Kerkelijk Leven

SoW-kerken in notitie voor ambtsdragers:

Versterving vraagt om
nabijheid van pastor

Van onze kerkredactie
LEUSDEN – In een proces van versterving heeft de pastor allereerst de taak om in de nabijheid van de zieke te zijn: er zijn namens Hem, wiens Naam is: Ik ben, Ik ben er, Ik ben erbij. Dit staat te lezen in de handreiking ”Pastoraat rond versterven” van het samenwerkingsorgaan voor het pastoraat van de drie Samen-op-Wegkerken.

Namens de commissie kerk en gezondheidszorg schrijft secretaris ds. H. Kuyk in het woord vooraf dat de deze week verschenen handreiking dient als werk- en bezinningsmateriaal voor ouderlingen en pastorale medewerkers, maar voor ook familieleden, verpleegkundigen en artsen.

Onder versterving verstaat de notitie het laten sterven van een zieke door geen vocht en voeding meer toe te dienen. Het kunstmatig toedienen daarvan zou het leven van de zieke nog langere tijd kunnen behouden. Als sterven op korte termijn hoe dan ook onontkoombaar is, is er dus geen sprake van versterven. Als voorbeeld noemt de brochure een ernstig demente man wiens slikfunctie onomkeerbaar is aangetast. Zijn vrouw moet de beslissing nemen al dan niet een voedingssonde te geven.

Wat artsen medisch-ethisch gezien zinvol vinden, hoeft niet te stroken met wat voor een zieke zinvol is, stelt de notitie. „Alleen de wil of de veronderstelde wil van de zieke telt.” Als een zieke zijn wil niet meer kan uiten, moeten de omstanders voorzichtig zijn met het interpreteren van signalen. De samenstellers van de brochure vinden dat in onze maatschappij het niet eten en drinken al snel wordt opgevat als 'weigeren', „een gedrag waarmee de zieke een doodswens uitdrukt.” „De familie zal steeds moeten nagaan in hoeverre hun interpretatie van wat zij bij de zieke waarnemen gekleurd is door hun eigen opvattingen en gevoelens, welke dat ook zijn.”

Strijd opgeven
Op grond van de opdracht het leven te beschermen, kunnen mensen zich bijbels gelegitimeerd achten de strijd om het behoud van het leven voort te zetten, stelt de handreiking. Anderzijds kunnen mensen op grond van de „vrijheid het leven uit handen te geven” tot de beslissing komen de strijd om het behoud op te geven. „Hoezeer het leven een schepping en geschenk van God is, wij mogen, als het levenseinde van de zieke zich zo uitdrukkelijk meldt, het dan wellicht teruggegeven, ook al zijn er nog medische mogelijkheden om het te verlengen.”

„We verkeren binnen het krachtenveld van Gods Geest en Woord. De Geest wijst de weg tot de volle waarheid en stelt mensen in staat zelf te handelen en te beslissen. In die zin kunnen we spreken van autonoom handelen, na zorgvuldige afwegingen.”

Het slothoofdstuk van de handreiking geeft aanwijzingen voor pastorale zorg rond versterving. Centraal staat voor de commissie om in de nabijheid van de zieke te zijn. „Men kan, afhankelijk van de levensbeschouwelijke achtergrond, bekende schriftwoorden of psalm- of liedregels noemen, of andere rituelen gebruiken, als zegening of ziekenzalving.” Bijzondere aandacht krijgt de betekenis van het gebed.