Kerk en Godsdienst30 januari 2001

Dossier Crisis Midden-Oosten

Wereldraadvoorzitter Aram I tot Centraal Comité:

Geweld Palestijnen als
laatste middel legitiem

Van onze kerkredactie
POTSDAM – De voorzitter van de Wereldraad van Kerken, metropoliet Aram I, vindt het geweld van de Palestijnen gerechtvaardigd als een laatste middel om mensen in grote nood te beschermen. Hij zei dit gisteren op de eerste dag van de bestuursvergadering van de Wereldraad in Potsdam bij Berlijn.

„Is de Palestijnse opstand, na zo veel jaren van geweldloze acties en geduldige onderhandelingen, niet een voorbeeld van geweld als laatste middel? We mogen geweld niet onder alle omstandigheden legitimeren. Evenmin kunnen we geweld veroordelen als het gebruikt wordt als een laatste middel voor de zaak van gerechtigheid en menselijke waardigheid.”

Aram, hoofd van de Armeens-Apostolische Kerk in Libanon, sprak naar aanleiding van de Decade ter overwinning van het geweld, die deze week officieel door de Wereldraad wordt uitgeroepen. Hij verwees naar een nieuw studiedocument van de Wereldraad over geweld. Daarin wordt het gebruiken van dodelijk militair geweld een niet-humanitaire daad genoemd. Verder staat militaire interventie niet op zichzelf, maar maakt ze deel uit van het geheel van activiteiten, waaronder diplomatieke druk en economische sancties. Ten slotte is het gebruik van geweld met wapens alleen geoorloofd „als een laatste middel om mensen in grote nood te beschermen en te redden”.

Aram noemde verder de globalisering een nieuwe bron van geweld. Globalisering gaat volgens hem gepaard met de overheersende macht van transnationale ondernemingen, ongecontroleerde financiële instellingen en media die op wereldschaal opereren. In het algemeen kunnen ongelijke verdeling van de materiële welvaart in een samenleving en machtsmisbruik worden beschouwd als de voornaamste factoren voor het ontstaan van geweld, aldus Aram.

Koude Oorlog
De Duitse secretaris-generaal van de Wereldraad, dr. Konrad Raiser, vroeg zich af wat de rol van de kerken tijdens de Koude Oorlog is geweest. Is de prijs voor de oecumenische contacten via de Wereldraad, de Konferentie van Europese Kerken (KEK) en de (communistisch gezinde) Christelijke Vredesconferentie niet te hoog geweest? Hadden de zogenaamde dissidenten niet duidelijker erkenning en steun moeten hebben?

Het is volgens Raiser geen verrassing dat deze vragen juist opkomen tijdens een vergadering in Duitsland. Nergens was het IJzeren Gordijn zo zichtbaar als in Berlijn, de stad die gedurende 28 jaar gedeeld was. Alleen de kerken slaagden erin de contacten tussen Oost- en West-Duitsland te onderhouden.

Dr. Raiser wil dat in ieder geval serieus onderzocht wordt of en in welke mate de kerken met hun uitspraken over vrede en gerechtigheid echt bijgedragen hebben aan een vreedzame revolutie. „Wat kunnen we van het voorbijgegane leren voor het komende programma van de Wereldraad om in oecumenische kaders geweld te boven te komen?” vroeg de secretaris-generaal van de Wereldraad zich af.