Kerk en Godsdienst30 augustus 2001

Volgeling Valk: „Onze kinderen zijn ongedoopt gebleven”

De thuislezers van ds. Paauwe

Door J. van 't Hul
LEERSUM – Als kerkelijk Nederland zondagsochtends gereedstaat om naar Gods huis te gaan, zetten enkele honderden volgelingen van ds. J. P. Paauwe zich thuis bij de bandrecorder. Vele anderen lezen een preek van hem of van een oude schrijver. In een huiskamer in Leersum zet Paauwe-volgeling Valk de bandrecorder aan. „U moet de waarheid nooit verlaten”, zo klinkt de krachtige stem van ds. Paauwe. „Af en toe wordt me verzocht het doopbewijs in te leveren van mensen die nog door ons, toen zij een kind waren, zijn gedoopt. Het voornemen van deze mensen is zich aan te sluiten bij een of andere kerk. Ze verlaten de waarheid. Ontzettend is het. Ontzettend.”

De oorspronkelijk hervormde ds. Paauwe (1872-1956) raakte in zijn gemeente Bennekom in de problemen toen hij enkele jongeren weigerde in te schrijven in het lidmatenboek. Deze jongeren hadden in het vrijzinnig hervormde Tiel belijdenis van hun geloof gedaan. Zo'n vrijzinnige geloofsbelijdenis liet zich niet verenigen met de waarheid die hij bracht, vond ds. Paauwe.

Op 1 juni 1914 werd hij als predikant geschorst en begin oktober van dat jaar afgezet. Ds. Paauwe bleef echter preken, gesteund door enige getrouwen, onder wie enkele leden van zijn Bennekomse kerkenraad. Hij sprak in werkplaatsen of op de deel van een boerderij in de omgeving van het dorp. Later kreeg hij in Bennekom een vaste vergaderplaats.

In 1914 verhuisde ds. Paauwe naar Den Haag. Na zijn overlijden viel zijn aanhang uiteen. Veel paauweanen behoren nu tot de thuislezers. Zij lezen op zondag in huiselijke kring zijn preken. Nog steeds verschijnt het tweemaandelijkse blad ”Getuigenis der Waarheid”, met stenografisch genoteerde preken van ds. Paauwe. Daarnaast circuleren onder zijn volgelingen bandjes met preken uit de periode 1951-1956.

Tafellaken
Via de bandrecorder in Leersum zegt ds. Paauwe: „Ouders, ge kunt uw kinderen nooit ernstig genoeg waarschuwen en het is ook uw plicht om ze te waarschuwen. Gaan ze dan toch, dan snijdt u, wat dit betreft, het tafellaken door. En doet ze weten dat u niets, wat deze zaken aangaat, met hen te maken wilt hebben.”

Volgens Valk (74) stelde ds. Paauwe dat de Hervormde Kerk al in 1816 van de leer der Reformatie was afgeweken. „Voor hem behoorde de Hervormde Kerk daarmee tot de valse kerk. Hij zag daar ruimte voor allerlei wind van leer. De zuivere leer was volgens ds. Paauwe ook niet in de afgescheiden kerken te vinden.”

Ds. Paauwe beschouwde zichzelf als leerling van Van der Groe, zegt Valk. „Luther, Calvijn en Augustinus noemde hij „de klassieken”, die hij vooral ter lezing aanbeval. Van Lodenstein, Smytegelt, de Erskines, Ledeboer en Kohlbrugge waardeerde hij zeer. Comrie? Over Comrie heeft hij nooit een scherp oordeel uitgesproken. Wel zegt hij ergens: Neemt men de gehele Comrie, dan is er geen verschil met onze leer.”

Volgens Valk heeft ds. Paauwe nooit de mogelijkheid ontkend dat er nog „ware begenadigden” in de kerken te vinden waren. „Die mensen waren daarmee nog wel van hun plek. Paauwe drong aan op het ware geloof. De vruchten daarvan zijn rechtvaardigmaking, heiligmaking, vergeving van zonden en een recht op het eeuwige leven. Het aanbod van genade bleef bij ds. Paauwe recht overeindstaan. Hij preekte heel gunnend.”

Theoretiseren
Opnieuw klinkt de stem van de predikant door de bandrecorder: „Van ons heeft de Heere niets nodig. Trouwens, het onze is ten enenmale verwerpelijk. Wij hebben Hém nodig. Hij biedt Zich aan, aan mij en u. We moeten niet denken dat dit niet gemeend wordt. Zo waarachtig als Hij leeft, die tot Hem komt, zal Hij nimmermeer uitwerpen.”

Theoretiseren over de wedergeboorte vond ds. Paauwe verwerpelijk, zegt Valk, als de bandrecorder even wordt stopgezet. „Hij was er wars van om te bouwen op menselijke ervaringen en uitreddingen. In het geloof zag hij geen twijfel, alleen maar zekerheid en vast vertrouwen. Als God in een punt des tijds een mens begenadigt, dan wordt de gehele mens vernieuwd. Paauwe zei dan vaak: „Ik ben ik niet meer.” God moest er Zelf aan te pas komen. In een punt des tijds wordt alles geleerd. Paauwe vergeleek de wedergeboorte met de geboorte van een baby: Alles is er. Het moet alleen nog groeien. Paauwe kon het nooit eens worden met mensen die ritselingen van het nieuwe leven vonden zonder dat er sprake was van Christuskennis. Met een standenleer waarin bijvoorbeeld wedergeboorte en rechtvaardigmaking van elkaar worden gescheiden, kon hij ook niet uit de voeten. Als het geloof er is, zei ds. Paauwe, dan ís het er ook.”

Waar de waarheid niet meer gepreekt wordt, daar rest niet anders volgens ds. Paauwe dan om thuis te blijven. Hij aanvaardde daarbij de consequentie dat er niet meer gedoopt zou worden. Hij heeft tegen zijn toehoorders enkele malen gezegd: Als de waarheid er niet meer is en u gedwongen bent thuis te blijven, dan is uw niet-dopen het dopen van uw kinderen.” Valk veronderstelt dat hij hiervoor steun vond in wat Calvijn in zijn Institutie zegt: Wanneer men de sacramenten niet kan krijgen van de kerk: Gods genade is niet zo aan sacramenten gebonden of we kunnen haar door het geloof uit des Heeren Woord verkrijgen” (vertaling Sizoo).

Schuldbesef
Schuldbesef als gevolg van overtuiging van zonden alleen door de wet is volgens ds. Paauwe niet voldoende. Pas achteraf kan worden vastgesteld of er een zaligmakend werk van de Heilige Geest was. Het moet zover komen dat de Heere er Zelf aan te pas komt en Zich aan de zondaar openbaart. „Ik denk dat ds. Paauwe hier geheel in de lijn van Van der Groe staat”, zegt Valk. „Kan een mens iets aan zijn eigen zaligheid toebrengen? Nee, zei ds. Paauwe. Een mens is daarin machteloos. Hij moet met zichzelf en met zijn godsdienst aan een einde komen. Maar hij drong wel ernstig aan op schriftonderzoek, meditatie, gebed en bekering. Hij zegt ergens: Hoeveel maal zondert u zich af? Eén keer? Twee keer? Drie keer? Daniël deed het driemaal. Als je dat niet doet en niet al je vrije tijd daarin bezig bent, behalve dan enige tijd die nodig is voor ontspanning, kom je er nooit.”

Maakte ds. Paauwe ook onderscheid tussen zwak en sterk geloof, tussen klein en groot geloof? „Jawel, zij het dat dat weinig in zijn preken naar voren komt. Paauwe was radicaal: Een waar geloof is een stellig weten en een vast vertrouwen dat mij vergeving van zonden is geschied, dat mij eeuwige gerechtigheid en zaligheid geschonken is, alleen om de verdienste van Christus wil. Wie niet in Christus is, kent volgens ds. Paauwe geen nieuw leven.”

Is er enig verband tussen de paauweanen? „Nee. Zondags luisteren we thuis naar de preken van ds. Paauwe. Doordeweeks komen we elkaar eigenlijk niet tegen. Wij kennen niet zoiets als een landelijk verband waarin we elkaar ontmoeten. In Kamerik komt op doordeweekse avonden een groep paauweanen bijeen, maar dat is voorzover ik weet de enige groepsbijeenkomst.”

Psalm 122
Mist Valk de onderlinge bijeenkomsten niet? Mist de paauweaan de werkelijkheid van Psalm 122: „Kom, ga met ons en doe als wij”?

„Ik hunker er soms naar. Maar ik kan er niet toe komen. Paauwe heeft ons er genoeg voor gewaarschuwd. Paauwe zegt: „De waarheid is nergens meer te vinden.” Maar, ik ontken niet dat het ernstig is dat we de levende prediking en de bediening van de sacramenten missen, dat onze kinderen ongedoopt zijn. Dat is heel erg! Dat zou een zaak van grote nood moeten zijn.”

Nog een laatste keer klinkt in Leersum Paauwes stem uit de bandrecorder: „Hij is machtig en gewillig om u te verlossen. Wie tot Hem komt, komt niet tevergeefs. Vlucht gij ook tot de Heere.”

Dit is het laatste deel in een zesdelige serie over de vrije gemeente.