Kerk en Godsdienst12 september 2001

Ds. T. W. van Bennekom leerde relativeren door betrokkenheid bij zending

„Ik ben een echte volkskerkman”

Door M.M.C. van der Wind-Baauw
RIJSSEN – Zijn kerkelijke achtergrond heeft hem gestempeld. „Ik ben puur hervormd”, zegt ds. T. W. van Bennekom uit Rijssen. „Een volkskerkman. Ik ben ook niet voor het SoW-proces, maar voor de volkskerk. Ik kies voor de kerk die midden in de samenleving staat.”

Vandaag herdenkt de predikant dat hij 25 jaar in het ambt staat. Een dergelijk jubileum heeft iets dubbels, vindt hij. „De schijnwerper komt op de mens te staan. Er bestaat grote kans dat het licht naar boven dan wegvalt. Dat vind ik een worsteling, zeker als ik zie hoe de Heere me gedragen en verdragen heeft. Verdragen ook ja, want een predikant handelt niet altijd goed. Aan de andere kant ontmoet je bij een jubileum ook mensen voor wie je wat mocht betekenen. Daar dank ik God voor.”

De predikant diende achtereenvolgens Ooltgensplaat, Scherpenzeel, Goes en Hilversum. Nu staat hij in Rijssen. Verder maakt ds. Van Bennekom inmiddels achttien jaar deel uit van het bestuur van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB). De liefde voor de zending is vrij jong bij hem gewekt. Dat kwam onder andere door enkele boekjes die zijn vader had over het werk van de GZB in Torajaland. „En ik denk ook door een van de weinige voorlichtingsavonden, bij een puffende kachel in de consistoriekamer in Linschoten, waar ik woonde. Op een gegeven moment kwam de missionaire opdracht zo dichtbij –ik weet de plek nog waar het was– dat ik zei: Heere, ik zal gaan.”

Ds. Van Bennekom was destijds graag naar Rantepao vertrokken, maar door omstandigheden moest hij toch besluiten ervan af te zien. „De betrokkenheid bij de zending heeft mijn prediking toegespitst. Het gaat om Gods wereldwijde opdracht. De kern van de boodschap is de verzoening met God door Jezus Christus. De Heilige Geest is zo groot, zo machtig en zo veelkleurig. Ik ben het relatieve gaan zien van dingen waarmee wij bezig zijn.” Als voorbeeld noemt hij de invulling van de liturgie of het kerkelijk samenwerkingsproces dat maar niet wil vlotten.

Eenheid
Als ds. Van Bennekom het had mogen zeggen, had hij voor een federatie gekozen. Maar nu er eenmaal is besloten in de richting van een fusie te gaan, legt hij zich daar bij neer. „Van dat eindeloos herzien van besluiten word je doodmoe.” Hij vindt ook dat „we moeten oppassen om richting de gereformeerden te kijken en te zeggen: „Daar zit het fout.” Wij hebben in de Hervormde Kerk ook vrijzinnigen.”

Ziet hij dan geen negatieve kanten aan het SoW-proces? „De cultuur van de Gereformeerde Kerken is toch anders. Dat dirigistische kennen wij zo niet.”

Zowel zijn missionaire als zijn kerkelijke visie is bepalend voor de positie die ds. Van Bennekom ten opzichte van SoW inneemt. Hij maakt in de raad KTO (Kerkopbouw, Theologie en Opleidingen) deel uit van de commissie identiteit en belijden. In Hilversum was de predikant betrokken bij het plaatselijke SoW-proces. In Rijssen gebeurt er niet zo veel op dat gebied. Ds. Van Bennekom: „SoW is hier niet nodig. Het kerkelijk leven van hervormden en gereformeerden functioneert hier goed. Waarom zou je het dan bij elkaar brengen?”

Dat neemt niet weg dat het verlangen naar eenheid bij ds. Van Bennekom blijft zitten. „Als je kijkt naar het hogepriesterlijk gebed in Johannes 17 en je komt zo negatief in de pers. Dan is dat een kerkelijke zonde. In het bedrijfsleven gaat het vaak beter toe.”

Operatie
Een ander onderwerp dat ds. Van Bennekom sterk heeft beziggehouden, is de nood van de transseksuele medemens. Toen hij in een van zijn gemeenten daarmee in aanraking kwam, is het voor hemzelf een zoektocht geworden naar bezinning op dit punt. „Met dit probleem heb ik me heel eenzaam gevoeld. Het prof. dr. G. A. Lindeboom Instituut pakte het op.” Er zijn twee werkgroepen ontstaan, een voor de betrokkenen en een voor de familie. Tot vorig jaar was de predikant voorzitter van het overkoepelende bestuur.

De ervaring heeft ds. Van Bennekom zeer terughoudend gemaakt als het gaat om het opereren van transseksuelen. „Alleen in een uiterst noodgeval zal daartoe eventueel overgegaan kunnen worden. Ik vind het de uiterste rand. Principieel gezien is je lichaam een tempel van de Heilige Geest. Met een operatie probeer je je lichaam aan te passen aan de geest. Maar dat kan slechts ten dele. De geest blijft zitten in een aangepast lichaam.

Ik heb ook de tragiek van mensen gezien. Ik ben nog niemand tegengekomen die zich had laten opereren en daardoor echt uit de problemen was. Dat hoor je als je tenminste echt tot een gesprek komt. Twee mensen zeiden me in vertrouwen: „Als we het weer terug konden brengen, dan deden we het.”” Ds. Van Bennekom heeft daarom steeds gepleit voor psychotherapie voor mensen met transseksuele gevoelens.

Sociale paragraaf
Ook de politiek heeft de belangstelling van de predikant. „Dat ligt nogal gevoelig in kerkelijk Nederland”, stelt hij vast. „Als het tenminste wat anders is dan de SGP. Ik vind dat kerkelijke en maatschappelijke verwikkelingen ook bijbels gezien met elkaar te maken hebben. Politieke keuzes vallen in een bepaald kader. Voor mij is dat kader de RPF.” Op Goeree-Overflakkee was hij voorzitter van de kiesvereniging van deze partij.

Dat de RPF inmiddels is opgegaan in de ChristenUnie heeft de instemming van de predikant. „Ik ben blij dat twee partijen elkaar vonden.” Dat de fusie niet meer partijen omvatte, spijt ds. Van Bennekom. „Naar de buitenwereld zijn we een verdeeld kamp. Dat is heel jammer. Ook wat betreft het getuigenis naar de geseculariseerde wereld.”

Toen hij in zijn eerste gemeente Ooltgensplaat werd beroepen, wist ds. Van Bennekom niet dat de helft van de bevolking een beetje PvdA was. „Ik had het niet verwacht.” Toen de predikant ontdekte waar het vandaan kwam, kon hij er wel begrip voor opbrengen. Hij kwam erachter dat mensen die in de landbouw werkten in de jaren dertig, in het najaar steeds werden ontslagen en in het voorjaar weer werden opgeroepen om te werken.

„In de winter zaten ze dan thuis met grote gezinnen. De diaconie maakte toen onderscheid. Gezinnen van doopleden kregen 5 gulden, gezinnen van belijdende leden 6 gulden. En een jongen moest eerst zijn duif verkopen, omdat die duif twee erwten at. Dat dit soort dingen bij mensen verkeerd is geland, kan ik mij wel voorstellen. De diakenen zullen het wel goed bedoeld hebben, maar het is niet goed geweest. Ik heb het ook zo gezegd als ik op huisbezoek kwam. Dat heeft een stuk openheid gegeven. Mensen uit de oudere generatie heb ik tot geloof zien komen.

Ik vind het uiterst belangrijk hoe je met je medemens, met minderheden, met andersbegaafden omgaat,” zegt ds. Van Bennekom. „De vraag hoe we rijkdom en armoede verdelen, houdt me bezig. Zeker met bid- en dankdag. De sociale paragraaf hoort bij mij.”