Kerk en Godsdienst | 14 april 2001 |
Ds. Chr. van der Poel: Het was een voorrecht, het was genadeDominee tussen Zeeuwse vissersDoor J. van 't Hul Emeritaat aanvragen, afscheid nemen, terugtreden, het grijpt wel diep in in de Yerseker pastorie. Ik heb hier hele geslachten, hele generaties gedoopt, gecatechiseerd, getrouwd, begraven. Het is altijd mijn lust en mijn leven geweest om Gods Woord te verkondigen aan dit Zeeuwse vissersvolk, om de Heere groot te maken en om schuldige zondaren te verkondigen dat er nog ruimte van zaligheid is te vinden. Het was de begeerte van mijn hart. De Heere gaf het te mogen doen. Het was een voorrecht, het was genade. Meer dan 35 jaar overziend, zegt ds. Van der Poel: Van mijn kant is er veel gebrek geweest, veel tekort. Dat kleeft aan alle mensenwerk, tot op de preekstoel toe. Als er wat goeds in gevonden werd, dan is dat van de hemel geweest. Aan mijn kant valt er niets te roemen, maar aan God heb ik nog nooit tekort gehad. Infarct Ik moet gewoon eerlijk bekennen dat het niet meer gaat, zegt de predikant. Zondagsavonds zit ik nu bij de ouderlingen in de kerkenraadsbank. Dan zit ik wel eens naar die kansel te kijken. Je zag altijd uit naar de zondag, met alle bezwaren van dien, maar toch, je zag ernaar uit. Nu zit ik in de ouderlingenbank, met nog veel meer bezwaren in m'n hart. Ik zou nog graag eens de kansel op, maar 't gaat niet. Of ik nog een keer afscheid kan preken? Ik zou dat nú niet kunnen. Dat weet ik goed. Er is wel de begeerte om dat te doen, maar ik weet niet of de Heere me dat nog geeft. We wachten af wat Hij nog doen wil. Hopelijk. Deo volente. Te Zijner tijd. Waar zou, Deo volente, de afscheidspreek over gaan? Over 2 Korinthe 13 vers 13. Daar staat: De genade van de Heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap des Heiligen Geestes, zij met u allen. Amen. Dat zég ik nu wel, maar ik weet niet eens of die preek ook gehouden wordt. Ik probeer bij de dag te leven. De dagen des mensen zijn als het gras. Ds. L. Rijksen Hoe langer je predikant bent, des te meer je ertegen op gaat zien. Maar ik heb nooit ander werk begeerd. Ik zou geen beter werk weten. Preken is van 's mensenkant onmogelijk en dat leef je dan ook in. Dat je iets moet doen wat je niet kunt. Maar ook dat je iets mag doen wat de Heere toch wel eens mogelijk maakt. En ja, dan gaat 't vanzelf. Wat was de kern van de prediking, bijna 36 jaar lang? Dat God verhoogd wordt. Dat Hij aan Zijn eer komt, en de zondaar aan de zaligheid. God alles en een mens niets. Want voor de zaligheid komt niets van de mens in aanmerking. Dat moeten we er vandaag wel gauw bijzeggen. Er komt een geest op die wil opdringen wat de Heere uit genade geven moet. Door al die jaren heen werden er vele beroepsbrieven in Yerseke bezorgd. Maar de wolkkolom is altijd boven Yerseke blijven staan. Ik heb nooit vrijmoedigheid gehad om weg te gaan. Er zijn wel beroepen geweest waar ik het moeilijk mee heb gehad, maar de Heere heeft me nooit de boodschap gebracht dat ik hier weg moest. Ik kan dat verder ook niet begrijpen. Ik ben Yerseke nog niet moe. En het medeleven is deze maanden groot geweest. Verzoend Ik heb altijd tegen haar opgezien. Dat wil niet zeggen dat de Heere bijzondere mensen tot Zich trekt, want bijzondere mensen zijn er niet. Laten we ons ook in deze dingen houden aan de eenvoudigheid van het Woord. Maar Thona is mij veel tot een hand en tot een voet geweest. Ze is altijd een arme zondaar gebleven. Thona was in zichzelf arm en missend, iemand die in alles de Heere nodig had. Ze kon zich nergens mee op de been houden of de Heere moest toeschieten. Laten we maar eerlijk zijn, zulke mensen gaan tot de zeldzaamheden behoren. Comrie noemt zo iemand: een witte raaf. Nu, ik heb mijn hele leven nog niet veel witte raven gezien. Donkere tijd En, wat blijft er over bij het ouder worden, ook na 35 jaar preken? Meest denk ik met vrees aan het einde. Maar als je eens verwaardigd wordt om buiten jezelf te blikken, dan zou 't kunnen. Dat zijn tijden, dat zijn ogenblikken. Soms ligt alles vlak. Maar ik kan niets vasthouden. Dat is maar goed ook, dat we dat zelf niet kunnen, want we zouden het God nog uit de handen nemen. Zo is de mens. Wat is toch de mens. |
![]() |