Kerkelijk Leven

Dr. Fernhout voor Confessioneel Geref. Toerustingscentrum:

Kwestie-Den Heyer leidt tot
twijfel over lidmaatschap

Van onze kerkredactie
DE STEEG – Mag en kán ik nog lid van de Gereformeerde Kerken blijven? Voor velen is dit een herkenbare vraag, aldus dr. R. Fernhout zaterdag in De Steeg. Hij sprak tijdens de eerste conferentie georganiseerd door het Confessioneel Gereformeerd Toerustingscentrum. „Het is vooral een vraag geworden na het beruchte synodebesluit inzake Den Heijer”.

Dr. Fernhout sprak over het thema van de conferentie, “Wat bindt mij aan de kerk?” Het ging in zijn verhaal vooral over de vraag wanneer het moment voor het verlaten van de kerk is aangebroken, wanneer de kerk vals wordt en wanneer zij zich afkeert van het Evangelie. Dat is niet zo eenvoudig, zette Fernhout uiteen. Hij liet zien dat in het verleden met dit probleem al vele malen geworsteld is.

Geen aparte kerk
De Reformatie wilde geen aparte kerk naast de kerk van Rome stichten, aldus de voormalige docent aan de Vrije Universiteit. Christus is niet gedeeld. De hervormers wilden ook niet vluchten in een onzichtbare kerk. In artikel 28 NGB belijdt de kerk dat iedereen zich bij de ware kerk moet voegen. „Maar nu de weerbarstige praktijk. In de zestiende eeuw waren er heel wat alternatieven voorhanden naast de roomse kerk, zoals gereformeerden, luthersen en zij die zich op de Geest beriepen. De kenmerken van de ware kerk volgens artikel 29 zijn de zuivere prediking van het Evangelie, de zuivere bediening van de sacramenten en de kerkelijke tucht”.

Dr. Fernhout erkende van de tucht dat zij eigenlijk moeilijk te handhaven is. Er is geen kerkelijke politie en over het hart mag men niet oordelen. Ook kan iemand afwijkende opvattingen hebben terwijl hij zich toch aan Christus heeft toevertrouwd. Dat de ware en de valse kerk gemakkelijk van elkaar te onderscheiden zijn, volgens artikel 29 NGB, noemde dr. Fernhout overigens wat optimistisch gesteld. „Dat gold wel voor die tijd, maar is moeilijker voor onze tijd te handhaven”.

Zuiver en onzuiver
Dr. Fernhout had sympathie voor de visie van Kuyper, die onderscheidde tussen zuivere en onzuivere kerken. Er zijn volgens Kuyper ware plaatselijke kerken, er zijn 'grijze' kerken en volkomen dode kerken. „De laatste moeten we direct verlaten (dat is zelfs plicht), bij de eerste kunnen we nog goed kerken, maar bij de tweede is strijden de plicht. Het zijn kerken waar het Evangelie soms bedekt wordt gepredikt, maar waar wel bidders zijn. Die kerken zijn niet zonder meer op te geven, maar kunnen wel hersteld worden”.

Dr. Fernhout erkende wel dat met dit alles geen pasklare oplossing gegeven wordt. „Als je zondag aan zondag stenen voor brood krijgt, de heilsfeiten niet geloochend maar ook niet genoemd worden, dan kan er een moment komen dat je zegt: Ik kan niet meer. Het is slopend om altijd een minderheid te vormen. Ik ken een gezin dat altijd actief meedeed totdat de kinderen naar catechisatie gingen. Dat was voor hen het moment om te zeggen: Ik kan niet meer. Maar dat moet altijd een persoonlijke beslissing voor de Heere zijn”, aldus dr. Fernhout. Hij wees er nog op dat artikel 27 ook positief eindigt: God zal de kerk altijd in stand houden, hoewel zij een tijdlang zeer klein kan zijn en tot niets geworden schijnt te zijn.

Vooral thuis
Drs. W. van Herwijnen, predikant te Haarlem, benadrukte in zijn lezing dat het eigenlijke werk voor het herstel van de kerk thuis moet gebeuren. „Als de kerk andere wegen gaat, dan moet de Bijbel opengedaan worden en de belijdenis recht gedaan worden. Jesaja sprak: Ik zal water gieten op het droge. Die belofte geldt nog steeds. Als de gemeente samenkomt in gebed, dan is er de belofte aan verbonden. De kerk moet zich niet als een thermometer aanpassen, maar een thermostaat zijn, die de temperatuur aangeeft. Wij moeten de tap openzetten. We hebben krediet bij God. Als het gaat om de vraag wat bindt mij aan de kerk: hoe ben ik zelf lid van de kerk?”