Kerkelijk Leven

Ds. M. W. Nieuwenhuijze 65 jaar predikant

Predik de beloften van het Evangelie

Door K. van der Zwaag
MIJDRECHT – „Ik heb altijd veel accent gelegd op de beloften van het Evangelie. Er zijn ook kenmerken en gestalten, en daarop moeten we in de preek ook ingaan, maar mijn diepste begeerte is toch om zielen naar Christus te leiden en alleen te steunen op het volbrachte werk van Christus”. Zo typeert ds. M. W. Nieuwenhuijze (89) zijn prediking. De emeritus predikant hoopt zondag zijn 65-jarig ambtsjubileum binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken te gedenken.

Hij is wel emeritus, maar bijna elke week preekt hij nog. „Zolang de Heere mij de kracht geeft, wil ik dat niet missen”, aldus de nog vitale predikant. „Zo houd je contact met de kerk, zo ben je zinvol bezig. Ik ben dankbaar dat ik in mijn ambt de kracht van Boven heb mogen ervaren en dat ik zelfs in mijn emeritaat niet ledig aan de kant behoef te staan”.

Drieverbondenleer
Nieuwenhuijze kwam in 1933 als jong predikant in Franeker. Een ouderling waarschuwde hem voor dat beroep, omdat daar „de hele boel ondersteboven lag”. „Die brief schrikte mij niet af, maar bond de nood des te meer op. Ik voelde: Daar moet ik heen”. Prof. J. J. van der Schuit bevestigde hem met de tekst „Predik het Evangelie aan alle creaturen”.

De strijd tussen ds. G. H. Kersten en ds. J. Jongeleen over de zogenaamde drieverbondenleer heeft ds. Nieuwenhuijze bewust meegemaakt. Terugblikkend: „Ik geloof van harte in de verkiezende liefde, maar ik kan me toch het beste vinden in de leer dat God Zijn verbond der genade met de zondaar opricht in de tijd. We moeten niet beginnen met Gods verkiezende liefde. Dat doet Calvijn ook niet als hij spreekt over de troost van de verkiezing”.

Grote steden
De predikant heeft vooral de kerken in de grote steden gediend. Na Franeker volgde van 1939 tot 1954 Den Haag-Centrum. Hij maakte daar de oorlog mee. „Het was een moeilijke tijd, maar het waren ook de mooiste jaren, gezien het leven van afhankelijkheid. De kerk was stampvol en doordeweeks hadden we bidstonden. Je had elkaar en de Heere nodig”.

In Amsterdam, waar hij in de periode van 1954 tot 1964 stond, had hij te maken met de stichting van gemeenten in de buitenwijken. Hij heeft het als pijnlijk ervaren dat de kerk in de binnenstad gesloten moest worden. Nog één keer zat de kerk tjokvol: tijdens de afscheidsdienst.

Na de hoofdstad volgde tien jaar lang de gemeente van Delft. Ds. Nieuwenhuijze maakte de groei van die gemeente mee naar 500 zielen, maar Delft is nu, vanwege dezelfde problemen als in Amsterdam, ook gehalveerd. Zijn laatste gemeente was Mijdrecht, waar hij in 1974 kwam en waar hij in 1980 met emeritaat ging. In 1994 verloor hij zijn vrouw.

Het echtpaar Nieuwenhuijze heeft één dochter, die ze ontvingen na zestien jaar huwelijk. „Het was voor ons een gebedsverhoring”. De dochter wilde theologie studeren in Apeldoorn, „maar dat kon in die tijd nog niet”. Dus studeerde ze in Utrecht. Nu is ze ziekenhuispastor in Utrecht. Ten behoeve van die functie ging ze over naar de Nederlandse Hervormde Kerk. „Wij hebben dat nooit als bezwaar aangevoeld. Ik heb zelf nog meegewerkt aan de bevestigingsdienst, wat me echter door sommige gemeenten niet in dank is afgenomen. Toch heb ik er nooit spijt van gehad. Mijn dochter is geknipt voor haar werk. Ook in onze kerk kunnen wij het exegetisch niet eens worden over de vrouw in het ambt. Ik weet wat mijn dochter beweegt en ik kan niet geloven dat haar werk Gode niet zal behagen”.

Synodepreses
Ds. Nieuwenhuijze heeft diverse functies bekleed. Hij was vele jaren synodelid en in 1950 voorzitter van de generale synode die in Den Haag vergaderde. „Het was een tijd waarin weinig sprake was van tegenstellingen, zoals die er nu zijn. De synode kende een rustige gang van zaken. Ik heb die vergadering dan ook als samenbindend ervaren”.

Ds. Nieuwenhuijze wil zich niet tot één vleugel rekenen. „Ik ben geen lid van Bewaar het Pand en noem mij: christelijk gereformeerd. Als je van vleugels wil spreken, wel, dan sta ik in het midden. Ik kan ook niet in alles meedoen. Er is een zekere vrijheid ontstaan en soms hoor je klanken waarvan je je afvraagt: Waarom ben je nog christelijk gereformeerd? Maar dat is dan wel erg verdrietig”.

De predikant heeft ook de eerste samensprekingen met de vrijgemaakten meegemaakt. In zijn periode te Amsterdam hadden de beide kerkenraden een formule opgesteld waarin geen principiële bezwaren gezien werden om „samen te wonen”. We hadden geen gezamenlijke diensten, maar we hielden als predikanten wel korte preken voor elkaar. De discussie ging altijd over de prediking en de toeëigening van het heil. In Amsterdam is het niet tot een doorbraak gekomen. Als de synode er niet achter staat, zoals toen het geval was, begin je op plaatselijk vlak niet veel. Wij moeten toch meer ernst maken met het hogepriesterlijk gebed. Ik pleit samen met prof. Van 't Spijker voor een federatieve samenwerking. Dan mogen we onszelf blijven, terwijl we elkaar als kerken toch kunnen bevruchten en kunnen komen tot een hechtere eenheid”.

Opbouw gemeente
In diverse opzichten nam ds. Nieuwenhuijze deel aan de organisatie van het kerkelijk leven. Hij was voorzitter van de zendingsdeputaten en voorzitter van de Bond van Christelijke Gereformeerde Jongeren. Wat dat laatste betreft: „We waren als bond misschien een tikkeltje conservatief, maar er was toch een zekere vrolijkheid onder elkaar. We hadden fijne bondsdagen en ik mocht meewerken aan de consolidering van het bondsleven. Het is erg jammer dat er nu twee bonden gescheiden wegen gaan. In mijn tijd hadden we geen enkel probleem met de jongeren. Er waren nooit jongeren die het iets anders wilden inkleden”.

De emeritus predikant denkt met dankbaarheid terug aan de vele jaren waarin hij de kerken heeft gediend. Hij heeft de Theologische School in Apeldoorn zien uitgroeien tot een universiteit. „Ik hoop dat we bewaard blijven bij de eenvoud die we altijd gehad hebben. We moeten uitkijken dat we niet al te wetenschappelijk worden. Blijf ook in het pastoraat actief”, adviseert hij predikanten. „Blijf eenvoudig en zoek de opbouw van de gemeente in het Woord. Het is zo jammer dat we vleugels hebben. We zijn te klein om elkaar te missen en uit elkaar te vallen”.