Remonstranten passen
beginselverklaring aan

Het wordt de vijfde keer dat de remonstranten in hun bestaan als kerkgenootschap een nieuwe beginselverklaring opstellen. Volgens vele remonstranten dekt de huidige verklaring niet meer wat er in remonstrantse kringen na Auschwitz, de wetenschappelijke en technologische ontwikkeling en de Koude Oorlog wordt geloofd.

De Remonstrantse Broederschap is, anders dan veel christelijke kerkgenootschappen, geen confessiegebonden kerk. Wie er belijdenis doet, schrijft de formulering ervan zelf. Wel is er een beginselverklaring. Die beschrijft de broederschap als volgt: „Een geloofsgemeenschap die geworteld in het evangelie van Jezus Christus en getrouw aan haar beginsel van vrijheid en verdraagzaamheid god wil vereren en hem wil dienen”.

Te mannelijk
Het kerkgenootschap wil onder meer af van de aanduiding “Hem” als verwijzing naar God. „Een veel te mannelijk godsbeeld”, zei predikant Gerrit Berveling, een van de ruim 200 aanwezigen. „Bomen deel je in in categorieën. Maar god is god.

Behalve de verandering van “Hem” werd besloten het woord “verantwoordelijkheid” in een nieuwe verklaring op te nemen. „Vereren” zal worden geschrapt. Veel remonstranten ergeren zich aan de volgens hen negatieve klank van dit woord. „Vereren lijkt wat op de houding van een drugsverslaafde”, citeerde spreker H. E. van Gijssel een van haar cathechisanten.

Het kerkgenootschap, dat kampt met vergrijzing en sinds de jaren vijftig alleen maar leden verloren heeft, telt momenteel nog circa 6500 leden, verdeeld over 45 gemeenten. Het verwijt van velen die de broederschap de rug toekeren, is dat het niet meer duidelijk is waar het vrijzinnige genootschap voor staat. Remonstranten beschouwen zich graag als open, vrij en verdraagzaam. Uit angst om belerend en evangeliserend over te komen, houden velen van hen echter het geloof voor zich, klaagde voormalig voorzitter W. van Herwijnen vorig jaar.

De huidige voorzitter W. G. C. Mijnssen heeft geen concrete plannen om de dalende tendens te keren. „Er is geen scenario voor”. Hij benadrukt dat de bezinning op de beginselverklaring niet dient „om het tij te keren”.