Kerkelijk Leven

Ds. Rienstra blikt terug op kwarteeuw CGB

Een jubileum met een verrassing

Door J. M. D. de Heer
SCHEVENINGEN – Voor het jubileum van het Confessioneel Gereformeerd Beraad (CGB) zou binnen de Gereformeerde Kerken niet zo veel belangstelling zijn. Althans, zo leek het een jaar geleden. Inmiddels is dit grondig veranderd. Het ledenbestand kent een opmerkelijke instroom van jonge predikanten. Van ternauwernood gedulde beweging werd het CGB een vereniging waarmee de synode en de gereformeerde predikantsopleidingen in Kampen en Amsterdam sinds kort echt rekening houden.

Kwikstaartlaan 24, Den Haag. De kalender wijst 17 april 1973. In de pastorie van dr. B. Wentsel legt de notaris de stichting Confessioneel Gereformeerd Beraad vast. Het CGB zal de geschiedenis ingaan als een groep behoudende gereformeerden die een dam tegen de vrijzinnigheid in hun eigen kerk willen opwerpen. Vandaag viert het beraad in de Nijkerkse Goede Herderkerk zijn 25-jarig jubileum. Vanuit zijn pastorie, op loopafstand van die van dr. Wentsel, blikt ds. A. S. Rienstra, secretaris van het CGB, terug op de opgang, neergang en nieuwe bloei van de vereniging.

Overstemd
In de jaren zestig groeide binnen de Gereformeerde Kerken de verontrusting over toenemende vrijzinnigheid. Het confessionele geluid werd zwakker en overstemd door andere, eigenzinnige en onbijbelse geluiden, schrijft dr. Wentsel in het jubileumboek van het CGB. Het proefschrift van dr. H. Wiersinga (1971), waarin deze de klassieke verzoeningsleer bestreed, deed de golven hoog oprijzen. Zijn opvattingen werden afgewezen, tegen de persoon zelf ondernam de gereformeerde synode geen stappen. Inmiddels zijn we een stap verder, zegt ds. Rienstra. Prof. Den Heyer kreeg van onze synode zelfs een applaus, hoewel hij de verzoening door de voldoening van Christus ontkent.

De eerste tien jaren was het CGB een stichting. Een stichting kent geen leden, legt de Scheveningse predikant uit. „De oprichters wilden groepsvorming binnen de kerken voorkomen”. Op de drukbezochte appèldagen en in het blad “Credo” was het bijbels-confessionele geluid te horen. Zonder dat het bestuur het stimuleerde, ontstonden rond “Credo” her en der in het land tientallen gesprekskringen.

Dit grondvlak vroeg om een directere betrokkenheid bij het CGB. Een oplossing was het oprichten van een vereniging. Ds. Rienstra kan zich de aarzelingen van het bestuur nog goed herinneren. „Als je een vereniging opricht, wek je de schijn een modaliteit binnen de kerk te worden”. Het bestuur raadpleegde de Kamper hoogleraren Ridderbos, Runia en Plomp. „Zou je het wel doen?”, vroeg prof. Plomp. Als kerkrechtdeskundige was hij het meest benauwd voor een soort kerk in een kerk.

Uiteindelijk hakte het bestuur de knoop door en ontstond in 1983 de Vereniging Confessioneel Gereformeerd Beraad. Al snel moest het bestuur bij het moderamen van de synode op het matje komen. „Een niet prettig gesprek volgde”, weet ds. Rienstra nog. „We zijn een confessionele kerk”, stelde het moderamen. „Het CBG is niet nodig, zaait onrust en scheurmakerij”. Nog altijd is ds. Rienstra ervan overtuigd dat dit laatste onjuist is. „We zijn een zeer binnenkerkelijke vereniging, hebben de hele kerk op het oog en piekeren er niet over de kerk vaarwel te zeggen”.

Ledental
Na een gestage stijging tot 6000 namen in het adressenbestand (rond 1990) daalde dit aantal na verloop van jaren tot zo'n 4000. Behoudende gereformeerden werden nogal eens christelijk gereformeerd, Nederlands gereformeerd of hervormd. Een nieuwe toestroom van leden kwam op gang toen het CGB zich openlijk tegen de opvattingen van prof. Den Heyer keerde. Inmiddels is het bestand op weg naar 5000 adressen.

Als er in de kerk niet zoveel aan de hand is, als de synode een beetje op de winkel past en niet al te opzienbarende uitspraken doet, zien velen de noodzaak van het CGB niet zo in, denkt ds. Rienstra. Dat werd anders toen de Gereformeerde Kerken zich in 1985 tegen de plaatsing van kruisraketten keerden. Het CGB stelde dat de kerk zich niet over dergelijke politieke kwesties moet uitspreken en kreeg daarmee steun van velen in de kerk. Het werd opnieuw anders toen het beraad openlijk de visie van prof. Den Heyer verwierp. „Als bestuur hebben we ons wel afgevraagd of we daar verstandig aan deden. Den Heyer zou ineens grotere naamsbekendheid krijgen. Zijn boeken worden nu nog beter verkocht. Maar bij een dergelijke aantasting van het hart van het Evangelie vonden we dat actie nodig was”.

Ook in de 'stille' jaren zat het beraad niet stil. Een eigen uitgeverij en een toerustingscentrum kwamen tot stand. Het bestuur schreef een open brief aan prof. H. M. Kuitert bij het verschijnen van diens boek “Het algemeen betwijfeld christelijk geloof”. Ook schreef het bij vacatures aan de Theologische Universiteit in Kampen brieven aan het curatorium met het verzoek confessionele hoogleraren te benoemen.

Contacten
Het CGB zoekt contacten met kerkelijke organisaties die willen staan voor Schrift en belijdenis. Het voelt zich dicht bij de hervormde Confessionele Vereniging staan. Ook met het Evangelisch Werkverband heeft het beraad een goede relatie. „We hebben wel kanttekeningen bij de plaats van de charismata, maar het positieve overwint”.

Voor de Gereformeerde Bond heeft ds. Rienstra waardering, „maar het is duidelijk dat die in een wat oudere traditie staat. Zo zingen we tijdens de eredienst ook uit het Liedboek voor de Kerken en hebben we geen enkele moeite met de vrouw in het ambt. In twee van mijn gemeenten kregen in mijn tijd juist vrouwen zitting in de kerkenraad”.

Het CGB viert zijn jubileum in een boeiende tijd, stelt ds. Rienstra vast. „Van de duizend gereformeerde predikanten zijn er 215 lid van het beraad. Honderd predikanten lezen ons blad “Credo” zonder CGB-lid te zijn. Daarnaast sympathiseren nog eens honderd predikanten met het Evangelisch Werkverband. Tel daarbij de predikanten die wel confessioneel denken maar die zich niet bij een organisatie willen aansluiten en het blijkt dat de helft van de predikanten confessioneel-evangelisch is”.

Rooskleuriger
Eigenlijk is de toestand in de Gereformeerde Kerken rooskleuriger dan velen inschatten, vindt ds. Rienstra. Alleen met de vertegenwoordiging in de generale synode is het nog slecht gesteld. Niet één predikant-lid van het CGB is afgevaardigde naar de synode. „Maar ik heb goede hoop dat dit verandert. We nemen sinds enkele maanden een belangrijke plaats binnen de kerk in. In plaats dat we gestaag afkalven slaan we onze vleugels uit. Zo hadden we ons het 25-jarig jubileum een jaar geleden niet durven voorstellen”.