Kerk en Godsdienst19 mei 2001

Ds. A. van den Berg (85) uit Gouda ziet weinig doorbrekend werk

Heimwee naar de tijden van weleer

Door K. van der Zwaag
GOUDA – „Zalig worden is alleen mogelijk op grond van de gerechtigheid van Christus. We moeten alle andere gronden buiten Hem leren verliezen.” Ds. A. van den Berg uit Gouda staat kritisch ten opzichte van een gemoedelijke prediking met allerlei gestalten. In 1980 raakte hij samen met twee andere predikanten buiten het verband van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. „Ik beschouw wat er toen gebeurd is als een zeer droevige gebeurtenis.”

De predikant van de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Gouda (buiten verband) hoopt maandag 85 jaar te worden. De oorspronkelijk uit de Hervormde Kerk afkomstige Van den Berg kent een opmerkelijke levensgang. Met heimwee en ontroering denkt hij terug aan de oud gereformeerde predikant ds. C. de Jonge uit Kampen. „Ik ben reeds in mijn jonge jaren onder diens prediking gebakerd. Deze man kwam met zaken voor de dag. Hij wist hoe de legering van de gemeente was, of mensen in een ware bekommering leefden, een ontsluiting hadden meegemaakt of voor wie het een opgeloste zaak mocht zijn.”

Hoewel zijn hart in de Hervormde Kerk lag, verliet hij deze kerk. „Dat was vanwege de waarheid”, verklaart hij. „De kerk der vaderen was mij lief om der vaderen wil, maar de waarheid Gods werd mij liever om Gods wil.”

Mijn getuige
Na een persoonlijke beleving van de ruimte van de genade in Christus mocht hij de waarheid van ”Gij zult mijn getuige zijn” ontvangen, „wat de Heere op Zijn tijd en wijze in vervulling zou brengen.” In Huizen, waar hij later werkzaam was, stelde de rector van het christelijk lyceum in Hilversum hem voor een toelatingsexamen (colloquim doctum) af te leggen waardoor hij in Utrecht theologie zou kunnen studeren. Ds. Van den Berg zag dat voor hem niet weggelegd. Na zo'n vier jaar oefenen werd hij in 1959 bevestigd als lerend ouderling in de vrije hervormd-gereformeerde gemeente in Apeldoorn.

Via een ouderling van de Gereformeerde Gemeente in Nederland kwam ds. Van den Berg in aanraking met dit kerkverband en ontmoette hij ds. F. Mallan. Door verschillende vrije predikanten werd Van den Berg aangesproken op een mogelijke „volle bediening.” Ds. Van den Berg zei daarop dat hij altijd op „de rechte wijze” in het ambt gesteld wilde worden. „Ik wilde niet over de muur klimmen, maar via de poort: het onderzoek van het curatorium.”

Dat gebeurde tijdens een tussentijdse curatoriumvergadering in december 1969. Ds. Van den Berg moest aanvankelijk een uitnodiging voor een curatoriumvergadering afwijzen vanwege griep. Maar toen hij daarvan hersteld was, wilde hij niet. „Ds. Mallan belde mij op een zaterdag weer op en vertelde dat de maandag daaropvolgend het hele curatorium bijeen was. „U wordt verwacht”, zei hij.”

Uiteindelijk ging Van den Berg. Na een onderzoek door het curatorium werd hij met alle stemmen voor aangenomen. 's Middags moest hij al een proefpreek houden. Ds. J. Pannekoek, voorzitter van het curatorium, zat vooraan in de kerk, ds. F. Mallan achterin, herinnert ds. Van den Berg zich. Hij kreeg na de preek consent om in alle gemeenten voor te gaan. Ds. Mallan had al in een eerder gesprek gevraagd of hij ook nog de studie van het eigen kerkverband wilde volgen, waarmee Van den Berg instemde.

Nieuwe scheuring
Ds. Van den Berg diende de gemeenten van Bruinisse (1971) en Gouda (1977). In de laatste plaats ontstond in 1980 binnen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland een ernstige scheuring. De Goudse kerkenraad had geen vertrouwen meer in de classis en ds. Van den Berg sloot zich hierbij aan, ds. A. Wink en ds. J. de Groot werden geschorst. Over de scheuring in 1980 wil de predikant weinig kwijt. Het is duidelijk de droevigste episode uit zijn leven.

Volgens de officiële weergave van de gebeurtenissen ging het om een leergeschil en zou ds. Van den Berg een onderscheid maken tussen wedergeboorte en levendmaking. De predikant is het met deze weergave niet eens. Volgens hem was de kwestie niet zozeer een leer- als wel een eergeschil.

„Wij houden ons aan Schrift en belijdenis”, zegt ds. Van den Berg over de theologische kant van de zaak. „Het inwendig werk van de wedergeboorte en de vrucht ervan, de kennis en omhelzing van de Middelaar, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. We houden ons aan de wedergeboorte door het geloof, omschreven in de Dordtse Leerregels, hoofdstukken 3 en 4 paragraaf 11, 12 en 13 en de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 24.”

Prediking
Hoewel hij niet meer deel uitmaakt van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, houdt de Goudse predikant zich aan de leer die in dit kerkverband geleerd wordt, namelijk een afwijzing van een onvoorwaardelijk aanbod van genade aan allen verkerend onder de prediking. „De prediking moet in het teken staan van God op het hoogste verheerlijkt en de mens op zijn diepst vernederd wordt. Daarbij moet er gesepareerd worden tussen schijn en zijn. In de prediking moet door Gods Geest plaatsgemaakt worden voor Christus. Zoals in het natuurlijke leven eerst de akker omgeploegd moet worden, zo moet er ook in geestelijk leven eerst het voorbereidende werk zijn.”

De buitenverbanders vormen een klein kerkverband met zeven gemeenten. Zijn er geen zorgen over het ontbreken van studenten? „Die zaken leggen wij voor de Heere neer”, antwoordt ds. Van den Berg. „We trachten in voorspoed dankbaar te zijn, in tegenspoed geduldig, maar ook in het toekomende vertrouwend.”

Oude paden
Er is volgens ds. Van den Berg weinig reden om optimistisch te zijn over de situatie in het kerkelijke leven. De Goudse predikant ziet een andere geest onder de jongeren openbaar komen. „Ik houd hun voor dat ze de oude paden niet moeten verlaten. Er is een geest van lauwheid gekomen. In de uitleving is er bij ons nog wel de ingetogenheid, maar de verwereldlijking begint ook bij ons door te dringen.”

De predikant denkt met heimwee terug aan de tijden van weleer. Of er nu nog geestelijk leven te vinden is? „Ongetwijfeld, maar het is zo verborgen. De godsdienstige mens kan wel in de Bijbel lezen, maar hij leest alleen de letter. Maar als de Heere verwaardigt een ziel in te leiden dan ondervindt hij ook de kracht van het Woord. Er zijn tegenwoordig een hele hoop schriftgeleerden en die halen het uit de boeken. Maar de Heere doet voor mij de boeken wel eens dicht. Ik mag soms in de nacht van zaterdag op zondag de meeste ontsluiting hebben. Geve de Heere dat Hij werkzaamheden schenkt in het toebrengen van zondaren. Wat we van deze tijd kunnen zeggen, is dat het doorbrekend werk zo weinig beluisterd wordt. Het volk wordt weggenomen. Maar wat komt erbij? Dát is het probleem”, zo klinkt het resoluut.