Kerk en Godsdienst29 december 2000

Dr. Van Eck: Calvijn denkt realistisch over godsbesef bij niet-christenen

Menselijk hart is een afgodenfabriek

Door K. van der Zwaag
EDE – God openbaart Zich. De schepping draagt de merktekenen van Zijn heerlijkheid. Er is in de mens een godsbesef en een zintuig voor Zijn bestaan. Maar, zo verwoordt dr. J. van Eck de opvatting van Calvijn, „zolang de Schrift er niet in meekomt werkt het alleen maar contraproductief. Dan wordt het besef van het bestaan van God door de mens omgezet in afgodendienst.”

Dr. Van Eck schreef enkele jaren geleden het intrigerende ”God, mens, medemens. Humanitas in de theologie van Calvijn”. Daarin zette hij uiteen welke waardering Calvijn had voor de menselijkheid, het goede in de schepping en de waarde van de mens als schepsel. Maar ook de zwakheid en de zonde van het menszijn kwamen uitvoerig aan de orde. „Calvijn denkt ambivalent over de mens en over de waarde van de niet-christelijke religie. Hij blijft in alles realist”, zegt dr. Van Eck.

„God openbaart Zich. Dat is het uitgangspunt van Calvijn. Maar Calvijn heeft ook gezegd dat zonder de hulp van de bijzondere openbaring in de Schrift dit religieuze besef door de mens onmiddellijk wordt omgezet in afgoderij. Het menselijk hart is een fabriek van afgoden, schrijft hij. De openbaring van God blijft wel iets concreets. Als God Zich niet zou openbaren, zou er geen religie zijn. Toch is Calvijn qua godskennis niet optimistisch. De mens kan vanuit zichzelf geen ware kennis van God opdoen. Al is er openbaring en al komt deze volgens Calvijn stellig ook over bij de mens, de verbastering zit in ons aller hart. Als we van God onze eigen beelden maken, vallen we terug in het heidendom.”

Andere tijd
Calvijn stond niet voor de uitdaging in gesprek te gaan met niet-christelijke religies, constateert dr. Van Eck. „Hij leefde in het gekerstende Europa, waar de meeste mensen wel in Christus geloofden. Door het kleiner worden van de wereld komt de problematiek van andere religies meer op ons af. Calvijn heeft zich wel uitgelaten over de heidense religies. Hij weet wat er op dat terrein te koop is. Maar ook dan praat hij theoretisch over zaken uit de tijd van de Oudheid. Het is voor hem een boekenreligie.”

Calvijn wist wel van het bestaan van de islam. „Van de moslims zegt hij dat zij medemensen zijn. Calvijn keert zich ook tegen de vervolging van moslims. Al dwalen ze in de religie, zegt hij, we mogen hen niet afsnijden van banden van medemenselijkheid.”

Geen aanknopingspunt
Dr. Van Eck zou niet weten hoe een religieus aanknopingspunt bij Calvijn zou moeten functioneren. „Eigenlijk moeten we de gedachte van een natuurlijke godskennis uitbannen. Ook moeten we terughoudend spreken over een algemene openbaring. Bij Calvijn gaat het zelden om de mens. Zijn theologie staat in het teken van God en Zijn eer. Daarop ligt het accent. Maar aan die God hebben wij wel te danken dat Hij enige kennis van goed en kwaad bij mensen levend houdt. Er zijn vonkjes van God in de mens, zegt Calvijn, maar zodra je die koestert, zit je prompt op gevaarlijk gebied.”

Calvijn staat bekend als de theoloog die de predestinatie duidelijk heeft verwoord. Toch is hij heel ruim als het gaat om de mens die buiten de kring van de christelijke godsdienst leeft, aldus dr. Van Eck. „Hij sluit in de praktijk niet graag de weg tot de zaligheid voor een ander uit. Dat is de diepe gedachte achter de predestinatie: in principe kan iedereen een potentiële verkorene zijn. De predestinatie leert ons dat God wonderlijke wegen met mensen gaat en dat Hij niet na te rekenen is.”

Samenwerking
We kunnen volgens dr. Van Eck vooral van Calvijn leren dat burgers op ethisch gebied goed met elkaar kunnen samenwerken. „Bij Calvijn vinden we waardevol materiaal ten aanzien van medemenselijkheid. Calvijn vindt Gods geboden goed, niet alleen omdat ze van God komen, maar ook omdat ze goed voor mensen zijn. Dat laatste weten buitenkerkelijken ook. In ethisch opzicht kun je bijvoorbeeld op het gebied van de 24-uurseconomie met algemeen-menselijke argumenten een goede bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving leveren. Ik denk ook aan het gebruikmaken van de staatswetgeving van de Romeinen. Dat doden fout is, erkent iedereen. En dat er toenemende aandacht voor slachtoffers ontstaat, juicht ook iedereen toe. Dat zijn zaken die te ontlenen zijn aan het bijbelse recht. Gooi die dingen niet weg, zeg ik dan maar, maar probeer ervan gebruik te maken voor het christelijke standpunt.”

Twee lijnen
Dr. Van Eck onderscheidt bij Calvijn een humanistische en een reformatorische lijn. „De laatste vormt weliswaar de hoofdlijn, maar de eerste mogen we niet veronachtzamen. Bij de eerste lijn komt de inrichting van de samenleving in het vizier. Zonder dat we water bij de wijn moeten doen, kunnen gelovigen en niet-gelovigen zich goed samen voor bepaalde doelen inzetten, zoals ook dr. Kirpestein voorstelt. Dat is niet alleen goed, het móét gewoon. En het kan ook. God zorgt ervoor dat mensen niet zover afdwalen dat alles in de samenleving ten onder gaat.”

Als dr. Van Eck –in het dagelijks leven legerpredikant– in gesprek is met moslims gebruikt hij de naam van Christus in alle vrijheid. „Maar ik ben ook heel open in de benadering van hen. Het valt me soms op hoeveel angst er in hun religie heerst. Dat geldt ook voor sommige hindoes, die, als zij bepaalde riten niet verrichten, vrezen dat ze te maken krijgen met hun voorouders.”

Als dr. Kirpestein spreekt van het goddelijke als het numineuze (vreeswekkende), moeten we wel oppassen dat we niet te veel angst voor God oproepen, stelt de Edese predikant. „Christenen hoeven op dit punt niet hoog van de toren te blazen. Hoeveel christenen leven uit de vrijheid in Christus en stralen dit uit naar de ander? Als dat laatste niet het geval is, behoeven we ook weinig te verwachten van het gesprek met de niet-christen.”

Afgestompt
Calvijn gaat volgens dr. Van Eck realistisch om met het religieuze besef dat ieder mens heeft. „We hebben het beeld van Calvijn vaak te veel bepaald door de vraagstelling van het latere calvinisme. Calvijn stelt duidelijk dat de mens mens blijft, ondanks de zonde. Hij wordt geen duivel. Als de mens geen gevoel heeft voor het religieuze raakt hij volgens Calvijn afgestompt en nadert hij het niveau van het dierlijke.”

De grootheid van Calvijn is voorts dat hij de mogelijkheid schept dat christenen en niet-christenen zich samen sterk maken voor de samenleving. „Calvijn gaat ontspannen met niet-christenen om en is zeker niet altijd bezig met de vraag wie er uitverkoren is. Daarbij staat voor hem wel boven water dat buiten Christus en de openbaring in de Heilige Schrift de mens geen echte relatie met God heeft. Wat hij van Hem weet, is niet meer dan ijdele bespiegeling of vreesachtige godsdienst. Als de gereformeerde gezindte meer van de vrijheid in Christus uitstraalt, heeft ze meer recht van spreken in de dialoog met de ander. Voor het goede dat er bij de ander is, mogen we God danken. Wie weet danken zij God ook voor het goede dat ze bij ons ontdekken.”

Dr. J. W. Kirpestein bepleitte onlangs in deze krant een dialoog tussen de wereldgodsdiensten. In de rubriek Forum verschenen diverse reacties op dit pleidooi. De komende weken wijden we een serie interviews aan de vraag wat de Schrift en de christelijke traditie zeggen over dialoog en getuigenis.

Vandaag deel 3

Deel 2: De verleiding van het rationalisme

Deel 1: Getuigenis als doel van gesprek

Zie ook de bijdragen in Forum:
Op weg naar een mondiale ethiek
(22 november 2000)

Christen kan geen vrijblijvende dialoog voeren (1 december 2000)

Ontmoeting met godsdiensten is levenswijze (1 december 2000)

Kerk moet relatie met religies opnieuw doordenken
(5 december 2000)