Kerkelijk Leven

Exclusief hindoeïstische denken laat zich niet snel wegschuiven

Geloven, dat kost wat in Nepal

Door A. Jansen
DHANGADI – Er mag in het land dan godsdienstvrijheid zijn, Nepal is voor christenen nog altijd geen oord waar ze „een stil en gerust leven mogen leiden”. Het exclusief hindoeïstische denken zit dusdanig diep in de samenleving dat met wetgeving zomaar niet alle ruimte voor christenen is gecreëerd.

Zijn vader behoorde zo'n vijftig jaar geleden tot de pioniers onder de buitenlandse (Indiase) zendelingen, die het evangelie vanuit de grensplaats Darjeeling naar Nepal bracht. Als evangelist wonen in het gesloten en exclusief hindoeïstische koninkrijk Nepal was niet mogelijk – tot het begin van de jaren '90 was evangeliseren immers streng verboden.

Sukh Lal Singh, projectleider in West-Nepal voor de Nederlandse Lepra Stichting, waagde in 1973 wel de stap –hij nestelde er zich in de schaduw van de machtige Himalaya-toppen om er op zijn manier van het geloof in Jezus Christus te getuigen: door te werken onder een andere groep verachte landgenoten, de leprozen.

Die eerste tijd was een periode van eenzaamheid en tegenslag, vertelt hij in de woonkamer van zijn huis in Dhangadi, de belangrijkste stad in het uiterste westen van Nepal. Op de achtergrond klinken vanaf een bandje de tonen van Nepalese christelijke liederen. De flarden tekst die ik opvang, vertolken op muzikale wijze de boodschap die Sukh Lal Singh deze avond in zijn verhaal overbrengt. Luister even mee: „Als koning Jezus terugkomt”, zo zingt een zangeres, „zal ik alles zijn vergeten, dat weegt ruimschoots op tegen de ellende die ik nu ervaar”. En: „Ik heb geen vader en moeder meer, maar wat ik heb gekregen, is veel meer”.

Geloven kost wat
Geloven kost wat in Nepal. Is er dan sinds de liberalisering in 1991 niets ten goede veranderd? Zeker, beaamt Sukh Lal Singh, er is nu godsdienstvrijheid, en het geestelijk klimaat is er in het algemeen minder verstikkend dan voorheen. En toch... toch blijft het voor christenen (2 procent van de bevolking) oppassen. „Je mag jezelf christen noemen, maar echt vrij zijn we nog altijd niet. Als ze weten dat je christen bent, valt het bijvoorbeeld niet mee om werk te vinden”.

Het heeft te maken met de mentaliteit van de mensen, denkt Sukh Lal. „Ze gaan er altijd nog van uit dat Nepal een hindoekoninkrijk is. Volgens de wet word je dan wel erkend als burgers, maar we worden er toch altijd nog van beticht een vreemde godsdienst te hebben overgenomen”.

Serieuze problemen zijn er voor christenen als het gaat om diepgewortelde hindoegebruiken die juridische betekenis hebben, zoals bij een erfenis. Sukh Lal: „Als je vader hindoe is en hij overlijdt, dan word je geacht bepaalde hindoeïstische ceremonies te volbrengen zoals je hoofd scheren en witte kleding aantrekken. Doe je dat niet als zoon, dan word je niet erkend als erfgenaam. Je hebt immers niet de juiste ceremonies gevolgd. In andere gevallen weigerde een vader de erfenis aan een van zijn zoons omdat hij christen was geworden.

Aarzeling
De gemeente waartoe Sukh Lal behoort, telt rond de vijftig leden. „De ene keer zijn het er meer dan de andere, want het is bij ons een komen en gaan”. Ook dat heeft zo zijn reden. Sukh Lal: „Soms aarzelen bezoekers of ze zich zullen aansluiten, vanwege het stigma dat ze zichzelf als kerkganger opleggen. Het zou veel beter zijn om zulke mensen eerst in een soort huisgemeente op te vangen – gewoon als vrienden thuis. Pas later kun je ze dan meenemen naar de kerk. Als mensen al vanaf het begin mee naar de kerk gaan, reageren hun buren en vrienden gegarandeerd met: Hé, waar ga jij naar toe? Ooh, naar de kerk? Dan ontstaat er al gauw aarzeling bij de nieuwelingen!”

De gemeente mag dan uit bekeerde hindoes bestaan, een erfenis uit het hindoeïsme is maar moeilijk uit hun harten weg te krijgen: het denken in termen van kasten. Het kastenstelsel is een typisch hindoeïstisch ordeningsprincipe waarbij de samenleving van hoog tot laag is ingedeeld in sociale groepen, ieder met hun eigen beroepen, gedrags- en omgangsregels. „Natuurlijk doen we in de kerk alles samen, maar toch vragen mensen ernaar: Wat is je kaste? Er wordt ook achter je rug over gesproken: Weet je het al? Hij is van die en die kaste”.

Minachting
Dat de balans voor de kerk van Nepal toch positief uitvalt, heeft te maken met de aantrekkingskracht die ze heeft op mensen uit de lagere kasten. Sukh Lal: „Het merendeel van de kerkleden behoort tot de lagere kasten. Dat is ook wel te verklaren: in de samenleving worden ze door iedereen geminacht maar in de kerk horen ze erbij, maken ze voluit deel uit van de gemeenschap. Voor de buitenwacht is dat weer reden tot wantrouwen: waarom bestaat de kerk vooral uit leden van lage kasten; waar zijn de hogere, de brahmanen? Het antwoord op die vraag is vrij simpel – die hebben wel iets te verliezen, namelijk hun aanzien”. De brahmaan Sukh Lal Singh spreekt uit ervaring: als christen-brahmaan wordt je een stuk lager ingeschat op de sociale ladder.

Geestelijke nood
Behalve dat sociale druk op hen wordt uitgeoefend, worden bekeerlingen vaak nog lange tijd geestelijk lastig gevallen door geesten en demonen uit hun vorige geloof, het polytheïstische hindoeïsme. En weer zijn het de mensen uit de laagste kasten die daardoor extra worden geplaagd, eenvoudig omdat hindoes er een heel scala van goden op nahouden – veel meer dan leden van hogere kasten. Zij hebben na hun bekering de meeste last van geestelijke kwellingen, weet Sukh Lal. „Dan bidden we net zolang met hen totdat ze met rust worden gelaten”.

Dat hindoes om materieel gewin tot het christelijk geloof overgaan is een bekende aanklacht van vooral militante hindoenationalisten. Zij hekelen daarmee tevens de buitenlandse invloed die het christelijk geloof met zich meebrengt. Door met geld te zwaaien zouden 'westerse imperialisten' proberen om Nepal te veroveren! Sukh Lal geeft toe dat kerken het er vaak naar gemaakt hebben. Te gemakkelijk werd er met de geldbuidel gezwaaid. Er zijn op dat gebied fouten gemaakt. In Dhangadi heeft men ervan geleerd: oppassen met financiële steun aan gemeenteleden – dat laadt verdenkingen op je.

Maar waarom zouden christenen in Nepal nog met geld zwaaien, nu ze op straat het Evangelie mogen verkondigen?

Knarsetandend moeten militante hindoes toezien hoe de kerk in Nepal groeit. Hun reacties daarop zijn niet mis te verstaan. Zo staan er regelmatig kritische stukken in de kranten. Sukh Lal: „Hindoe-organisaties vragen zich daarin vaak af waarom de regering die oprukkende christenen niet tegenhoudt”. Tja, waarom doen ze dat niet?

„He's got the whole world in His hand, He's got the....” klinkt het zachtjes uit de speakers in de woonkamer.

Zou dat misschien de reden zijn?