Kerkelijk Leven

Altreformierten verbonden zich 75 jaar geleden met Geref. Kerken

Een kleine dochter in Bentheim

Door J. M. D. de Heer
Naturschutzgebiet Gottes. Zo heet graafschap Bentheim in de volksmond. Reservaat van God. Het ziet op het eigen karakter van het kerkelijk leven in Bentheim, het gebied in Duitsland ten oosten van Overijssel. De kerkelijke betrokkenheid is er voor Duitse begrippen groot, de gemeenten zijn over het algemeen behoudend. Ter gelegenheid van de 75-jarige banden met de Gereformeerde Kerken in Nederland nemen we een duik in de geschiedenis van de Evangelisch-altreformierte Kirche in Niedersaksen. Een portret van de 'kleine dochter' in Bentheim.

Voor de volledigheid vermelden we direct dat de Evangelisch-altreformierte Kirche zich niet tot het graafschap Bentheim beperkt. Wie in het puntje van de provincie Groningen, ergens achter Beerta, de grens passeert, zit direct in het gebied van de classis Oost-Friesland van de Altreformierte Kirche. De vijf gemeenten, onder meer in Emden, tellen er in totaal duizend leden. In de classis Bentheim treffen we acht gemeenten aan, met zesduizend leden. Ten slotte maakt de Niederländisch-reformierte Gemeinde in Wuppertal-Elberfeld, door H. F. Kohlbrugge in 1847 geïnstitueerd, deel uit van het verband.

Wie gewend is Duitsland op te delen in evangelisch-luthers en rooms-katholiek, raakt in Bentheim ongetwijfeld in de war. Want met de luthersen (17 procent van de bevolking) en de rooms-katholieken (30 procent) komen we maar op de helft van de Bentheimers uit. De rest behoort voor het overgrote deel (45 procent) tot de Reformierte Kirche; 5 procent rekent zich tot de altreformierten.

Luthers en gereformeerd
Om een beetje een overzicht te krijgen, slaan we de geschiedenisboeken op. Daaruit blijkt dat het graafschap in 1544 tot de Reformatie overging. Bentheim werd luthers. Ruim veertig jaar later nam graaf Arnold II de gereformeerde religie aan. De inwoners van het gebied veranderden automatisch van religie. Zo was het immers bepaald in de godsdienstvrede van Augsburg (1555): de vorst beslist over de religie in zijn gebied.

Bentheim bleef gereformeerd. Wel namen in de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog de talrijke vluchtelingen uit het oosten van het Duitse rijk hun lutherse en rooms-katholieke geloofsovertuiging mee.

Hoe ontstond in Bentheim nu de Altreformierte Kirche? Hiervoor moeten we anderhalve eeuw terug, naar de tijd van de afscheiding. A. C. van Raalte stichtte namelijk op 1 januari 1838 in het dorpje Itterbeck, net over de Nederlandse grens, een afgescheiden gemeente. Twee jaar later stichtte Hendrik de Cock in de buurt van de stad Bentheim de tweede gemeente. Binnen tien jaar ontstonden nog drie gemeenten van de “Kocksen” zoals de afgescheidenen in de volksmond heetten. In Oost-Friesland ontstonden in de jaren vijftig diverse afgescheiden gemeenten.

Nodig
Achteraf gezien was de afscheiding toch wel nodig, oordeelt dr. Beuker, altreformiert predikant in Hoogstede en archivaris van het kerkverband. Dat heeft overigens ook de Reformierte Kirche erkend, voegt hij eraan toe. Als onderbouwing overhandigt hij het boekje “Gemeinsam unterwegs” (Samen onderweg) met documenten over het reformierte-altreformierte gesprek. Dit gesprek ontstond toen in Nederland het Samen-op-Wegproces op gang kwam. De Gereformeerde Kerken, de moederkerk van de altreformierten, zijn daarin partner. Door deze verbreding van de blik richting Nederland kwam in eigen land de grote 'gereformeerde zuster' duidelijker in beeld.

Op 14 juni 1988 verklaarde de Reformierte Kirche dat ze anderhalve eeuw eerder te weinig geluisterd had naar de protesten van verontruste gemeenteleden, dat ze Schrift vaak willekeurig had uitgelegd en de afgescheiden broeders op allerlei manieren hadden tegengewerkt, beledigd en veracht. De altreformierten antwoordden hierop met de erkenning dat ze de reformatorische onderscheid tussen ware en valse kerk „kortzichtig” hadden toegepast op de reformierten, zodat de kloof alleen maar dieper werd.

Opleiding
Tot 1923 bleef de Altreformierte Kirche zelfstandig. Aankomende predikanten kregen een opleiding bij gemeentepredikanten, onder wie J. Jäger (1850-1925) te Emden een belangrijke plaats innam. Vanaf de Eerste Wereldoorlog functioneerde de theologische school in Emden echter nauwelijks meer. Nieuwe studenten waren er niet en Jäger werd te oud om de opleiding te verzorgen.

Vanaf die tijd richtten de altreformierten hun blik nog meer naar Nederland. Met de Gereformeerde Kerken in Nederland werkten ze al samen op het gebied van de zending. Vanaf 1850 werden predikanten over en weer beroepen. Jan Bavinck bijvoorbeeld, de vader van de bekende Herman Bavinck, werd geboren in Bentheim en was er vijf jaar predikant.

Niet alleen de behoefte aan een theologische opleiding, maar ook de financiële crisis in de jaren twintig dreef de altreformierten in Nederlandse armen. De keuze voor de Gereformeerde Kerken was een heel praktische; met deze kerken waren de banden het meest intensief. Als de keuze opnieuw gemaakt zou moeten worden, zou dr. Beuker als eerste naar de Christelijke Gereformeerde Kerken kijken. Daarmee voelt hij zich het meest verwant. Historisch is dit wel te verklaren. De Altreformierte Kirche gaat in haar geheel terug op de afscheiding. De Doleantie kreeg in Duitsland geen voet aan de grond.

De aansluiting bij de Gereformeerde Kerken werd in 1923 geregeld. Opvallend is de formulering: consequent is sprake van een “voorlopige” aansluiting, waarbij voorlopig cursief gedrukt staat. Dr. Beuker kan geen bijzondere redenen opnoemen waarom het voorlopige karakter zo belangrijk was. Wel geeft het volgens hem aan dat de Altreformierte Kirche als zelfstandige kerk banden aanging met Nederland.

Taalbarrière
Inmiddels zijn we driekwart eeuw verder. Het taalverschil tussen de altreformierten in Bentheim en hun Nederlandse westerburen begint de vorm van een barrière aan te nemen. Voorheen nam dr. Beuker rustig een Duitse preek mee op een Hollandse kansel. Het resultaat was een preek in goed Nederlands. Nu lukt hem dat nauwelijks meer. Hij steekt hiermee nog gunstig af bij zijn kerkenraadsleden. Vijf van de acht zijn de Nederlandse taal niet machtig. Dit betekent dat Beuker eerst de kerkorde en de ordinanties van de toekomstige Verenigde Protestantse Kerk in Nederland (VPKN) in het Duits moest vertalen, voordat de altreformierte classes Bentheim en Oost-Friesland er zinnig over konden nadenken.

Maakten de altreformierten lange tijd dankbaar gebruik van theologische boeken uit Nederland, nu zijn ze niet meer in staat de ontwikkelingen in Gereformeerde Kerken te volgen. Slechts een enkeling nam kennis van de geruchtmakende boeken van de gereformeerde hoogleraren Den Heyer en Kuitert. Toch beseffen de meesten wel dat de ontwikkelingen in de moederkerken niet stilstaan. Het heeft evenwel niet geleid tot een negatief studieadvies voor de predikantenopleidingen in Kampen en Amsterdam. Van altreformierte studenten, die er echter nauwelijks meer zijn, wordt juist verwacht dat ze de laatste twee jaar van de studie aan deze universiteiten volgen om daar het afsluitende examen af te leggen. Na het kerkelijk examen voor de classis Bentheim of Oost-Friesland, waar ook twee afgevaardigden van de gereformeerde particuliere synode Overijssel aanwezig zijn, zijn de kandidaten zowel in Nederland als in Duitsland beroepbaar.

Serieus nemen
„Een orthodoxe opleiding garandeert geen goede predikanten, een minder orthodoxe betekent niet dat alle studenten liberaal worden”, zegt dr. Beuker. „Je moet wel eens over je eigen grenzen heenkijken om te weten waar je staat. En uiteindelijk is de classis verantwoordelijk wie predikant wordt. Het classicaal examen nemen wij zeer serieus. We hebben er intensieve gesprekken over vertrouwdheid met de Schrift en het belijden van de kerk”.

De Heidelbergse Catechismus krijgt een grote plaats in prediking en catechese van de altreformierten”, licht de Hoogsteder predikant toe. „De Nederlandse Geloofsbelijdenis duikt op verschillende momenten op en zet nog altijd een stempel op prediking en geloofsbeleving. De Dordtse Leeregels functioneren in de praktijk niet of nauwelijks. Voor de jongeren zijn ze zelfs totaal onbekend”.

Reformatoren als Luther en Calvijn zijn weinig bekend onder het altreformierte kerkvolk. „De mensen kijken liever tv dan dat ze lezen. Wat ze wel heel goed lezen, is de plaatselijke kerkbode”. Zelfs dr. Beuker moet toegeven dat hij Calvijn nauwelijks leest, ook niet als voorbereiding voor zijn preek. Voor zichzelf verdiept hij zich liever in de kerkgeschiedenis of „ik lees wat in Karl Barth”.

In een pot
In een standaardwerk over de Duitse kerken staat de aantekening dat grote delen van de Altreformierte Kirche de onfeilbaarheid van de Schrift hebben losgelaten. „Een beetje gekleurd”, reageert dr. Beuker. „Ze gooien ons en de Gereformeerde Kerken in één pot. Dat mag zeker niet gebeuren”.

Toch vindt hij het nog niet eens zo gemakkelijk het verschil met de moederkerk onder woorden te brengen. „De bandbreedte van de theologie in de Gereformeerde Kerken is veel groter. Hier zitten we, als ik het goed inschat, meer op de lijn van prof. Runia. We hebben hier niet zo veel behoefte aan de moderne theologie. De bevolking is vrij traditioneel ingesteld”.

Met een aantal nieuwere liturgische formulieren in de Gereformeerde Kerken kunnen de altreformierten eveneens weinig, tekent dr. Beuker de eigen plaats van zijn kerk. „Zo houden wij vast aan het huwelijk als instelling van God, terwijl het gereformeerde formulier van een „door God geschonken mogelijkheid” spreekt.

Altreformiert en gereformeerd in Nederland lijken uit elkaar te groeien. Het taalprobleem wordt groter, de theologie verschilt nogal. Tegelijkertijd noemden altreformierten de afscheiding van de Reformierte Kirche een noodoplossing. Waarom gaat u in Nederland mee met Samen op Weg en keert u niet in Duitsland naar de moederkerk terug?

„In onze kerken tref je drie meningen aan. De officiële lijn is dat we bij de Gereformeerde Kerken en straks bij de VPKN blijven behoren, maar zoveel mogelijk zelfstandig opereren.

Sommigen willen geheel zelfstandig verder. Maar dat is fout gedacht. We leven in een zo gecompliceerde samenleving dat je met een eigen kerkorde van tien bladzijden niet klaar bent. Je mag wel een eigen jurist hebben om zo'n kerkorde op te stellen. Met vijftien predikanten en zevenduizend leden red je dat niet. Een ander praktisch punt is de predikantsopleiding. Een eigen opleiding is niet haalbaar. In Duitsland bestaan goede theologische opleidingen, zoals die in Giessen, maar daar tref je geen reformatorische traditie aan, die de belijdenis aanvaardt en predikanten opleidt voor een calvinistisch kerktype. Daarom blijven we op Nederland aangewezen.

Nog weer anderen willen samengaan met de Reformierte Kirche. Verwantschap is er in elk geval wat betreft de voorliefde voor de psalmen. We zijn bijna de enigen in Duitsland die het een goede traditie vinden. De Reformierte en Altreformierte Kirche hebben met succes gepleit voor het opnemen van enkele psalmen in het “Evangelisches Gesangbuch”, dat in heel Duitsland in gebruik is. Ze zijn de enige kerken in heel Duitsland die daarnaast alle 150 Psalmen in het liederenboek hebben staan.

Ook op diaconaal gebied werken reformierten en altreformierten nauw samen. De kerken sturen verder afgevaardigden naar elkaars synoden en deputaatschappen. Een deputaatschap, dat uit beide kerken is samengesteld, zoekt mogelijkheden voor verdere samenwerking. Vrijwel alle gemeenten in het graafschap doen aan kanselruil. In Oost-Friesland staan de contacten met de reformierten echter op een laag pitje. Daar heerst de angst dat samenwerking de overgang naar de Reformierte Kirche bevordert”.

Afstand
Ondanks de intensieve samenwerking ziet dr. Beuker een samenvoeging niet zo snel gebeuren. De Reformierte Kirche valt onder de paraplu van de grote Evangelische Kerk in Duitsland (EKD). „De afstand tussen een vrije belijdeniskerk als wij zijn en de volkskerk, met zijn kerkbelasting, maar ook geringe kerkelijke betrokkenheid, is te groot”, oordeelt hij. „Wel verwacht ik steeds intensievere samenwerking. De theologische verwantschap is veel groter dan die met de veelkleurige VPKN. Onze eerste taak is echter om het gereformeerde element in Duitsland te versterken”.