Kerk en Godsdienst14 april 2001

Ds. Chr. van der Poel: Het was een voorrecht, het was genade

Dominee tussen Zeeuwse vissers

Door J. van 't Hul
YERSEKE – Meer dan 35 jaar was ds. Chr. van der Poel predikant van de gereformeerde gemeente te Yerseke. Yerseke wéét niet anders dan dat ds. Van der Poel zijn herder is. Per 1 juli gaat de predikant met emeritaat. Hoe moet het dan verder met herderloos Yerseke? „Het werk van de Heere gaat door, ook als hij een knecht terugneemt. Hoe het met de gemeente gaat, hangt niet van een nietig mensenkind af. Trouwens, er worden in Yerseke goede preken gelezen.”

Emeritaat aanvragen, afscheid nemen, terugtreden, het grijpt wel diep in in de Yerseker pastorie. „Ik heb hier hele geslachten, hele generaties gedoopt, gecatechiseerd, getrouwd, begraven. Het is altijd mijn lust en mijn leven geweest om Gods Woord te verkondigen aan dit Zeeuwse vissersvolk, om de Heere groot te maken en om schuldige zondaren te verkondigen dat er nog ruimte van zaligheid is te vinden. Het was de begeerte van mijn hart. De Heere gaf het te mogen doen. Het was een voorrecht, het was genade.”

Meer dan 35 jaar overziend, zegt ds. Van der Poel: „Van mijn kant is er veel gebrek geweest, veel tekort. Dat kleeft aan alle mensenwerk, tot op de preekstoel toe. Als er wat goeds in gevonden werd, dan is dat van de hemel geweest. Aan mijn kant valt er niets te roemen, maar aan God heb ik nog nooit tekort gehad.”

Infarct
De predikant van Yerseke heeft de laatste jaren ingeleefd dat de lichaamskrachten afnamen. Reeds tweemaal had hij een lichte beroerte gehad. Op 2 oktober vorig jaar legde een ingrijpend herseninfarct zijn leven echt stil. Vanwege de medische beperkingen die dat met zich meebracht, besloot ds. Van der Poel uiteindelijk zijn emeritaat aan te vragen. „Ik lag in het ziekenhuis en kon niets meer. Een dokter had in de gaten wat er in m'n hart leefde. Die man zei: „Dominee, nou bent u hier altijd zo vaak geweest, maar ik denk dat u liever anderen bezocht dan nu zelf bezocht te moeten worden.” Ik dacht: Wat heeft díe man gelijk!”

Ik moet gewoon eerlijk bekennen dat het niet meer gaat, zegt de predikant. „Zondagsavonds zit ik nu bij de ouderlingen in de kerkenraadsbank. Dan zit ik wel eens naar die kansel te kijken. Je zag altijd uit naar de zondag, met alle bezwaren van dien, maar toch, je zag ernaar uit. Nu zit ik in de ouderlingenbank, met nog veel meer bezwaren in m'n hart. Ik zou nog graag eens de kansel op, maar 't gaat niet.”

„Of ik nog een keer afscheid kan preken? Ik zou dat nú niet kunnen. Dat weet ik goed. Er is wel de begeerte om dat te doen, maar ik weet niet of de Heere me dat nog geeft. We wachten af wat Hij nog doen wil. Hopelijk. Deo volente. Te Zijner tijd.”

Waar zou, Deo volente, de afscheidspreek over gaan? „Over 2 Korinthe 13 vers 13. Daar staat: „De genade van de Heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap des Heiligen Geestes, zij met u allen. Amen”. Dat zég ik nu wel, maar ik weet niet eens of die preek ook gehouden wordt. Ik probeer bij de dag te leven. De dagen des mensen zijn als het gras.”

Ds. L. Rijksen
Op 2 september 1965 werd kandidaat Van der Poel (33 jaar) door zijn leermeester ds. L Rijksen in Yerseke in het ambt bevestigd met Jesaja 40:1 en 2. In de intrededienst werd gesproken uit Johannes 3:29 en 30.

„Hoe langer je predikant bent, des te meer je ertegen op gaat zien. Maar ik heb nooit ander werk begeerd. Ik zou geen beter werk weten. Preken is van 's mensenkant onmogelijk en dat leef je dan ook in. Dat je iets moet doen wat je niet kunt. Maar ook dat je iets mag doen wat de Heere toch wel eens mogelijk maakt. En ja, dan gaat 't vanzelf.”

Wat was de kern van de prediking, bijna 36 jaar lang? „Dat God verhoogd wordt. Dat Hij aan Zijn eer komt, en de zondaar aan de zaligheid. God alles en een mens niets. Want voor de zaligheid komt niets van de mens in aanmerking. Dat moeten we er vandaag wel gauw bijzeggen. Er komt een geest op die wil opdringen wat de Heere uit genade geven moet.”

Door al die jaren heen werden er vele beroepsbrieven in Yerseke bezorgd. Maar de wolkkolom is altijd boven Yerseke blijven staan. „Ik heb nooit vrijmoedigheid gehad om weg te gaan. Er zijn wel beroepen geweest waar ik het moeilijk mee heb gehad, maar de Heere heeft me nooit de boodschap gebracht dat ik hier weg moest. Ik kan dat verder ook niet begrijpen. Ik ben Yerseke nog niet moe. En het medeleven is deze maanden groot geweest.”

Verzoend
Er was in de gemeente Yerseke een geoefend kind des Heeren, Thona Butijn-Melis. „Als ze hier zondagsavonds zat, dan nam ze nog wel eens wat mee, begrijp je? Ze was verzoend met een drie-enig God, hersteld in Zijn gemeenschap, vrijgekocht door God in Christus. Ze kende niet alleen genade, maar ze was daarbij ook nog eens wijs. We moeten bij deze dingen wel uitkijken dat we niet de maat van de genade gaan meten, want het gaat over de wortel van de zaak.

Ik heb altijd tegen haar opgezien. Dat wil niet zeggen dat de Heere bijzondere mensen tot Zich trekt, want bijzondere mensen zijn er niet. Laten we ons ook in deze dingen houden aan de eenvoudigheid van het Woord. Maar Thona is mij veel tot een hand en tot een voet geweest. Ze is altijd een arme zondaar gebleven. Thona was in zichzelf arm en missend, iemand die in alles de Heere nodig had. Ze kon zich nergens mee op de been houden of de Heere moest toeschieten. Laten we maar eerlijk zijn, zulke mensen gaan tot de zeldzaamheden behoren. Comrie noemt zo iemand: een witte raaf. Nu, ik heb mijn hele leven nog niet veel witte raven gezien.”

Donkere tijd
Er wordt veel geklaagd over de donkerheid van de tijd. „Er zijn tijden geweest, zegt ds. Van der Poel, „dat het lichter was dan nu. Wie zal het willen ontkennen? Het ontbreekt veel aan geestelijke oefeningen, maar de Heere is nog Dezelfde. En Hij blijft Dezelfde. Zijn werk gaat door, tot de voleinding der eeuwen. Als dat niet waar was, dan konden we de kerk wel sluiten.”

En, wat blijft er over bij het ouder worden, ook na 35 jaar preken? „Meest denk ik met vrees aan het einde. Maar als je eens verwaardigd wordt om buiten jezelf te blikken, dan zou 't kunnen. Dat zijn tijden, dat zijn ogenblikken. Soms ligt alles vlak. Maar ik kan niets vasthouden. Dat is maar goed ook, dat we dat zelf niet kunnen, want we zouden het God nog uit de handen nemen. Zo is de mens. Wat is toch de mens.”