Kerk en Godsdienst | 23 mei 2001 |
Kerkelijk klimaat is vaak reden om met kerkbezoek te stoppenVeel oud-ambtsdragers haken afVan onze kerkredactie Dit blijkt uit onderzoek dat dr. H. P. de Roest, met medewerking van student-assistent T. T. J. Pleizier, verrichtte in opdracht van het college van visitatoren-generaal. De presentatie van Ik geloof het wel... Een onderzoek naar verminderde participatie van oud-kerkenraadsleden aan de kerkdienst had gisteren plaats. Aangezien de eredienst een wezenlijk onderdeel betreft van de kerkelijke gemeente, is er reden tot grote bezorgdheid, stellen de onderzoekers vast. Dr. De Roest is geschrokken van het grote aantal 'afhakers'. Dr. De Roest, universitair docent praktische theologie aan de kerkelijke opleiding van de Nederlandse Hervormde Kerk en aan de faculteit godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht, heeft in zijn onderzoek de gegevens van 150 gemeenten in de provincie Gelderland verwerkt. Verder reageerden op de resultaten van een onder hen gehouden enquête 56 oud-ambtsdragers uit 21 gemeenten schriftelijk en anoniem. Leidinggeven Oud-ambtsdragers noemen zelf het klimaat in kerkenraad, eredienst en gemeente als belangrijkste reden voor het afgenomen kerkbezoek. Ook de wijze van leidinggeven (door de predikant) is een belangrijke oorzaak voor verminderde kerkgang. Veel meer, namelijk drie keer zo vaak, als kerkenraden en predikanten inschatten. Leiding en klimaat samen vormen voor de afhakers bijna de helft van de redenen. Het wegvallen van hun taak in de kerkdienst na de ambtstermijn noemen de oud-ambtsdragers zelf veel minder vaak als reden dan de kerkenraden. Bij een negatief klimaat gaat het onder andere om onveiligheid en een gering vertrouwen in elkaar en om een gesloten, indirecte communicatie. Men voelt zich niet serieus genomen, er wordt te weinig gelet op persoonlijke wensen. Men mist waardering, aldus het rapport. Terwijl kerkenraden denken dat de eredienst zelf nauwelijks een rol speelt, blijkt in een kwart van de gevallen de reden van afnemend kerkbezoek onder oud-ambtsdragers toch de kerkdienst te zijn. Het gaat er dan vooral om dat de identiteit van de eredienst niet meer bij de ambtsdrager past of dat men zich niet meer thuisvoelt. Gereformeerde Bond In gemeenten die zich rekenen tot de Gereformeerde Bond herkent slechts 10 procent de problematiek. Het speelt in vijf van de 51 ondervraagde GB-gemeenten. Bovendien gaat het gemiddeld om een lager aantal oud-ambtsdragers (drie keer twee personen en twee keer drie personen). Dr. De Roest plaatste bij deze positieve afwijking gisteren wel enkele relativerende opmerkingen. De vraagstelling zou de uitkomst hebben beïnvloed. Een oud-ambtsdrager in dit type gemeente zal volgens hem eerder een andere gemeente zoeken dan de kerkgang verminderen of staken. Maar daarnaar is niet gevraagd. Ook kan het zijn dat de sociale controle groter is of dat er sprake is van een taboe, aldus De Roest. Het probleem zou volgens hem in GB-gemeenten ook geformuleerd moeten worden in termen van het al dan niet deelnemen aan het heilig avondmaal. Er zijn gevallen bekend van ambtsdragers die avondmaalganger waren tijdens het ambtsdrager zijn, maar daarvoor en daarna niet. De onderzoekers schatten in dat de omvang van het probleem in hervormd-gereformeerde gemeenten weinig verschilt van andere hervormde gemeenten, maar zich daar anders uit. Dit vergt nader onderzoek. Het rapport ziet in het niet-SoW-zijn of het modalitair gebonden zijn geen remedies om het probleem te voorkomen. Dat in GB-gemeenten de normen voor ambtsdragers strenger zijn, is volgens ds. J. Stelwagen, voorzitter van het college van visitatoren-generaal, een van de oorzaken dat de problematiek daar minder wordt herkend. Ook is de ambtsopvatting minder zakelijk en functioneel en meer een kwestie van roeping. Bovendien zit de geregelde kerkgang er, aldus de visitator, vaster in het levenspatroon dan in andersoortige gemeenten. Aanbevelingen Bij ds. Stelwagen heeft het rapport een schrikreactie teweeggebracht. Al is het in tien jaar, al is het in allerlei gradaties, ik had niet gedacht dat het om zoveel mensen zou gaan. Kerkenraden zullen volgens hem meer aandacht moeten besteden aan het klimaat binnen de kerkenraad en aan de manier van omgaan met elkaar. In de praktijk blijkt dat mensen met afwijkende meningen en minderheidsstandpunten zich niet veilig voelen. De stijl van leidinggeven is te dwingend, te eenvormig. De kerk weet volgens hem op plaatselijk niveau veel moeilijker om te gaan met de pluriformiteit dan landelijk. Oud-kerkenraadsleden krijgen wat hem betreft de gelegenheid om negatieve ervaringen uit hun ambtsperiode te bespreken. Voorwaarde is wel dat een kerkenraad kritiek durft toe te laten. De landelijke visitatiecommissie gaat de visitatoren in de regio stimuleren het onderwerp tijdens periodieke visitatiebezoeken aan de orde te stellen. Vermoedelijk ontvangen kerkenraden een samenvatting van het rapport met het verzoek de problematiek intern te bespreken. |
![]() |