Kerkelijk Leven

Oud-docent ds. K. de Gier viert vijftigjarig ambtsjubileum

Nuchter, ijverig en vriendelijk

Van onze kerkredactie
VUREN – Broodnuchter. Dat is de typering die ds. A. Moerkerken geeft van zijn collega ds. K. de Gier. „Hij was –en is– wars van alle uiterlijk vertoon en vormelijke vroomheid. Ook was hij altijd eerlijk en kwam rond voor zijn mening uit, waarbij hij niemand ontzag als hij dat nodig achtte”. Ds. De Gier gedenkt deze week dat hij vijftig jaar in het ambt van predikant staat. Drie personen over hun contacten met deze emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten.

Ds. Moerkerken was van 1972 tot 1974 student bij ds. De Gier. „Later, in 1980, ben ik zijn collega-docent aan de Theologische School in Rotterdam geworden. Dat was een aparte ervaring: er zaten maar zes jaren tussen. Het kostte me daarom wel even moeite om “Klaas” tegen hem te zeggen. Voor 'zijn' studenten had hij erg veel over en hij nam hen meestal in bescherming.

Ik herinner mij hem als een docent die heel hartelijk verbonden was aan de gemeenten waartoe hij was gaan behoren. Soms werd hem kerkisme verweten, maar dat vind ik niet billijk. Hij kon met veel achting spreken over een man als de hervormde ds. I. Kievit (wel de “doctor zonder bul” genoemd) en had met deze een grote liefde voor Calvijn gemeen.

Ik heb ds. De Gier in allerlei verbanden van het kerkelijk leven leren kennen. Zoals gezegd vooral op de Theologische School, maar ook als lid van enkele deputaatschappen en als medelid van het moderamen van de generale synode. Steeds was hij in al die verbanden echt de man van het kerkrecht. Dat is zijn grote liefde geworden en gebleven. Hij gaf maar een enkele keer iets van zijn innerlijk bloot: hij is een introvert man. Maar omdat ik dat zelf ook ben, waardeerde ik dat erg in hem. Als hij eens iets zei over wat er in zijn hart omging, kon je ervan op aan dat het waar was. Zo staat hij mij tot op vandaag de dag voor de geest”.

Preken
Ds. De Gier was ijverig in het bestuderen van zijn preken, zegt J. Honkoop, ouderling van de gereformeerde gemeente van Den Haag-Centrum. Van 1953 tot 1959 diende ds. De Gier de toen nog ongedeelde Haagse gemeente. Vervolgens, na de instituering van de gemeente Zuid, was hij tot 1975 predikant van Den Haag-Centrum. Na een korte onderbreking in Arnhem keerde ds. De Gier in 1980 weer naar Den Haag terug, waar hij tot zijn emeritaat in 1997 stond.

In zijn preken zat onderwijs, vervolgt ouderling Honkoop. Zowel aan de bekommerde als de meer geoefende in het genadeleven gaf hij geestelijke leiding. Ds. De Gier was een echte leraar, die voor zijn preken graag in de leer ging bij Calvijn.

Tijdens kerkenraadsvergaderingen klonk ds. De Giers interesse voor het kerkrecht door, herinnert Honkoop zich. „Bij moeilijke kwesties wist hij vrijwel altijd wat de rechte weg was. Het leidinggeven ging hem niet moeilijk af”.

Toen ds. De Gier in 1960 docent aan de Theologische School in Rotterdam werd, was hij minder beschikbaar voor het pastoraat. „De laatste jaren vertelde hij wel meer over zijn persoonlijk leven”. Met uitzondering van de belijdeniscatechisatie, die ds. De Gier zelf bleef verzorgen, gaven de ouderlingen voortaan catechisatie. Honkoop herinnert zich nog een uitspraak van zijn vroegere predikant. „Jullie mogen niet preken, maar wel catechiseren.”

De terugloop van de gemeente ging ds. De Gier aan het hart. Toen hij in 1953 vanuit Lisse het beroep naar Den Haag aannam, vertrok hij naar een gemeente met ongeveer 1400 zielen. Met zijn emeritaat waren dit er nog ruim 200. De oorzaak lag vooral in de verhuizingen uit de stad. Tijdens het overleg over een nieuw en kleiner kerkgebouw toonde ds. De Gier zich er een warm voorstander van om op dezelfde plaats als de oude kerk een nieuwe te bouwen. „Hij vond het belangrijk dat ook in het hartje van Den Haag de waarheid gehoord kon worden”.

Grondig
Na ruim dertig jaar herinnert ds. J. Baaijens zich ds. De Gier als een docent die oog en hart voor zijn studenten had. „Dit kwam tot uiting in de vriendelijke omgang en geduldige manier van doceren. Hij was altijd bereid uitleg te geven op de hem eigen nuchtere en duidelijke wijze.

Van zijn citaten met betrekking tot de exegese van het Oude en Nieuwe Testament heb ik later veel steun gehad bij de voorbereiding van mijn preken. Hij poogde inzicht bij te brengen voor een duidelijk schriftuurlijk-bevindelijke prediking en stimuleerde een grondige voorbereiding. Zijn nuchterheid blijkt uit een gezegde: het zal meer voorkomen dat de preekstoel om een tekst roept dan een tekst om de preekstoel.

In de kennis van het kerkrecht was hij doorkneed. Op dit terrein heeft hij ons veel meegegeven wat in de praktijk van het kerkelijk leven zijn waarde bewees en nuttig bleek. Met waardering denk ik terug aan de wijze waarop hij zich bij alle vakken heeft ingezet om in de middellijke weg voor te bereiden op het ambtelijk functioneren in de gemeenten”.