Meditatie

Gelukken

„…en al wat hij doet, zal wel gelukken”.
Psalm 1:3b

Hier wordt de gelukzaligheid van een kind van God beschreven. God is hem barmhartig en goed, ook in zijn wettelijke beroep. Hij geeft deze man voorspoed en goede voortgang bij alles wat hij ter hand neemt. We zien dit bij de godzalige koningen David, Josia en anderen, die zolang ze met God wandelden en Zijn geboden bewaarden, voorspoedig waren. Hoe zegende God hen in alles waar ze de hand aan sloegen.

We zien dit ook in Jozef. Zijn meester zag zelfs dat de Heere met hem was, en dat de Heere hem zegende in alles wat hij deed. Een godzalig mens heeft veel of weinig, maar hij heeft het uit Gods rechterhand als een zegen in Jezus Christus gekregen. Doch een goddeloos mens, al heeft hij nog zoveel, hij heeft het uit Gods linkerhand, dat is met een heimelijke vloek.

Het geringste dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de grote rijkdommen van de goddelozen. Dit mag dienen om de mond te stoppen van degenen die zeggen: Het is tevergeefs om God te dienen. Het is verloren arbeid om godsdienstig te zijn, want als we predikaties beluisteren, bidden, lezen en Gods Woord overdenken, we zouden tot de bedelstaf komen. Dit is een valse beschuldiging. Zie Abraham, David, Job en anderen. Ze waren voorspoedig, omdat zij het hadden ontvangen in de gunst van God; uit Zijn rechterhand. Asaf was bedroefd toen hij de goddelozen zag bloeien, totdat hij in Gods heiligdommen inging en op hun einde merkte. Psalm 73:17.

Samuel Smith, predikant te Prittlewel
(Davids gezegende man, 1667)

$