Kerkelijk Leven

Prof. Immink merkt moeite met spreken in Gods naam op

Crisis van prediking ligt
ook aan predikanten

Van onze kerkredactie
DALFSEN – De prediking in hervormd-gereformeerde kring laat te wensen over. Dat is de overtuiging van prof. dr. F. G. Immink. „Zit er nog verkondiging in onze preken? Geloven we nog in de boodschap en hebben we nog een boodschap? Durven we in Gods naam nog iets te beweren?” vraagt hij zich af. „Veel preken zijn van onderop. Verhalen zijn bedoeld als prikkeling van ervaring. Maar in de verkondiging gaat het om de benoeming en de verwijzing naar God”.

Tijdens de tweedaagse conferentie die het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond (GB) in Dalfsen belegde, besteedde de hoogleraar homiletiek aandacht aan de crisis in de hervormd-gereformeerde prediking. „We hebben vandaag de dag moeite om de beweging van Godswege in de prediking gestalte te geven”. Voor een deel ligt de crisis aan de predikanten. Het manco zit in het niveau, denkt prof. Immink. „Op den duur gaat er iets mis wanneer we ons niet meer oefenen in de theologische doordenking van het geloofsleven. Heerst er wel een theologisch klimaat waarin we elkaar opscherpen? Of moeten we constateren dat de theologische kernwoorden clichés zijn geworden?

De prediker verliest zijn vrijheid en onafhankelijkheid wanneer hij theologisch te weinig volwassen is. Zou het niet te maken hebben met gebrek aan niveau wanneer we een bepaalde club willen behagen? De breedte en de diversiteit moeten het afleggen tegen de eenduidigheid. Predikanten gaan daar maar al te graag op in, zodat ze elkaars concurrenten zijn geworden. Als we enig niveau hebben, kunnen we ook respect voor elkaar opbrengen en zijn we ook bereid om de dingen in proportie te zien”.

Zelfde stramien
Een ander punt dat de hoogleraar aansneed, was het raster dat vaak over de bijbeltekst wordt gelegd. Veel preken verlopen volgens hetzelfde stramien, klaagde hij. „De wedergeboorte is niet het énige thema dat telt. Dan doen we tekort aan de rijkdom van het geloof en de Schrift”.

Voortkabbelende preken was het derde euvel dat de hoogleraar noemde. „Als je niet meer precies weet wat je wilt zeggen, dan krijg je ook geen duidelijkheid in de voordracht”.

De huidige samenleving typeerde prof. Immink als mensmiddelpuntig. „Mensen kunnen steeds minder met de werkelijkheid van God. Het spreken over een gelovig mens vindt meer aftrek dan de verwijzing naar een persoonlijk God Die Zich openbaart. De werkelijkheid van de levende God Die ons leven richting geeft en ook nog een keer het laatste woord heeft, gaat er niet zo gemakkelijk in”.

In de preek moet voor prof. Immink juist het besef van de levende werkelijkheid Gods doorklinken. Tegelijk is daarin plaats voor de volle werkelijkheid van de mens.

Ervaren waarheid
Ds. D. M. van de Linde uit Gorinchem refereerde over de spirituele overdracht in de prediking. Hij spoorde zijn collega's onder andere aan zich te bezinnen op de vraag wat hun woorden aanrichten in het leven van de gemeenteleden, vooral in geestelijke zin. „Het woord van mensen kan ook schadelijke gevolgen hebben”.

De aandacht voor de ervaring is toegenomen in de kerk, constateerde de predikant. „Daar schuilt een gevaar in. Het werkt relativerend ten opzichte van de waarheid. De beleving wordt steeds meer norm voor wat als waar wordt aangenomen. Het gaat er in de prediking om de brug te slaan van de ervaren waarheid van weleer naar de ervaren waarheid van vandaag”.

In de hedendaagse homiletiek signaleert ds. Van de Linde de tendens dat de situatie van de hoorder van zo veel belang wordt geacht, dat alleen vanuit die situatie de relevantie van een woord uit de Bijbel kan oplichten. Dit wees hij af. „De waarheid van de Schriften is niet afhankelijk van onze beleving. De taak van de prediking is niet om in de leefwereld van de gemeente te blijven steken, maar telkens opnieuw te zeggen wie God is in Zijn daden”.

Het lijkt de predikant wel goed als predikanten het te verkondigen woord eerst richten tot zichzelf en zich afvragen: Wat heeft dit woord mij te zeggen? „Als ons het Woord niet verrast, verrast het de gemeente waarschijnlijk ook niet”.

Eerste drie minuten
Prof. dr. A. van der Meiden gaf handreikingen vanuit de communicatiewetenschap. Iedereen bereiken is communicatief, technisch onmogelijk, stelde hij. „U preekt voor ongeveer 10 procent. En het getuigt van grenzeloze hoogmoed wanneer u denkt dat u na tien keer preken 100 procent hebt bereikt. De preek komt bij de hoorder binnen in een referentiekader waar al 1000 preken zijn geweest. Er treedt een verwerkingsmechanisme in werking. Uw preek wordt gespiegeld aan die andere preken”. Als voorbeeld van iemand die communicatief echt goed kon preken, noemde hij wijlen ds. Joh. van der Poel. „Een absoluut natuurtalent”.

De eerste drie minuten van de preek zijn beslissend voor de aandacht, hield de hoogleraar de predikanten voor. De hoorder van tegenwoordig is gewend aan een snelle en scherpe presentatie. „De kerkganger draait de knop niet om als hij naar de kerk gaat. U moet zichzelf profileren en niet meer vanuit de vanzelfsprekendheid spreken”.