Kerkelijk Leven

Ds. Nap dient grootste deel van zijn 25 ambtsjaren hervormd Ede

Bijna de enige constante in de wijk

Door J. M. D. de Heer
EDE – Vijf jaar stond ds. H. Nap in hervormd Hoogblokland. „Toen wist ik zo ongeveer alles van de gemeente”. Na twintig jaar Ede heeft hij dit gevoel helemaal niet. „In mijn wijk staan veel huurwoningen. Na vijf jaar ziet de gemeente er heel anders uit. Ik ben hier bijna de enige constante en daarom blijft het werk een uitdaging”.

Een paar weken geleden las de dominee na de maaltijd uit de Brief aan de gemeente in Kolosse. Het gedeelte sprak zijn vrouw aan. „Dat is mooi voor je herdenkingsdienst”. Zondag hoopt ds. Nap 's morgens in zijn eigen gemeente in Ede over Kolossenzen 1:24 tot 2:3 te preken.

Toen ds. Nap het schriftgedeelte nauwkeuriger ging lezen, viel het hem op dat Paulus schrijft over lijden, strijd en verdrukking. „Dat kwam best naar me toe. Het zijn mooie gedachten, maar Paulus sprak uit wat hij zelf ervaren had. Ik heb nooit voor het Evangelie hoeven te lijden. Op zijn hoogst kun je zeggen dat ik door een zure appel moest bijten om mijn gymnasiumexamen te halen”.

Vlucht
Ds. Nap deed dit examen op latere leeftijd. Zijn opleiding tot onderwijzer was onvoldoende om theologie te kunnen studeren. „Achteraf was het een beetje een vlucht toen ik naar de kweekschool ging. Als kind had ik de gedachte dat ik de zending in moest. Maar eerlijk gezegd had ik niet zoveel zin in studeren. Toen ik geslaagd was voor mijn hoofdakte, bekende ik dat aan ds. G. Boer, die toen in mijn geboortedorp Lunteren stond. Hij wist op een of andere manier iets in je wakker te maken. „Eigenlijk had ik theologie moeten gaan studeren”, zei ik. „Maar dat kan toch nog!” reageerde hij.

De theologiestudie aan de Utrechtse universiteit betekende negen jaar blokken. „We voelden dat dit de weg was die we moesten gaan”, zegt mevrouw Nap. „Zonder poespas, zonder dierbare verhalen. Maar met een jong gezin is het wel een hele opgave. Als onze oudste zoon door het huis heen kroop, bleef hij bij de deur van je studeerkamer zitten. „Sst, papa in het kamertje”, fluisterde hij. En op zondag: „Papa nu niet in het kamertje, hè””.

Gewone dienst
Het is de wens van ds. Nap dat de herdenkingsdienst in Ede eenzelfde karakter heeft als een gewone zondagse eredienst. „Christus hoort centraal te staan”. Dat geldt ook voor de dienst die de jubilerende predikant 's avonds in Hoogblokland hoopt te houden. In dit dorpje in de Alblasserwaard begon ds. Nap zijn ambtelijk werk. Van de 1400 inwoners waren er zo'n 1200 hervormd, „hoewel er een brede rand was. Met veel plezier en ook met zegen werkte ik er”.

In Ede was ds. Nap de eerste zevende predikant. Zijn wijk was Veldhuizen, waar evangelist N. Raadgever jarenlang had gewerkt. „Voor de traditionele Veluwse bevolking van Ede was de wijk zo'n beetje het Sodom en Gomorra”, typeert ds. Nap. De predikant had in zijn nieuwe gemeente veel te maken met rand- en buitenkerkelijken. Hij ziet het als een taak ook hen bij het kerkelijk leven te betrekken. „Dat was me denk ik op het lijf geschreven. De zaak mag wat mij betreft best wat in beweging zijn, ik zit niet zo vast aan oude gebruiken. Oude en nieuwe rijm, oude en nieuwe vertaling wisselen elkaar af en mijn wijk zingt er ook graag een gezang bij”.

Kaartenbak
Om het zicht op zijn gemeente niet te verliezen, maakte de predikant in zijn kaartenbak verschillende categorieën: goed kerkelijk meelevenden, halfmeelevenden en evangelisatieadressen. Speciaal voor de laatste zijn verschillende “wec-werkers” actief, zij die betrokken zijn bij de wijkevangelisatiecommissie.

Om de drempel naar randkerkelijken te verlagen zijn er speciale welkomstdiensten met een aangepaste liturgie. „Dan lijkt het geen gereformeerde-bondsgemeente, maar de prediking heeft dezelfde kern als anders”. Het resultaat van alle inspanningen is dat regelmatig randkerkelijken in contact met de kerk komen. De geboorte van een kind ervaart ds. Nap als een goede ingang. „De mensen blijken dan gevoelig te zijn voor gesprekken over de Bijbel. Inmiddels zijn er al heel wat die hun kind hebben laten dopen”.

Ook mevrouw Nap voelt zich goed thuis in de Edese gemeente. „De bevolking ligt ook jou wel”, verklaart haar man. „Na de kerkdienst ben jij meestal de laatste. Je loopt in de hal vaak na te praten”.

Riagg
Namens de hervormde gemeente Ede zit ds. Nap in de religiecommissie van de riagg in de regio Veluwe-Vallei. De relatie tussen de kerk en deze algemene instelling voor geestelijke gezondheidszorg noemt ds. Nap goed. „Ze willen er rekening mee houden dat de bevolking hier over het algemeen christelijk georiënteerd is. Soms verwijzen ze cliënten door naar de kerkelijke gemeente en andersom verwijzen wij nu eens door naar hen en dan weer naar de Gliagg, afhankelijk van de achtergrond van de persoon die hulp nodig heeft.

Als ds. Nap deze tijd vergelijkt met de jaren waarin hij zelf opgroeide, valt het hem op dat jongeren veel bewuster kiezen. „Wij liepen vaak gewoon op het paadje mee. Nu kiezen jongeren veel bewuster. Dat waardeer ik”. Als jongeren het zo verwoorden dat ze „voor Jezus gekozen” hebben, is ds. Nap niet zo geneigd daar twijfels bij te hebben. „De Heere God stelt hun geloof Zelf wel op de proef. Dat hoef ik niet te doen. In de preek bied ik de genade aan, zo ruim als de Bijbel dat doet. De mensen moeten daarop reageren. Als ze dat achteraf bekijken, zullen ze zeggen dat de Heilige Geest aan het werk was”.

Tijdens zijn laatste studieverlof heeft ds. Nap zich beziggehouden met de verhouding reformatorisch-evangelisch. Ook de contacten op de interkelijke gebedskring met Nederlands gereformeerde, hervormde en baptistenvoorgangers ervaart hij als verrijkend. „De Schrift is voor mij de grens in deze contacten. Als ik iets exegetisch niet kan meemaken, haak ik af”.

Troost en uitzicht
Zijn belangrijkste taak ziet ds. Nap in de vertolking van het Evangelie in de tijd en de taal van nu. „Mijn werk krijgt het grootste accent in de zondagse eredienst. Daarop is de catechese, het kring- en evangelisatiewerk gericht. Graag wil ik de mensen laten zien dat het Evangelie troost en uitzicht biedt. Als je die niet nodig denkt te hebben, loopt het slecht met je af”.

Uit het Nieuwe Testament preekt de Edese dominee veel meer dan uit het Oude. „Ik weet dat het Oude Testament vol is van Christus, maar zonder directe verwijzing naar het Nieuwe ben ik toch wat bang voor vergeestelijken. Ik zoek meestal naar een directe verwijzing naar Christus. Om Hem gaat het in de preek”.