Kerk en Godsdienst8 maart 2001

Padmos sprak veertig jaar geleden voor het eerst in een evangelisatie

Met vreugde visser zonder akte

Door S. C. Bax
KRIMPEN A/D IJSSEL – „U bent een visser zonder akte, zei eens iemand tegen me. Ik antwoordde: In enkele kerkelijke wateren staat een bordje: ”Verboden te vissen zonder akte”. Het zij zo. Maar op de grote levenszee heb ik dat bord nog nooit zien staan. De Heere Jezus zei: „Ik zal u vissers der mensen maken”. Het gaat uiteindelijk toch meer om de vis die gevangen wordt dan om de akte. Preken is mijn vermaak. En ik voel me ertoe geroepen.”

De heer M. Padmos uit Krimpen aan den IJssel hoopt op 21 maart in Culemborg voor te gaan in een herdenkingsdienst ter gelegenheid van zijn „veertigjarige woordbediening”, zoals hij het noemt. De plaatselijke hervormde evangelisatie belegt de dienst.

Nauwkeurig spellende RD-lezers weten feilloos de gangen en wegen van Padmos in kerkelijk Nederland aan te wijzen. Hij gaat in sommige hervormde gemeenten voor, maar ook in al dan niet vrije evangelisaties. „Ik spreek overal waar ik gevraagd word. Dus ook in een enkele vrije oud gereformeerde gemeente.” Hij leidt daarnaast ook begrafenissen en verleent incidenteel pastorale hulp.

Padmos zegt zich aangetrokken te voelen „tot de groep van voorgangers die zowel voor- als onderwerpelijk preken.” Hij is altijd te vinden op de Haamstedeconferentie. Het blad ”Het gekrookte riet” ligt op de studeerkamer in zijn tussenwoning tegenover de hervormde Sionskerk in zijn woonplaats. Als hij zelf nergens de kansel hoeft te betreden, kerkt Padmos regelmatig in deze buitengewone wijkgemeente. Vroeger kerkte hij ook nog wel eens bij de oud gereformeerde ds. Mieras.

Ouddorp
De wieg van Padmos stond op een boerderij in Ouddorp. „Toen ik vier jaar was, liep ik al in de overtuiging, maar ik ging er jarenlang tegenin. Ik probeerde in de herberg de stem van mijn geweten te smoren.”

In de oorlogsjaren werd hij als zeventienjarige jongen opgepakt voor de Arbeitseinsatz. „Toen kneep ik 'm! Want met al die bombardementen van de Engelsen zag ik de dood naderbij komen. Ik dook in Kampen onder en keerde met een vals paspoort naar de boerderij terug. Mijn ouders vreesden allebei de Heere. Moeder begon te huilen toen ik terugkwam. „Je bent wel terug, maar nog steeds niet bekeerd”, zei ze. Later hoorde ik dat ze voor mij, al voordat ik in de moederschoot ontvangen was, beloften had gekregen. Ik zou tot bekering komen, maar ik zou ook gaan preken. Wat ze toen aan mij zag, was echter het tegenovergestelde.”

De Heere greep in toen Padmos 21 jaar was. „Het was kennelijk”, zegt hij, „om twee uur 's nachts. Ik ging naar de slaapkamer van mijn ouders, maar daar lag alleen mijn vader te slapen. Waar was moeder? Ik wilde met haar praten, want zij had meer verstand van goddelijke zaken dan ik. Ze bleek aangekleed beneden op mij te zitten wachten.

„Jongen”, zei ze, „om twee uur is het gebeurd, ik weet er van Godswege van.”

Drie jaar later viel het met kracht in mijn ziel: Wie lust heeft tot het opzienersambt, begeert een treffelijke zaak.”

Preken maken
„Ik had vroeger één boek, van Matthew Henry. Op mijn dertiende, toen ik de Heere nog volop tegenwerkte, had ik al wel een preek gemaakt. Ik kende hem uit mijn hoofd.”

De jaren gingen voorbij. Padmos werkte op de boerderij, „hoewel ik het niet graag deed.” In de oorlog werkte de administratief aangelegde boerenzoon ook op een distributiekantoor. „Daar kon ik mooi voedselbonnen voor onderduikers achteroverdrukken.” Later kwam hij onder meer op scheepvaartkantoren terecht.

In die jaren groeide het besef dat er meer gestudeerd moest worden, als hij tenminste predikant wilde worden. Hij ging naar Utrecht en haalde onder dr. H. Bout en ds. L. Vroegindeweij het diploma geestelijke vorming voor gemeenteleden. Maar de catechetencursus kon hij niet volgen, omdat daarvoor naar zijn zeggen hbs- of een gelijkwaardige opleiding nodig was. „Ik had niets anders dan lagere school.” Het betekende later dat hij ook niet binnen de termen viel om volgens de hervormde overgangsbepalingen predikant te worden. Met wellicht enige weemoed in het hart, maar toch ook met een milde glimlach, zegt hij erover: „Desondanks mocht ik preken, door Gods goedheid.” Hij slaat zijn agenda open en gaat tellen: „Voor 2002 ben ik al 34 zondagen bezet.”

Werkendam
We schrijven maart 1961. „Toen kwam de evangelisatie van Werkendam vragen of ik wilde komen preken. Ik wil het wel proberen, zei ik, voor één dienst.” Want die preek had ik toch al jaren klaarliggen, verduidelijkt hij. „Het antwoord was helder: Of je preekt twee keer, of helemaal niet. Ik zei: Geef me drie dagen en dan laat ik het weten.

Wat een spanning. Ja? Of nee? Moeten en niet kunnen. Ik durfde geen nee meer zeggen. Ik stond bevend voor de kansel. „Heere help me”, riep ik wel honderd keer. Op het derde treetje viel het in mijn hart: „Hun geeft Hij moed en krachten, die hopend op Hem wachten”. Ik heb daarna nooit meer zo gepreekt. En ik beloofde nooit meer te weigeren, waar men mij ook zou vragen.”

Naar Werkendam was het steeds een hele reis. Op zaterdagmiddag 3 uur stapte Padmos op de bus en hij kwam 's avonds rond 10 uur op de plaats van zijn bestemming. „Ik kreeg toen 35 gulden per zondag, inclusief reiskosten.”

Gamaliël
De jubilaris beschouwt zelf zijn roeping als extraordinair. Critici legt hij de vraag voor of het geen wonder is dat hij de kansels mag betreden van die gemeenten „alwaar een voor- én onderwerpelijk prediking begeerd wordt.”

Maar God is toch een God van orde? En de Dordtse Kerkorde geeft toch duidelijke regels aan, die in het verlengde van het Woord liggen, om het kerkelijk leven te reguleren? Het antwoord is bijna ontwapenend: „Wij moeten, zover het mogelijk is, de kerkelijke weg bewandelen.”

Maar het kan, volgens Padmos, ook anders: „De discipelen hadden ook geen hogeschool doorlopen. Ik mis wel altijd de ondergrond, de theologische opleiding. Graag had ik met een Paulus aan de voeten van Gamaliël gezeten. Maar dat was niet voor mij weggelegd. Aan de voeten van de Heere is echter het beste onderwijs te krijgen.”

Het is echter niet zijn laatste woord hierover: „De synode had de godsdienstonderwijzers niet af moeten schaffen. Artikel 8 gaf de mogelijkheid om op singuliere gaven predikant te worden. Vandaar dat bij afschaffing enkele mensen zonder bevoegdheden bleven voorgaan in de Hervormde Kerk, in hervormde evangelisaties vaste voorganger werden, of naar een andere kerk overgingen. Gedane zaken nemen geen keer.”