orde wat de hermeneutische sleutel is die de reformator gebruikte bij de uitleg van visioenen. Ten slotte is het proefschrift een neerslag van wat de preken als een soort dagboek vertellen over de toenmalige tijd.

De promovendus haast zich te zeggen dat hij nu slechts een klein aantal preken uitgeeft en dat nog veel werk wacht. Hem is al gevraagd mee te werken aan de ”Supplementa Calviniana”, waaraan namen van de grote Calvijnkenners verbonden zijn.

Promotie
Een promotie in Genève gaat anders dan in ons land. De oppositie wordt gevoerd door een ”jury de thèse”. Die bestaat in dit geval uit vier geleerden: dr. Francis Higman, dr. Olivier Fatio en dr. Irene Backus alsmede prof. dr. H. J. Selderhuis uit Apeldoorn. De verdediging, de ”soutenance”, duurt zeker 2 tot 3 uur.

Het proefschrift wordt niet direct gepubliceerd omdat de Geneefse regeling vereist dat tijdens de oppositie aangevoerde reacties verwerkt worden. Bovendien krijgt drs. De Boer bij succesvolle verdediging wel de doctorsgraad, maar zal hij zijn bul pas in ontvangst kunnen nemen na afwikkeling van het proefschrift.