Kerkelijk Leven

Prof. Van Leeuwen gedenkt 50-jarig ambtsjubileum

„Híj geeft moed om verder te gaan”

Door K. van der Zwaag
ERMELO – „Hoe zijn die secularisatie en enorme leegloop toch in de kerk gekomen? Ik weet het niet, ik weet het écht niet”. Prof. dr. C. van Leeuwen (74) kijkt peinzend voor zich uit, terwijl hij de tijd van nu vergelijkt met die van vijftig jaar geleden. Op 26 september 1948 werd hij in Maarn-Maarsbergen in het ambt van het hervormd predikant bevestigd. Daar houdt hij morgen ook een herdenkingsdienst. „De kerk verliest de greep op jongeren, maar dat Christus Zijn Kerk instandhoudt, geeft moed en kracht om verder te gaan”.

Prof. Van Leeuwen komt uit een kerkelijk veelkleurig gezin. Vader was gereformeerd en moeder hervormd. De zoon zelf is gereformeerd gedoopt. Toen in de jaren veertig de kerkelijke strijd binnen de Gereformeerde Kerken losbarstte over allerlei theologische kwesties, nam Van Leeuwen het besluit hervormd te worden. „Vooral vanwege het gekrakeel. Dogmatisch voelde ik me meer verwant met de vrijgemaakten, maar hun enorm kerkistische opstelling kon ik niet meemaken”.

Maar afgezien daarvan had Van Leeuwen reeds via zijn leermeester Th. L. Haitjema iets „geroken” van het theocratische visioen dat bij verschillende hervormden, vooral na de Tweede Wereldoorlog, leefde. Van grote invloed op de in Utrecht studerende theologiestudent was ook de familie ds. Wolfensberger uit Utrecht. Van Leeuwen kon op dat adres een tijd onderduiken. Ds. Wolfensberger had een “Schutzbrief”, die tegen een razzia van de Duitsers bescherming bood.

Van Leeuwen was erg onder de indruk van het kohlbruggiaanse gedachtegoed dat hij bij die familie vond. Kohlbrugge, met zijn nadruk op het Woord en Christus alleen, werd zijn voorbeeld. „Al is de vorm waarin hij zijn preken goot niet zo aanspreekbaar voor deze generatie”.

Confessioneel
Prof. Van Leeuwen werd in 1971 lid van de Confessionele Vereniging. „Ik wilde aanvankelijk in het voetspoor van Kohlbrugge geen lid van een partij zijn binnen de Hervormde Kerk. Toch heb ik ingezien dat je iets moet kiezen, dat je je moet profileren. In die tijd was het verschil tussen de Confessionele Vereniging en de Gereformeerde Bond nogal groot en was het zingen van een gezang een schibboleth tussen beide groepen. Dat is nu niet meer zo sterk het geval”.

De emeritus hoogleraar constateert dat in de afgelopen decennia de Gereformeerde Kerken (GKN) sterk zijn gaan lijken op de Nederlandse Hervormde Kerk. „In beide kerken zie je dezelfde modaliteiten. Terwijl de Hervormde Kerk altijd wel een vrijzinnige stroming kende, die nu kleiner wordt, is dit bij de GKN juist omgekeerd. Daar zijn de vrijzinnigen omgekeerd evenredig gegroeid. Als je nu naar beide kerken kijkt, is er niet zo veel verschil. En als het om een verschil gaat, is het meer een kwestie van mentaliteit. De gereformeerden geven graag de toon aan, de hervormden zijn misschien wat laks”.

Prof. Van Leeuwen maakte in Utrecht altijd een grote studentenbevolking mee. „Elk jaar meldden zich zo'n honderd studenten aan van wie verreweg de meesten ook in de pastorie kwamen”. De veelkleurigheid weerspiegelde zich ook in de verschillende disputen. Van de democratiseringsgolf in de jaren zestig maakte Van Leeuwen weinig mee. Toen hij in 1966 als wetenschappelijk hoofdmedewerker zijn intrede deed aan de rijksuniversiteit, gingen studenten tijdens colleges nog altijd staan als de hoogleraar binnenkwam. „Maar dat veranderde al spoedig. De afstand tussen hoogleraar en studenten is veel minder groot geworden”.

Oude Testament
Het hoofdvak dat prof. Van Leeuwen van 1966 tot 1991 gaf, was Oude Testament. „Dat is het getuigenis van Gods handelen met Zijn volk Israël en met de wereld van toen, maar tegelijkertijd ook voorbeeld van Gods handelen met ons in Christus”, zegt hij op docerende toon. „In het Oude Testament wordt telkens een nieuw begin door God gemaakt, totdat Hij een volstrekt nieuw begin in Christus maakt. Ik zie tussen het Oude en het Nieuwe Testament een eenheid in verscheidenheid. Je mag niet elke tekst in het Oude Testament als een voorspelling van Christus zien, want dan doe je aan de zelfstandigheid van het Oude Testament tekort”.

De oud-hoogleraar heeft de opkomst van de bevrijdingstheologie meegemaakt en deze samen met zijn leermeester en voorganger prof. A. R. Hulst in een publicatie afgewezen. Toch is hij op dit punt wat genuanceerder gaan denken, vooral door zijn begeleiding van promovendus dr. G. van Ek in Zuid-Amerika. Maar de afwijzing overheerst. „De bevrijdingstheologie is eenzijdig omgeslagen naar een alleen maar sociale en maatschappelijke prediking, waarin het hart van het Evangelie ondersneeuwt. De bevrijding waarover het Evangelie spreekt, is die van de macht uit de duisternis. Er is binnen deze theologie te weinig oog geweest voor de figuur van Christus en Zijn betekenis als heilsbemiddelaar voor de mens. Het collectieve belang van het Evangelie is zo overheersend geworden dat de verbondenheid van hart tot hart met God nauwelijks aan de orde komt”.

Het Oude Testament is daarvoor ook te eenzijdig gebruikt, „maar tien jaar geleden zou ik hebben gezegd: mísbruikt”, zo relativeert hij. „We zien nu overigens dat de pendel weer teruggaat naar rechtere banen. De bevrijdingstheologie heeft zeker haar betekenis gehad en op bepaalde moment in de geschiedenis moet je ook wat eenzijdig zijn. Wat Amos zei in zijn tijd moet toen ook wel zeer revolutionair en eenzijdig geklonken hebben. Maar tegelijk bleef voor hem de relatie met God van het allergrootste belang”.

Prof. Van Leeuwen wil recht doen aan het menselijke en het goddelijke aspect van de Schrift. Hij typeert met Haitjema de Schrift als „de gekruisigde gestalte van de Geest”. Dat maakt hem huiverig om het Oude Testament zo te benaderen zoals de bijbelgetrouwe oudtestamenticus dr. M. J. Paul dat doet. „Het feit dat er een gelaagdheid in de Schrift is en dat de Schrift in verschillende stadia tot stand is gekomen, doet juist niet de boodschap van God teniet. Integendeel. Zij bevestigt deze zelfs”.

Spanje
Prof. Van Leeuwen is een breed georiënteerd mens, ook wat buitenlandse talen betreft. Hij spreekt vloeiend Frans en Italiaans en ging vele keren voor in gemeenten in Frankrijk en Italië. „En de laatste tijd ben ik op de Spaanse toer”, lacht hij. De afgelopen jaren bivakkeert hij twee maanden per jaar op Gran Canaria (een van de Canarische Eilanden) bij zogeheten overwinteraars. Gedurende twee maanden verzorgt hij onder hen de kerkdiensten. „Heel boeiend, gezien het oecumenische gezelschap dat daar zit”.

De laatste jaren is zijn gezondheid door diepe dalen gegaan. Een hartoperatie en een ingrijpende rugwerveloperatie met langdurige narcose deden hem voor zijn leven vrezen. „God hielp mij erdoor en dan lijkt het alsof je het leven weer opnieuw van de Heere krijgt. Ik heb de laatste tijd aan Hizkia gedacht, die er vijftien jaar bij kreeg. Hoeveel mij nog te wachten staat, weet ik niet. Maar dat ik er weer mag zijn, is voor mij reden tot grote dankbaarheid”.