Kerk en Godsdienst23 mei 2001

Kerkelijk klimaat is vaak reden om met kerkbezoek te stoppen

Veel oud-ambtsdragers haken af

Van onze kerkredactie
UTRECHT – Dat ambtsdragers na hun aftreden niet of nauwelijks meer naar de kerk gaan, komt in de helft van de hervormde gemeenten voor. In 17 procent van alle gemeenten gaat het om meer dan vijf personen in de afgelopen tien jaar. Het aantal oud-ambtsdragers dat het laatste decennium is afgehaakt, bedraagt naar schatting minimaal 2700. „Dat zijn zes volle kerken.”

Dit blijkt uit onderzoek dat dr. H. P. de Roest, met medewerking van student-assistent T. T. J. Pleizier, verrichtte in opdracht van het college van visitatoren-generaal. De presentatie van ”Ik geloof het wel... Een onderzoek naar verminderde participatie van oud-kerkenraadsleden aan de kerkdienst” had gisteren plaats. Aangezien de eredienst een wezenlijk onderdeel betreft van de kerkelijke gemeente, is er reden „tot grote bezorgdheid”, stellen de onderzoekers vast. Dr. De Roest is „geschrokken” van het grote aantal 'afhakers'.

Dr. De Roest, universitair docent praktische theologie aan de kerkelijke opleiding van de Nederlandse Hervormde Kerk en aan de faculteit godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht, heeft in zijn onderzoek de gegevens van 150 gemeenten in de provincie Gelderland verwerkt. Verder reageerden op de resultaten van een onder hen gehouden enquête 56 oud-ambtsdragers uit 21 gemeenten schriftelijk en anoniem.

Leidinggeven
Uit het onderzoek blijkt dat de verminderde kerkgang niet enkel en alleen is terug te voeren op ervaringen tijdens het kerkenraadslidmaatschap. Ook ervaringen binnen de gemeente als geheel, de kerkdienst, de persoonlijke levenssfeer en streekgewoonten oefenen invloed uit op het gedrag van oud-ambtsdragers.

Oud-ambtsdragers noemen zelf het klimaat in kerkenraad, eredienst en gemeente als belangrijkste reden voor het afgenomen kerkbezoek. Ook de wijze van leidinggeven (door de predikant) is een belangrijke oorzaak voor verminderde kerkgang. Veel meer, namelijk drie keer zo vaak, als kerkenraden en predikanten inschatten. Leiding en klimaat samen vormen voor de afhakers bijna de helft van de redenen. Het wegvallen van hun taak in de kerkdienst na de ambtstermijn noemen de oud-ambtsdragers zelf veel minder vaak als reden dan de kerkenraden.

Bij een negatief klimaat gaat het onder andere om onveiligheid en een gering vertrouwen in elkaar en om een gesloten, indirecte communicatie. Men voelt zich niet serieus genomen, er wordt te weinig gelet op persoonlijke wensen. Men mist waardering, aldus het rapport.

Terwijl kerkenraden denken dat de eredienst zelf nauwelijks een rol speelt, blijkt in een kwart van de gevallen de reden van afnemend kerkbezoek onder oud-ambtsdragers toch de kerkdienst te zijn. Het gaat er dan vooral om dat de identiteit van de eredienst niet meer bij de ambtsdrager past of dat men zich niet meer thuisvoelt.

Gereformeerde Bond
Het probleem speelt met name in middenorthodoxe gemeenten. Bijna driekwart van hen herkent het probleem. Het probleem komt vaker voor in SoW-gemeenten (bij 78 procent) dan in niet-SoW-gemeenten (bij 42 procent). In SoW-gemeenten is het aantal mensen dat afhaakt echter niet aanwijsbaar hoger dan in niet-SoW-gemeenten waar het verschijnsel voorkomt.

In gemeenten die zich rekenen tot de Gereformeerde Bond herkent slechts 10 procent de problematiek. Het speelt in vijf van de 51 ondervraagde GB-gemeenten. Bovendien gaat het gemiddeld om een lager aantal oud-ambtsdragers (drie keer twee personen en twee keer drie personen).

Dr. De Roest plaatste bij deze positieve afwijking gisteren wel enkele relativerende opmerkingen. De vraagstelling zou de uitkomst hebben beïnvloed. Een oud-ambtsdrager in dit type gemeente zal volgens hem eerder een andere gemeente zoeken dan de kerkgang verminderen of staken. Maar daarnaar is niet gevraagd. Ook kan het zijn dat de sociale controle groter is of dat er sprake is van een taboe, aldus De Roest.

Het probleem zou volgens hem in GB-gemeenten ook geformuleerd moeten worden in termen van het al dan niet deelnemen aan het heilig avondmaal. „Er zijn gevallen bekend van ambtsdragers die avondmaalganger waren tijdens het ambtsdrager zijn, maar daarvoor en daarna niet.” De onderzoekers schatten in dat de omvang van het probleem in hervormd-gereformeerde gemeenten weinig verschilt van andere hervormde gemeenten, maar zich daar anders uit. Dit vergt nader onderzoek. Het rapport ziet in het niet-SoW-zijn of het modalitair gebonden zijn geen remedies om het probleem te voorkomen.

Dat in GB-gemeenten de normen voor ambtsdragers strenger zijn, is volgens ds. J. Stelwagen, voorzitter van het college van visitatoren-generaal, een van de oorzaken dat de problematiek daar minder wordt herkend. Ook is de ambtsopvatting minder zakelijk en functioneel en meer een kwestie van roeping. Bovendien zit de geregelde kerkgang er, aldus de visitator, vaster in het levenspatroon dan in andersoortige gemeenten.

Aanbevelingen
De ondervraagde kerkenraden en oud-ambtsdragers noemen als belangrijke aanbeveling om het probleem te voorkomen het open communiceren en het aangaan van gesprekken voor, tijdens en na de ambtsperiode. Ook merken zij op dat oud-ambtsdragers actief betrokken moeten blijven worden bij het gemeentezijn. Verder zou er binnen de kerkenraad meer ruimte moeten komen om persoonlijk met elkaar over de beleving van het geloof en de betekenis ervan voor het eigen leven te spreken.

Bij ds. Stelwagen heeft het rapport een schrikreactie teweeggebracht. „Al is het in tien jaar, al is het in allerlei gradaties, ik had niet gedacht dat het om zoveel mensen zou gaan.” Kerkenraden zullen volgens hem meer aandacht moeten besteden aan het klimaat binnen de kerkenraad en aan de manier van omgaan met elkaar. In de praktijk blijkt dat mensen met afwijkende meningen en minderheidsstandpunten zich niet veilig voelen. „De stijl van leidinggeven is te dwingend, te eenvormig.” De kerk weet volgens hem op plaatselijk niveau veel moeilijker om te gaan met de pluriformiteit dan landelijk. Oud-kerkenraadsleden krijgen wat hem betreft de gelegenheid om negatieve ervaringen uit hun ambtsperiode te bespreken. „Voorwaarde is wel dat een kerkenraad kritiek durft toe te laten.”

De landelijke visitatiecommissie gaat de visitatoren in de regio stimuleren het onderwerp tijdens periodieke visitatiebezoeken aan de orde te stellen. Vermoedelijk ontvangen kerkenraden een samenvatting van het rapport met het verzoek de problematiek intern te bespreken.