Kerkelijk Leven

CGJO belegt congres over jongeren

Nota pleit voor
landelijk bureau
voor jeugdwerk

Van onze kerkredactie
UTRECHT – Kerkelijk jeugdwerk dient te worden geïntegreerd vanuit een nieuw op te zetten landelijk jeugdbureau. Dat is de conclusie van de nota “De handen ineen II”, die zaterdag in Utrecht is aangeboden tijdens een symposium belegd door de Christelijke Gereformeerde Jongerenorganisatie (CGJO).

In de aangeboden nota over een „geïntegreerde aanpak van het totale jeugdwerk binnen de kerkelijke gemeente” wordt gepleit voor een centraal toerustings- en ondersteuningsbureau. Dat zou te vergelijken zijn met het huidige diaconaal bureau in Veenendaal. Het jeugdbureau krijgt dan vier taken: bewustmaking, ontwikkeling, verzamelpunt (van reeds bestaande ervaringen) en ondersteuning. Hoewel het niet strikt noodzakelijk is om voor dit jeugdbureau een centraal bureau in het leven te roepen, aldus de nota, is dit wel het meest ideale met het oog op de afstemming. Een mogelijkheid zou zijn: alle bestaande organisaties binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken die actief zijn op het terrein van het jeugdwerk, in een dergelijk jeugdbureau te laten participeren.

De nota is onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de CGJO opgesteld door een commissie bestaande uit mevrouw drs. M. Vrijmoeth-de Jong en de heren drs. B. van Amerongen, D. J. van Arkel, ds. A. Broersma, S. de Haan en ds. B. Oosterbroek. De inleiding begint met de vaststelling: „Kinderen en jongeren horen tot de gemeente van Christus. Dit houdt in dat zij binnen de gemeente de mogelijkheid moeten hebben dat lid-zijn te beleven op de manier die het beste bij hen past”.

Inbreng
Je houdt toch rekening met de ontwikkeling en leefwereld van elk kind? Waarom is dat vanzelfsprekend in het gezin en waarom is dat dan zo vreselijk moeilijk in de kerk? Die vraag stelde Gert van den Bosch. De voormalige Windroos-evangelist sprak over de inbreng van jongeren in het gemeentewerk. „Als jongeren een bijdrage willen leveren aan de gemeente, omarm ik dat. Jongeren brengen zichzelf mee en dat geeft kans op ontmoeting en contact”. Hij zei verwonderd te zijn over hun vrijmoedigheid om bijvoorbeeld door middel van drama de brug te slaan naar leeftijdgenoten. „Ik ken ook groepen die op zondag om zeven uur 's morgens voor de dominee en de gemeente bidden. Je mag je handjes wel dichtknijpen, of liever gezegd je handen vouwen, als er zulke jongeren zijn”.

Van den Bosch trok de vergelijking tussen gezin en gemeente. Het ergste verwijt dat volgens hem de kerkdienst te maken is, luidt: „Ik kom er zelf niet in voor”.

Niet om de kerk
Dr. R. R. Ganzevoort, docent aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Kampen (THUK), zette boven zijn lezing de prikkelende titel “Het gaat niet om de kerk”. In de ontmoeting met jongeren gaat het niet om de kerk, dat wil zeggen als instituut, maar gaat het erom dat mensen „gestimuleerd worden in de relatie tot God”.

Nodig is volgens de predikant werkelijke ontmoeting, openstaan voor de leefwereld en beleving van de ander. Dat is op het oog een riskante weg zonder garantie, erkende hij. Maar het is wel nodig. Jongeren raken overtuigd doordat ouderen in hun eigen leven laten zien dat ze geraakt zijn door wat ze zeggen en geloven.

Dr. Ganzevoort plaatste kritische kanttekeningen bij het „angstaanjagende” beeld van de jongerencultuur. Gelooft u werkelijk dat volwassenen minder geseculariseerd en minder postmodern zijn, minder gedreven door consumentisme? vroeg hij. We moeten ook het idee loslaten dat we „iets moeten doen” voor jongeren. „Veel wezenlijker is het om ruimte te scheppen waarin ze adem kunnen halen, waar ze zichzelf kunnen zijn, en zo iets ervaren van genade, liefde en het gevoel er te mogen zijn”.