Kerkelijk Leven

Dr. J. Broekhuis (65) benadrukt belang van bestudeerde preken

Tolerantiegeest van vandaag verwart

Door S. C. Bax
BARNEVELD – „De tolerantiegeest van vandaag werkt verwarrend. Ook in de kerk. De Heere Jezus wordt in de koran beschreven. Dat gebeurt ook in de Bijbel. De tolerante mens schakelt deze twee godsbeelden maar al te graag gelijk. Terwijl allah een heel andere god is dan de Drie-enige God die Zich in Zijn Woord openbaart”.

Dr. J. Broekhuis wordt vandaag 65 jaar. De hervormde emeritus predikant, die godsdienstwetenschapper is, diende vijf hervormd-gereformeerde gemeenten. Tevens was hij enkele jaren als hoogleraar verbonden aan de Near East School of Theology (NEST) in Beiroet. Momenteel doceert hij een flink aantal uren aan de Theologische Hogeschool vanwege de Gereformeerde Bond. In 1995 ging hij met emeritaat.

De emeritus is teruggekeerd naar het land van zijn vaderen: Barneveld. Tot zijn elfde jaar kerkte hij met zijn ouders in de gereformeerde gemeente ter plekke. Ds. Fraanje doopte hem, ds. Van de Woestijne en ds. Van Dam roepen nog steeds goede herinneringen bij hem op.

De plek waar hij nu is neergestreken draagt de illustere naam “Eikenhoek”. Het is voor hervormden een bijzondere plek: de oude hervormde pastorie. Predikanten als R. de Bruin, P. P. J. Monster, H. Visser, J. C. Schuurman en G. S. A. de Knegt woonden en studeerden er.

Handelsbloed
Voordat de huidige emeritus zelf de pastorie introk, had er nog heel wat plaats in zijn leven. Al jong leefde op de achtergrond de zelden uitgesproken wens predikant te worden. Maar de telg uit het zakelijk geslacht der Broekhuizen had ook handelsbloed in de aderen. Het werd eerst de handelsdagschool, die hij op 15-jarige leeftijd met diploma afsloot. Na de hbs-a volgde de weg naar de accountancy en al snel was het praktijkdiploma boekhouden behaald.

De gedachte aan het ambt liet hem niet los. Hij leefde in een geestelijk klimaat waarin de roeping tot het ambt uitermate ernstig werd genomen. De reeds overleden predikant J. J. Poot werd een klankbord voor de jonge Barnevelder. Maar vader, die een klompenfabriek had, was niet snel overtuigd van de roeping van zoonlief. „Totdat een oud-oom met schriftuurlijke argumenten hem overtuigde van het feit dat als de begeerte zodanig aanwezig is, de Heere Zelf erin zou voorzien”. Nadat een andere oom materieel bijsprong, kon verder worden gestudeerd.

Binnen krap twee jaar waren het staatsexamen klassieke talen en de propedeuse afgerond. „In de tijd dat ik naar Utrecht ging, werden er van de 55 eerstejaars studenten 25 lid van Voetius. Mannen van statuur, wetenschappelijk en principieel, gaven toen de colleges: Van Unnik, Edelkoort, Van Rhijn”. In Groningen vond hij een hoogleraar bij wie hij promoveerde.

Egyptische godin
De studiezin bleef ook aanwezig in Waverveen, waar hij zijn eerste pastorie betrok. Maar het kwam pas in de tweede pastorie, die van Onstwedde, tot de dissertatie. Hij studeerde hiervoor ook kort in Oxford. Zijn proefschrift over de Egyptische godin Renenwetet lijkt op het eerste gezicht een voor weinigen toegankelijk en ook niet zo aansprekend wetenschappelijk boek. Maar de geboren docent –„ik vind het leuk om les te geven”– heeft maar enkele woorden en gebaren nodig om het nut van deze arbeid duidelijk te maken.

Met een armzwaai schildert hij het Egyptische godenrijk van Isis en Osiris. Vervolgens merkt hij op dat bepaalde uiterlijke kenmerken in verschillende godsdiensten voorkomen maar dat elk van die godsdiensten er een eigen invulling aan geeft. „Zo trok ik de lijn van Renenwetet via Isis naar Maria met het kind, zoals dat leeft in de rooms-katholieke traditie. De les is dat verschijnselen wel uiterlijk op elkaar kunnen lijken maar dat ze tegelijk ook wezenlijk kunnen verschillen. Kijk maar naar het verschil tussen het beeld van Jezus in de koran en het bijbelse beeld van Gods Zoon”.

Mensbeeld
Dr. Broekhuis kwam in 1962 via de Gereformeerde Zendingsbond en de Morgenlandzending in Beiroet terecht. Hij werd daartoe predikant voor buitengewone werkzaamheden toen hij in Voorthuizen stond. Een imam in Libanon tekende duidelijk het verschil tussen islam en christendom. Die geestelijke zei: „Jullie geloven dat Jezus de Zoon van God is. Wij geloven dat niet omdat wij het noch accepteren noch verstandelijk begrijpen kunnen”.

De godsdienstwetenschapper betreurt dat dit element vaak onder tafel verdwijnt in veel discussies. Het verbaast hem echter niet: „In de islam hanteert men een mensbeeld dat strijdt met het bijbelse mensbeeld van de Heidelberger Catechismus. Als we niet beginnen met de ellendekennis en we moeten het hebben van onze goede werken, dan heb je ook geen Verlosser nodig”.

Overigens ziet de volop actieve emeritus in het jodendom eenzelfde mensbeeld als in de islam. „Het moet ons gaan om verzoening door het bloed van Jezus Christus”. In het verlengde daarvan vraagt hij ook aandacht voor de Arabische christen. Hij bepleit wel liefde voor het joodse volk. „Maar ik wil dat niet verwarren met de staat Israël of, zoals ook wel gebeurt, met de Likoedpartij”.

Heiliging
Dr. Broekhuis ziet in eigen kring een tendens om de heiliging te overaccentueren. „De verzoening, de rechtvaardiging moet centraal staan. Vandaar uit komt de heiliging op. In de trend van steeds meer activiteiten zie ik een opgeklopt en gevaarlijk activisme. Het moet blijven gaan om de rechtvaardiging van de goddeloze. De eerbied voor het heilige en het spreken van een heilig God dreigen te verdwijnen. Mensen willen verder een steeds eenvoudiger –zeg maar simplistischer– preek. Daar ben ik faliekant op tegen”.

Ds. Broekhuis pleit voor een grondig bestudeerde preek. „Echter, behalve eenvoudige mensen zitten er tegenwoordig ook juristen, artsen, computerspecialisten en andere universitair geschoolden in de kerk. Daar moeten we wel rekening mee houden”. Zelf preekt hij elke zondag, maar houdt hij ook bewust beurten af om zelf onder de prediking plaats te nemen.

De emeritus blijft niet alleen lesgeven maar wil ook blijven publiceren. Binnen een islamstudiecommissie wil hij verder nadenken over het brede werk van de Heilige Geest. Onder andere het verschijnsel dat de Heere zich soms aan niet-christenen in dromen openbaart, vraagt daarbij zijn aandacht. „Met de Heidelberger en de Nederlandse Geloofsbelijdenis erken ik het brede werk van de Heilige Geest. Maar de Geest zal dan wel altijd naar het Woord leiden”.