Kerk en Godsdienst2 februari 2001

Gereformeerde Bond belegt ontmoetingsdag voor late roepingen

Gladheid op de weg naar de kansel

Van onze kerkredactie
DOORN – „Wonderlijk toch. Een onderzoek wijst uit dat veel predikanten willen afhaken en in het bedrijfsleven willen. Hier zitten mensen met een late roeping die hun taak op latere leeftijd alsnog in Gods Koninkrijk zien. Mensen die, net als bij het weer vanochtend, nogal eens mist zien op hun levensweg, gladheid ervaren en soms na afronding van de studie ook nog te maken krijgen met een file. Als u snapt wat ik bedoel.”

Ds. A. Baas, hoofdbestuurslid van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, heette gisteren op Hydepark in Doorn de deelnemers welkom op een door de Bond belegde ontmoetingsdag voor zogeheten late roepingen. Dat betreft mannen die na eerst een functie in het bedrijfsleven of onderwijs te hebben vervuld, zich geroepen weten predikant te worden. Velen brachten ook hun echtgenote mee.

De theologiestudenten hadden een totaal verschillende achtergrond. Het varieerde van een bankmedewerker tot een onderwijsman, van een architect tot een bloemenexporteur; verder een bouwvakker, een laborant, een planner, een politieman, een uurwerkmaker en iemand die actief was in de wereld van de popmuziek. Er waren opa's, vaders en vrijgezellen.

Ds. Baas bemoedigde en rustte de deelnemers toe met woorden uit de brief van Judas en hield hun voor zich vast te zuigen aan het Woord, dat bemoedigt en beproeft. Daarbij legde hij de nadruk op de noodzaak van de inwachting van de Geest. „U dient zich nu in te spannen om de gemeente te gaan dienen en te bouwen. Dat is nodig, want ik vrees dat de gemeente niet voldoende weet wat ze gelooft.”

De predikant zei verder dat de studenten vragen niet uit de weg moeten gaan. „Studeer hard en probeer niet met het minimale aantal punten de benodigde papieren te behalen om in de 'houten broek' te komen. Ga door de stof heen.”

Samen dragen
Mevrouw drs. G. Dekker-van der Kuil verzorgde met haar echtgenoot, ds. D. Dekker uit Harderwijk, een bijdrage over de omgang tussen collega-predikanten en hun echtgenotes, over de oorzaken van burn-out en de vaak onderlinge concurrentie. Zij legde de nadruk op het samen dragen van de lasten en de vreugden in de pastorie door een leven met God.

De predikantsvrouw zette in met op te merken dat de pastorie het huis van, voor en in de kerkelijke gemeente is. „Er is geen steen van ons bij en dat is goed, want het herinnert ons eraan onze pinnen niet te diep in de aarde te slaan. De kerkvoogdij zorgt voor je huis, en dat geeft vreugde en soms ergernis.”

Mevrouw Dekker noemde zowel positieve als negatieve punten van het predikantschap. „Je man is ook vaak thuis, en als je verhuist, wordt alles netjes in orde gemaakt.” Zij constateerde verder dat er in een tijd van afkalvend gemeenteleven steeds meer werk bij de dominee op het bordje komt. „Vroeger droeg het ambt de dominee, nu moet hij dat, door zich steeds opnieuw waar te maken, als het ware zelf dragen.” Ze zag er een mogelijke oorzaak van burn-out in.

Tot de adviezen behoorde dat een predikant nooit anderen moet imiteren. „Laat de pastorie ook nooit een nieuwsbron voor de gemeente zijn. Ga er samen soms eens uit, praat tijdens het beroepingswerk over wat de taak van de echtgenote zou kunnen zijn.” Haar echtgenoot wees er vooral op dat een predikant moet dienen.

Samenvattend was de conclusie dat werelds denken in de gemeente gemeengoed is en dat ook collegialiteit vaak ver te zoeken is. Concreet kwam hierbij aan de orde dat door perforatie van gemeentegrenzen of anderszins mensen de ene dominee passeren en de andere nalopen. Mevrouw Dekker: „Het doet pijn als ze aan je man komen.” Het blijkt ook nogal eens de verhouding tussen predikantsvrouwen te verstoren. Ds. Dekker vindt dat vooral de dominee naar wie mensen perforeren of ter kerke gaan, dat ter sprake moet brengen.

Landmachtofficier
Ds. P. van Duijvenboden, predikant in Den Bommel, was gevraagd iets te vertellen over „onze weg naar de gemeente”. De Katwijker was twaalf jaar landmachtofficier en vertelde hoe het verlangen het Woord te verkondigen groeide, hij dat met zijn vrouw besprak en hoe dat biddend aan de Heere werd voorgelegd. Hij schilderde de frictie tussen studie en beroep, belichtte zijn deeltijdbaan bij de NPV, de druk op het gezin en met name op zijn vrouw. „Je hele leven krijgt een heroriëntering.” Hij vertelde van de vele beproevingen, hoogtepunten en diepe dalen. „Maar steeds ontvingen we kracht.” De predikant hield de aanwezigen voor in de weg van het gebed hun weg verder te gaan en om elkaar tot steun te zijn.

Hij raadde de studenten aan zich niet te snel beroepbaar te stellen: preken voorbereiden kost uiteindelijk studietijd. En voor je het weet, ben je een 'eeuwige kandidaat'. Bij beroepingswerk moet je in ieder geval nooit jezelf aanbieden, maar afwachten. Ook legde hij de vinger bij het feit dat kerkenraden niet altijd correct hun informatie, of het beluisteren van de kandidaat, afronden en soms valse hoop wekken. Aan hen die geen beroep krijgen, gaf hij het advies toch werk op te pakken.