Kerkelijk Leven

Verdegaal belicht invloed van rabbijnen op Statenvertaling

Om de Tenach juist te verstaan

Door M.M.C. van der Wind-Baauw
BREDA – Alle bijbelgenootschappen en andere instellingen die de Statenbijbel zonder kanttekeningen uitgeven, zou men moeten verplichten gelden te storten in een fonds ter nadere bestudering van de wordingsgeschiedenis van deze vertaling. Deze stelling verdedigt drs. C. M. L. Verdegaal vandaag aan de Theologische Faculteit Tilburg.

De inleidingen en vooral de kanttekeningen vormen zo'n wezenlijk bestanddeel van de Statenvertaling, dat je die niet buiten beschouwing kunt laten, vindt Verdegaal. „Ze geven uitleg om de verstaanbaarheid van de vertaling te verhogen. Er wordt naar het Hebreeuws verwezen om duidelijk te stellen dat men door de –per definitie interpreterende– vertaling niet de grondtekst uit het oog moet verliezen”. Volgens Verdegaal komen in de kanttekeningen ook alternatieven voor die de waarde van de vertaling zelf willen relativeren.

Hij promoveert vandaag op een onderzoek naar de betekenis van de rabbijnse traditie voor de Statenvertaling. In zijn dissertatie “De Statenbijbel en de rabbijnen” beperkt hij zich tot het boek Job.

Tot het laatst
Verdegaal stelde vast dat rabbijnse interpretaties van fundamenteel belang zijn geweest bij het totstandkomen van de Statenbijbel. Hij onderzocht van het bijbelboek Job de manuscripten van de vertaling en het proefdrukexemplaar, waarin revisoren de vertaling beoordeelden en van commentaar voorzagen.

Op grond hiervan heeft hij het vertaalproces van de Statenvertaling gereconstrueerd: de eerste versie van de vertaling is van Johannes Bogerman. Deze gaf vaak alternatieven en voegde kanttekeningen toe. Daarin haalt hij andere vertalingen, commentaren of woordenboeken aan ter ondersteuning van zijn eigen vertaling. Wilhelmus Baudartius keek vervolgens naar de tekst. Zijn wijzigingen hadden vooral betrekking op het Nederlands. De derde vertaler, Gerson Bucerus, kende weer beter Hebreeuws en was gespecialiseerd in rabbijnse bronnen. Daarna bestudeerde Bogerman de notities en eventuele alternatieven van de andere twee en kwamen ze bij elkaar om voorgestelde wijzigingen te verwerken.

Vervolgens verscheen een proefdrukexemplaar voor vertalers en revisoren (uit iedere provincie één). Deze kwamen in Leiden bijeen om de definitieve tekst vast te stellen. Uit het materiaal blijkt dat de statenvertalers tot het laatste moment wijzigingen hebben aangebracht. „Soms staan er zelfs nog fundamentele wijzigingen in de proefdruk”.

Juiste verstaan
Uit de aantekeningen van de vertalers en revisoren heeft de promovendus opgemaakt dat Bogerman en de zijnen niet alleen gebruikmaakten van recente bijbelvertalingen en commentaren, maar ook van woordenboeken en commentaren van middeleeuwse rabbijnen. Zijn belangrijkste conclusie is dat de statenvertalers de rabbijnen gebruikten om tot het juiste verstaan van de Tenach te komen. „Ze deden dat omwille van de “hebraica veritas”, om de authentieke tekst van het Oude Testament zo goed mogelijk te verstaan”.

Een duidelijk voorbeeld waaruit de rabbijnse invloed blijkt, is Job 3:8. Daar staat in de grondtekst Leviathan. De rabbijnen lezen voor de laatste letter geen “n” maar een “m”. Het gaat dan niet meer om het voorwereldlijke monster, maar het betekent dan “hun rouw”. Deze interpretatie van de rabbijnen hebben de statenvertalers overgenomen. „En”, zo onderstreept Verdegaal nogmaals het belang, „de kanttekeningen vermelden wel de betekenis Leviathan en de interpretatie van Rasji: „hun gezelschap”. De kanttekeningen bevatten een goudmijn aan informatie”.

Met name de rol van christelijke hebraïsten blijkt belangrijk te zijn geweest, aldus Verdegaal. De statenvertalers volgden vooral het spoor van deze hebraici, die zich met rabbijnse interpretatie bezighielden; intensiever dan zij zelf konden. Of deze christelijke hebraïsten een rabbijnse interpretatie accepteerden, was voor de vertalers een belangrijk criterium. Ze waren een soort wegwijzer, hun autoriteit was veelzeggend. De niet van reformatorischen huize komende Joannes Mercerus wordt het meest gebruikt.

Makkelijk contact
Verdegaal constateert op grond hiervan dat de statenvertalers eigenlijk op een manier met het materiaal van hun tijd omgingen zoals dat heden ten dage in de exegese gebeurt. „Er is gemakkelijk contact tussen de rooms-katholieke en de protestantse uitleggers. Dat is heel anders dan op het terrein van het dogma het geval is”.

(

De statenvertalers zullen toch wel dogmatische standpunten in gedachten hebben gehad tijdens het vertalen?

„Het dogma stond op de achtergrond. Ze streefden naar het rechtdoen aan de authentieke tekst. Als de vertaling de tekst maar goed weergeeft. Dat was het principe. Het maakte niet uit of de interpretatie kwam van een rabbijn, een rooms-katholiek of een reformatorisch persoon”. Een nuancerende opmerking van de promovendus: „Job bevat nauwelijks dogmatische kwesties en Jesaja bijvoorbeeld is niet volledig bewaard”. Hij wijst er op dat de Dordtse synode juist voor predikanten als vertalers had gekozen, omdat zij niet opgezadeld wilde worden met allerlei theologische kwesties. De synode had ook bepaald dat in de kanttekeningen niet allerlei dogmatische opmerkingen mochten komen. „Maar hier en daar is het wel anti-rooms”.

Drs. Verdegaal, zelf van rooms-katholieken huize, is eigenlijk de eerste die de wordingsgeschiedenis van de Statenvertaling heeft gepubliceerd. Dat niemand van de gereformeerde gezindte dat deed, zou volgens hem kunnen liggen aan de canonisering van de tekst die heeft plaatsgevonden. Een van de studenten van Verdegaal merkte op: De Statenvertaling is onaanraakbaar geworden”.

De promovendus kan zich indenken dat het in eerste instantie een ontgoocheling betekent wanneer iemand kennisneemt van het wordingsproces. „Ik vind het juist positief als je ziet hoe nauwkeurig de vertalers te werk zijn gegaan. Het is interessant om te zien welke vertalingen, woordenboeken en commentaren ze hebben gebruikt. Uit de veilingcatalogus van Gomarus en die van Bogerman is te zien dat ze een vrij grote bibliotheek ter beschikking hadden”.

Invloed vandaag
Ook voor vandaag heeft het zin naar de rabbijnen te kijken, vindt Verdegaal. Zelf werkte hij mee aan de vertaling van de Groot Nieuws Bijbel (GNB) en nu aan de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). Bij Prediker 3:5 is in beide vertalingen een rabbijnse interpretatie gevolgd. „Het gaat daar over stenen weggooien en stenen verzamelen. Het eerste betekent zoveel als “gemeenschap hebben”. Het tweede betekent “je zaad nog even vasthouden”. De GNB heeft vertaald: „er is een tijd van liefde en een tijd van eenzaamheid...”. In de NBV wordt dit: „Er is een tijd om te ontvlammen en een tijd om te verkillen...”. De rabbijnen hebben naar de context gekeken voor de interpretatie.