Kerkelijk Leven

Ds. Koolen: Je moet preken alsof je zelf mensen moet bekeren

„Gereformeerd en fris tegelijk”

Door M.M.C. van der Wind-Baauw
IJSSELSTEIN – Het gezin was in Maartenszee op vakantie. Zoon Marc, nu half in de twintig, zat nog in de kinderstoel en pa las de krant. „Weet je wie ze in Veen beroepen hebben?” vroeg ds. Koolen aan zijn vrouw. Daar had ze geen idee van. „Mij,” zei hij. „Dat komt tegenwoordig niet meer voor dat je beroepen wordt zonder dat het zelf te weten”, zegt hij nu.

Ds. J. Koolen uit IJsselstein stond gisteren veertig jaar in het ambt van predikant. „Dat is geen verdienste”, vindt hij zelf. „Iedereen kan het halen, als hij maar leeft”. Desondanks is hij intens dankbaar dat hij het heeft mogen bereiken. „Mijn jaargenoot ds. Iz. Kok rust al enkele jaren in het graf. Anderen zijn ernstig ziek”. Zelf is ds. Koolen bijna vijf jaar met emeritaat. In de ruim 35 jaar dat hij dienstdoend predikant was, diende hij drie gemeenten: Reeuwijk (1958-1966), Werkendam (tot 1973) en de laatste twintig jaar IJsselstein. Alledrie de keren bevestigde ds. W. L. Tukker hem.

Dat hij verhoudingsgewijs weinig gemeenten diende, zit niet in het feit dat hij nooit beroepen kreeg. „Ik kon nooit zo goed wegkomen. Dat heeft ook met mijn karakter te maken. Misschien een stukje trouw?”

Ds. Koolen groeide op in een confessioneel gezin. In Delft was hij organist. Daar hoorde hij allerlei preken. Maar juist het genadekarakter van de gereformeerde prediking heeft hem diep getroffen. „Onder de preken van ds. W. L. Tukker en ds. J. J. Poot heb ik het grote goed daarvan leren kennen. Ook zat ik als jongeman nog onder het gehoor van ds. P. Zandt en ds. T. Lekkerkerker”.

Drie gemeenten
Toen kandidaat Koolen in 1958 beroepbaar werd in de Nederlandse Hervormde Kerk, kreeg hij onder andere beroepen uit Haaften en Reeuwijk, maar ook uit Leerbroek en Schelluinen, waar ds. Dorsman had gestaan. „Het lag allemaal minder gepolariseerd in die tijd”. Hij ging naar Reeuwijk. Reeuwijk Dorp dan. Want Reeuwijk Brug was toen nog niets. Eén straat en verder groen gras. „Dat kun je je nu niet meer voorstellen. Er is daar een heel nieuwe wijk gekomen”. Ds. Koolen zette zich in voor de bouw van een nieuwe kerk. Met succes. „De Ichthuskerk daar is tegenwoordig de hoofdkerk”. Het bouwen van een nieuwe kerk bindt samen in de gemeente, is zijn ervaring.

De predikant is blij dat hij altijd iets naast zijn predikantschap heeft kunnen doen. In zijn Reeuwijkse tijd gaf hij negen uur per week godsdienst op het christelijk lyceum in Gouda. „Ik ben een onderwijsman in hart en nieren”, typeert hij zichzelf. „Ik gaf 23 uur per week les in die tijd. Op beide openbare basisscholen gaf ik in allezes de klassen bijbelonderwijs. Daarnaast waren nog de gewone catechisaties aan de Brug en op het dorp”.

Later in Werkendam had hij 250 catechisanten. „Daarbij was één groep van wel 55 tegelijk. En dat ging”. In die tijd was hij ook voorzitter van de protestants-christelijke vleugel van het Prinses Beatrixziekenhuis in Gorinchem. „De kerken hadden toen nog een grote vinger in de pap”.

In 1972 kwam het beroep uit IJsselstein, onder de rook van Utrecht. Ds. Koolen bedankte. Maar op weg vanuit Werkendam naar de cursus pastorale psychologie in Utrecht, die hij twee jaar volgde, kwam hij er steeds langs. „Dan dacht ik, als er weer een dominee bedankte: Waarom doen ze het nou niet? Het was wellicht niet zo aantrekkelijk? De streek heette wettisch. Werkendam was emotioneler. Daar konden ze wel boos worden, maar ze bleven het niet. Toen IJsselstein nog een keer kwam, durfde ik geen nee meer te zeggen. Ik ben er altijd blij mee geweest dat ik hier een mooie kerk had, die ook goed gevuld was”. In IJsselstein werd de predikant voorzitter van de ring en eindredacteur van de Bazuin, het kerkblad van tien gemeenten in de omtrek. Dat laatste is hij nog steeds. In zijn tijd werd de kerk gerestaureerd en een nieuw kerkelijk centrum gebouwd.

Getto
Ds. Koolen verlangde altijd degelijk gereformeerd te zijn en tegelijk toch op een frisse manier te preken, vertelt hij. „Zeker in een plaats als IJsselstein, waar de wind van de tijd overheen is gewaaid, is dat nodig. Ik heb geprobeerd de taal van nu te spreken. Dat zullen de oudvaders ook hebben gedaan, de taal van hun tijd spreken. De stelling wordt wel eens opgeworpen dat in ons soort gemeenten de teruggang niet zo groot is. Daar ben ik het niet mee eens. Pinksterzondag preekte ik op de Veluwe, ook daar blijkt de kerkgang te zijn teruggelopen. En op andere plaatsen is de teruggang evenzeer duidelijk te merken. We mogen de handen dichtknijpen als de kerk vooral in de stad voor de helft is gevuld. Een enkele uitzondering daargelaten”.

Voor de predikant is de grote vraag: Wat nu? „Moeten we ons terugtrekken in een getto? Het zal geen bescherming bieden als wij als christenen dat doen. Ook niet wanneer we het gaan zoeken in uitwendigheden. Het gaat erom dat we ons hart leren geven aan de Heere. Elke dag. We staan in eenzelfde marginale context als de christelijke gemeenten in Klein-Azië, die er nu niet meer zijn. Ik moet zeggen dat het niet heeft gewerkt om je in een kleine groep terug te trekken. Laten we van de geschiedenis leren”.

Zelf streeft ds. Koolen ernaar de boodschap van het Evangelie centraal te stellen. „Het separerende en ontdekkende element mag daarbij niet ontbreken. Ik voel de drang om mensen als het ware zelf te bekeren. Dat kan ik niet. Maar je moet preken alsof dat wel zo is”.

De predikant betreurt het wanneer jonge collega's zich gedragen als „oude mannen, en dat alleen om in de smaak te vallen bij sommige mensen. Daarvan moet je worden verlost. Met heilige drang moet je preken om mensen te brengen aan de voeten van Christus. Zelf lig ik in de nacht van zaterdag op zondag regelmatig wakker van de spanning om de komende kerkdienst”.

Om begrippen als zonde en genade kun je niet heen in de kerk, stelt ds. Koolen. „Maar je moet de zaken wel duidelijk uitleggen. Op een voetbalveld moet je ook weten wat een goal is. Er is geen traditie dan de gereformeerde die zo diep heeft gepeild wat zonde is”, vervolgt hij. „Maar mensen weten niet meer wat dat is. Een vlek op je jas. Da's niet zónde. Dat is jammer”.

Literatuurkring
Veel belang hecht de predikant aan het kennen van je eigen tijd, cultuur en de moderne stromingen. „Je moet op de hoogte zien te blijven van de literatuur en de krant”. Zelf doet ds. Koolen nog steeds mee aan de literatuurkring, die hij twaalf jaar geleden opzette om ouders van middelbare scholieren op dit terrein leiding te geven. Vijf keer per jaar komt de kring bij elkaar en bespreken de deelnemers, nu onder leiding van een bibliothecaris, een boek.

Ds. Koolen pleit verder voor een ruime, royale prediking, „maar tegelijk met het rode licht: Indien iemand Jezus Christus niet liefheeft, die moet wel een vloek wezen”.