Zie ook: Antwoord op het gebed De zin van het leven Preken in duidelijke taalJeugdwerkadviseurs reageren op enquête onder jeugd
Tussen skaters en kuitrokkenDoor J. R. A. Dekker en J. van 't Hul Hij zocht wat nieuws. Maar hij wist nog niet zo goed waar hij dat zoeken moest. Vragen hij had te over, antwoorden niet zoveel. Zoekend keek hij rond, bij hindoes en boeddhisten, in New-Age- en pinksterkringen. Overal vond hij wel wat aardigs, maar uiteindelijk wilde hij toch nergens bij horen. Religieus, dat wás hij, maar kerkelijk geïnteresseerd niet. Want ik geloof niet in die ene waarheid. Traditionele kerkgenootschappen zijn op de markt van religie allang niet meer de enige aanbieders. Ook buiten de kerk om proberen jongeren in contact te komen met een evangelie. Nederland kent een sterke ontkerkelijking, tegelijkertijd lijkt er sprake te zijn van een religieuze opleving. Een merkwaardige paradox, die voor een aantal christelijke organisaties reden was voor een wetenschappelijk onderzoek. Men wilde wel eens wat meer weten over de religieuze opvattingen en de levensstijl van christelijke jongeren. De vandaag gepresenteerde uitkomsten van het nationaal onderzoek onder de Nederlandse jeugd Geloof in levensstijl legden we voor aan drie leidinggevenden uit het kerkelijk jeugdwerk: Arend Eilander van de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond (HGJB), Jan Mauritz van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG) en Sjoerd de Haan van de Christelijke Gereformeerde Jongeren Organisatie (CGJO). De drie organisaties zijn destijds aangezocht om aan het onderzoek mee te werken, maar om uiteenlopende redenen is daarvan afgezien. Bruikbaarheid
Hoe bruikbaar is dit onderzoek voor u? De Haan: Onze organisatie valt voor een groot deel in de onderzochte groep. Ik zie dus best veel herkenningspunten. Zo'n 50 procent van de CGJO-jongeren zal bijvoorbeeld contacten hebben met EO-Ronduit. Mauritz: Bij ons ligt dat duidelijk anders. In dit onderzoek gaat het om een bepaald segment van de christelijke jeugd. De godsdienstsocioloog Stoffels onderscheidt in zijn onderzoek de groepen bevindelijk gereformeerd, vrijgemaakt gereformeerd en evangelisch reformatorisch. Het nu gepresenteerde onderzoek zit in de laatste kern. De betrokkenheid van bevindelijk gereformeerde jeugd bij evangelische organisaties is niet zo groot. Dat houdt in dat voor ons dit onderzoek minder representatief is. Jammer, vind ik. Het onderzoek heeft daarmee aan waarde ingeboet? Eilander: De ontwikkelingen die het onderzoek schetst, gaan onze jeugd niet voorbij. Op een EO-jongerendag komen ook jongeren uit onze achterban. Dat shopgedrag, waarbij je overal pakt wat je wat lijkt, herken ik. Aan de andere kant moet je jezelf realiseren dat zoiets hoort bij een periode van jong zijn. Jong zijn kent nu eenmaal een fase van experimenteren. Mauritz: Ik heb daar wat kanttekeningen bij omdat jongeren van de JBGG sterker worden gewaarschuwd voor deelname aan moderne cultuuruitingen. Ik wil niet zeggen dat ze niet shoppen. Maar een Flevo-festival bijvoorbeeld zie ik nog niet velen bezoeken. Eilander: Dit soort activiteiten heeft op jongeren wel een grote aantrekkingskracht en sluit vrij sterk aan op hun belevingswereld. Een van de conclusies van het onderzoek is dat het met de levensstijl van onze jeugd niet zo slecht is gesteld als op verjaardagen wel wordt beweerd. Eilander: Ik vind dat wel erg positief geduid. Als ik zie wat onder jongeren soms leeft! Velen zeggen tegen individualisering te zijn, maar als puntje bij paaltje komt, kiest men toch voor het eigen 'ik'. Dat zie je ook weer in dit rapport. Toch scoren medemenselijkheid en gezinswaarden hoog. De Haan: Dat bevreemdt mij niet. Het zogenaamde huisje-boompje-beestje-effect onder jongeren is vrij sterk. Mauritz: Uit recent ander onderzoek is gebleken dat jongeren de gezinssituatie best belangrijk vinden. Jongeren die in een positieve gezinssituatie opgroeien, staan ook positiever tegenover de kerk en tegenover sociale relaties. De veelgeprezen individuele vrijheid van enkele jaren terug is blijkbaar niet aangeslagen. Mauritz: Dat bedoel ik! Ik wil niet zeggen dat individualisme slechts in de lucht hangt. Maar een positieve gezinssfeer is belangrijk voor de wijze waarop jongeren om zich heen zien. Eilander: Ik wil de waarde van het gezin niet onderschatten, maar we moeten niet vergeten dat een behoorlijke mate van individualisering ook uit dit rapport spreekt. Dat zie je ook in de keuzen die jongeren maken. Ze willen ergens voor staan en dat willen ze zelf uitmaken. Ze laten zich minder gelegen liggen aan de leer, aan het dogma, ze willen zelf uitmaken waar ze voor staan. Jongeren voelen zich bijvoorbeeld nauwelijks aangesproken door zoiets als een SoW-proces. Dat raakt ze helemaal niet. Het rapport zegt onomwonden dat jongeren behoefte hebben aan grensafbakening, aan leiding, aan stuur in hun leven. De Haan: Aan de ene kant vragen ze inderdaad om grenzen. Anderzijds zijn ze erg geneigd om zelf die grenzen te bevoelen en af te tasten. Ze vragen om een pakketje met een aantal grenzen, waarbij ze zelf graag de selectie toepassen. Mauritz: We moeten erkennen dat jongeren tegenwoordig gewoon mondiger, assertiever zijn. Dat wordt ze ook op school geleerd. Logisch dat ze zelf ook keuzes willen maken. Maar dat staat niet haaks op het feit dat ze het tegelijkertijd waardevol vinden een stuk geborgenheid te krijgen, een thuis te hebben, waar het goed toeven is. Eilander: Het gezin en de gemeente moeten voor jongeren een oasebeleving zijn. Toch moeten we hen ook toerusten voor het staan in deze maatschappij. Het gezin en de gemeente zijn de oase van waaruit ze de maatschappij tegemoet kunnen treden. Als opvoeder, als oriëntatiepunt, zul je daarin écht moeten zijn. Het gaat jongeren steeds meer om het hart en steeds minder om de leer. Je mag wel met de leer aankomen, maar er moet als het ware een 'plus' bij zitten. Jongeren hebben wel behoefte aan religie, maar geen behoefte aan kerkelijke binding. De Haan: Ik herken dat. Jongeren zitten er niet op te wachten wat de kerk zegt over iets. Ik ben er zelf ook niet helemaal vrij van. Ze zitten niet te wachten op de leer en de dogma's. Dogma's hebben voor een groot deel afgedaan bij jongeren. En als u kijkt naar de jongerenorganisatie LCJ, in uw kerkverband het zusje van de CGJO? De Haan: Daar ligt het anders. Hoewel daar ook de ontwikkeling is van de leer naar het gevoel, al komt het daar wat later en verloopt het daar misschien ook langzamer. De geringe belangstelling voor dogmatiek is toch een verschijnsel van alle tijden? De Haan: Toen ik jong was, werd ik ook niet zo door de leer gevangen. Daar wist ik eerlijk gezegd erg weinig van. Mauritz: De kerkelijke wereld is steeds opener geworden. Dogma's zijn inderdaad geen eerste keuzes van jongeren. Maar als je in staat bent aan te geven wat de richtinggevende zaken in de geloofsleer zijn en kunt verwoorden dat die stuur geven aan de beleving, pakken jongeren dat best op. Dat vraagt heel wat van opvoeders, jeugdleiders en cathecheten. Meer dan vroeger. Daar ben ik van overtuigd. De Haan: En ík blijf me afvragen of je dat nog over tafel krijgt, uiteindelijk. Mauritz: Maar wat doen we dan om jongeren te helpen in te groeien in hun eigen traditie. Dit te zéggen lijkt vandaag de dag al bijna niet meer legitiem te zijn. Vroeger hielpen ouderen de jongeren daarbij veel meer. Ouderen zeggen nu: Zo voelen jongeren dat niet meer. En vervolgens gaan ze over tot het volgen van datgene wat de trend voorschrijft. Eilander: Ik denk dat veel opvoeders voor de moeilijkheid staan hoe ze het moeten verwoorden. Van hen werd vroeger niet gevraagd tekst en uitleg te geven waar ze in het geloof voor stonden. Alle mensen van het dorp dachten immers gelijk. Nu komt het veel meer aan op het duidelijk maken waarom je over bepaalde dingen zo denkt. Dogmatiek? Prima! Maar leg dan uit waarom je dat belangrijk vindt. Het is daarbij van belang dat je echt bent, authentiek. Jongeren zijn op zoek naar zingeving. Maar geloof en zingeving staan niet gelijk aan het spreken over de kerk. Dat onderscheid moeten we goed maken. Jongeren zitten wel verlegen om iets religieus, maar niet om de kerk, niet om een dogma. De Haan: Dat is niet toe te juichen, maar wel een gegeven. Eilander: Toch kom je in onze tijd ook jongeren tegen die er bewust voor kiezen om tegen de stroom in te roeien. Die bewust zelf een keuze hebben gemaakt waarvoor ze willen gaan. Dat vraagt moed. Die jongeren moeten we als jongerenorganisaties begeleiden, met alles wat we hebben. Mauritz: Dan kom je direct voor de vraag te staan hoe je aan die jongeren richting moet geven. Daarbij mag de kerk geen marginale rol spelen, want daarmee laat je een stukje van het gereformeerde belijden los. De Haan: Het is jammer dat de kerk daarop niet of nauwelijks lijkt te willen of te durven inspelen. We zoeken nauwelijks aansluiting tussen enerzijds de leer en anderzijds de vrijblijvendheid van veel jongeren. Eilander: Ik heb geleerd dat een waar geloof niet alleen een stellig weten is. Dat zul je nu gewoon moeten uitleggen. Catechese zou meer een 'over-en-weergesprek' moeten zijn. Daarin kun je aangeven dat 'de leer' ook alles te maken heeft met wat je in je vrije tijd doet en met de manier waarop je je op school gedraagt. Geloef is niet te scheiden van ons staan in de maatschappij. En binnen dit geheel heeft kennisoverdracht een belangrijke plaats. Blijft staan dat kerken kennelijk onvoldoende in staat zijn jongeren aan zich te binden of om te beantwoorden aan hun behoefte aan religiositeit. Eilander: Maar dúrft de kerk jongeren dan echt serieus te nemen? Mauritz: Welzeker! Veel ambtsdragers willen dat echt. Probleem is hoe je die aansluiting vindt. Hoe creëer je een klimaat waarin die overdracht ook effectief plaatsvindt? Dat is de worsteling van velen. Ik zie in onze gemeenten veel ouderen die jongeren graag wat meegeven. Het onderzoek beweert dat in de orthodoxe structuren de banden knellen. Dat komt inderdaad voor. Als je alle waarden en normen op één lijn stelt en geen enkele nuancering kent, kan dat jongeren iedere ruimte ontnemen om te experimenteren op de weg naar de volwassenheid. Zo kun je de aansluiting verliezen. De Haan: We zoeken als kerken vaak naar middelen om jongeren in het gareel te krijgen. Maar zoeken we ook naar een gareel waarin jongeren zich goed voelen? Ik ben soms bang dat we die confrontatie niet aandurven omdat we onze zekerheden in structuren vinden. Mauritz: Daar ben ik het niet helemaal mee eens. De traditie heeft in structuren haar vorm gekregen. Maar als het goed is, gaat het bij de overdracht om het hart: dat jongeren gaan leven met de Heere. De Haan: Maar moet dat altijd binnen de huidige structuren? Neem nu de vorm van een kerkdienst. Diedoet het bij heel veel jongeren niet meer. Mauritz: Maar er zijn bij jullie ook jongeren die twee keer per zondag naar een kerkdienst van anderhalf uur gaan en geboeid naar een preek luisteren. De Haan: Ik vraag me ook wel eens af hoe dat komt. En ik zou ook nog wel willen weten hoeveel jongeren werden geboeid door de dienst en hoeveel jongeren gewend zijn aan die manier van doen en er binnen die gegevenheid er het beste van proberen te maken. Eilander: Het gaat erom dat jongeren serieus worden genomen in hun vragen, in hun staan in deze wereld, ook in de eredienst. Het is beide. Je uitgangspunt mag het waardevolle van de leer en de traditie zijn. Dat moet je proberen uit te dragen in de richting van de jongeren. Maar je mag daarbij niet vergeten aan de jongeren te vragen wat zij nou beleven in hun wereld. We moeten leren die brug te slaan. Daarvoor is een vertrouwensrelatie nodig. Dat vraagt veel kwaliteit van leidinggevenden die investeren in jongeren. Maar ook trouw. Vernieuwing De HJGB is bezig met een bezinning op het gebruik van culturele werkvormen in het jongerenwerk: welke werkvormen hebben wel bestaansrecht en welke niet? Eilander: We willen dicht bij jongeren opereren. Maar de vraag is wanneer de inhoud van iets wordt overschaduwd door de vorm. Vanuit onze positie als oriëntatiepunt zeggen we regelmatig: Nee, deze werkvorm is voor ons niet acceptabel. Maar je moet wel heel erg uitkijken dat die dingen het beleid niet gaan uitmaken. Mauritz: Er zijn jongeren die op een bepaalde leeftijd behoefte hebben aan een oriëntatie die onder meer verloopt via EO-Ronduit of een EO-jongerendag. Je kunt zeggen: Daar moeten we ook wat van overnemen, want anders missen we bij die jongeren de boot. Maar vervolgens ontstaat er dan een tegenstelling tussen die cultuur en datgene wat zondags in de kerkdienst plaatsheeft. Je bevordert dan de vervreemding en dat kan toch niet de bedoeling zijn. Eilander: Maar aansluiting zoeken bij jongeren wil ik niet bijvoorbaat beschouwen als inleveren. Waar gaat het om? Dat we jongeren aanspreken, in hun staan in deze maatschappij. Dat hebben we toch allemaal nodig. Als het zondag geweest is, moet ik er toch ook weer een week tegenaan. Dan moet ik wat meegekregen hebben. Mauritz: Ik zie niets in liturgische vernieuwing, niets in een brede instroom van evangelische liederen en allerlei muziekinstrumenten. Je ziet toch in evangelische kringen dat dat na verloop van tijd ook niet meer werkt. Het gaat om de kern: de boodschap van het Woord. Daar zijn we het wel over eens, maar hoe proberen we de boodschap te vertalen naar jongeren van nu, hoe geven we het gereformeerde belijden vorm, zodanig dat jongeren zich aangesproken voelen. Dat zal in prediking, catechese en gesprekken heel concreet met de toepassing op het hart moeten gebeuren. Ik denk dat dat voor elke prediker, elke catecheet en elke jeugdleider een grote worsteling moet zijn. De Haan: Wat is er op tegen om eigentijdse vormgeving te gebruiken als drager van de boodschap? Ik zie daar geen bezwaren in. Eilander: Nieuwe vormen moeten wel ondersteunend zijn, moeten dus ook echt iets drágen. Ze mogen niet vervreemdend werken. We zullen dus toch ergens naar een gulden middenweg moeten zoeken. Maar ook dat is een spanningsveld. De ene jongere is helemaal gewend aan zoiets als praise, de andere beweegt zich nog heel traditioneel binnen zijn eigen gemeente. Op een jongerenbijeenkomst in Rijssen zag ik skaters rondlopen, maar ook meisjes met kuitrokken. Je kunt heel bezorgd dat onderscheid benadrukken, maar we zouden het ook kunnen waarderen dat ze even later naast elkaar in dezelfde groep zitten. |