Drinken uit de ene Bron
Door J. M. D. de Heer De diepste vraag omtrent het
schriftgezag, zegt ds. G. D. Kamphuis na de reeks artikelen van de
afgelopen maanden, is of we uit de ene Bron of ook uit een tweede bron
drinken. De voorzitter van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse
Hervormde Kerk legt uit wat hij bedoelt. „Laten we ons voeden door de
Schrift alleen en staan we zo in deze tijd? Dan kun je toch onmogelijk
zeggen dat de Bijbel achterhaald is. Of willen we ook uit de tweede bron,
die van de moderne cultuur, drinken. Dan zullen we veel van het
gereformeerde gedachtegoed gaan verliezen. Dat zou funest zijn voor de
gereformeerde gezindte.”
Dat vragen omtrent het schriftgezag telkens opnieuw doordacht worden,
vindt ds. Kamphuis een gezonde zaak. „Elke generatie stelt nu eenmaal zijn
eigen vragen, hoeveel overeenkomst er ook is met vragen van vorige
geslachten.” Elke generatie zal daarom ook zoeken naar antwoorden. Ook dat
vindt de predikant normaal. „Als dat maar niet betekent dat elke generatie
opnieuw het wiel wil uitvinden. In de loop der eeuwen zijn er al zulke
duidelijke antwoorden gegeven. Denk maar aan de artikelen 3 tot 7 van de
Nederlandse Geloofsbelijdenis.”
Dringend De vragen rond het schriftgezag worden
doorgaans dringend voor theologiestudenten aan rijksuniversiteiten. „Het
eerste college Oude of Nieuwe Testament botst vaak al op het gereformeerde
schriftgeloof. Je kunt met de historische kritiek die je aangereikt
krijgt, niet uit de voeten. Dat roept de vraag op: Hoe sta ik in deze
wetenschap en hoe kan ik gehoorzaam blijven aan de Schriften?”
De vragen die dan op je afkomen, kun je niet naast je neer leggen, weet
ds. Kamphuis uit ervaring. In feite is dat ook niet nodig. „Als we geloven
dat de Schriften van God zijn, hoeven we niet bang te zijn voor het
wetenschappelijk onderzoek. De Schrift kan het hebben dat je haar
bevraagt. En bovendien, het wetenschappelijk onderzoek ís er, kritische
vragen wórden, hoe dan ook, gesteld. Maar als je daar doorheen leert
buigen voor de overmacht van de Schriften, verdiept dat je omgang met de
Bijbel. Dan ervaar je het zelf: Hier spreekt geen mens, maar God.”
Toch heeft de moderne bijbelwetenschap menig student losgeweekt van
de gereformeerde schriftopvatting.
„Dat onderstreept de noodzaak om op een gelovige wijze in de wetenschap
te staan. Om de Schriften te kunnen verstaan, hebben we verlichte ogen en
de opening van het hart nodig. De eerbied, het ontzag dat je dan voor Gods
Woord krijgt, zal je omgang met de Schrift vormgeven en ook grenzen
aangeven in je wetenschappelijke studie van de bijbeltekst.”
Belijdenis De hervormde predikant betrekt in zijn
studie van de Schrift al snel de belijdenis van de kerk der eeuwen. „We
zijn niet de eersten die met de Schrift bezig zijn. Als we dat denken,
verliezen we gemakkelijk alle bescheidenheid. Dan kan het erop uitlopen
dat we vanuit de resultaten van de bijbelwetenschap vragen het belijden
bij te stellen. Dan kom je op een glibberig pad. Ik wil juist de
resultaten van het historisch-kritische onderzoek toetsen aan de
belijdenis van ons voorgeslacht.”
Dan valt er heel wat af.
„Natuurlijk valt er van alles af. Met argumenten als die van
bijvoorbeeld prof. C. J. Labuschagne kan ik ook niets. Hij gaat zelfs niet
meer in op serieuze vragen vanuit het gereformeerde schriftverstaan. Ik
vind dat onbegrijpelijk van iemand die wetenschapper is. Zo'n houding is
wetenschappelijk echt onder de maat.”
Desondanks lijkt er een acceptatie te groeien van mildere vormen
van de moderne bijbelwetenschap. Ook hervormd-gereformeerde predikanten
pleiten nu voor een minder afwerende houding.
„Ik wil, om positief te beginnen, toestemmen dat de bijbelwetenschap
best nuttige resultaten aanreikt op het gebied van de taalkunde en de
kennis van de culturen waarin de Schrift is ontstaan.
Vanuit een openheid richting de wetenschap en vanuit een verlangen om
het gesprek met de cultuur zo ver mogelijk te gaan, is het echter ook
mogelijk dat we te gemakkelijk meegaan met de moderne bijbelwetenschap. Je
wordt op die weg echter sneller meegezogen dan je zelf veronderstelt.
Bovendien vraag ik me af of de historisch-kritische methode je wezenlijk
verder helpt in het verstaan van de openbaring Gods.
Als onze rede gaat heersen over de Schrift of over wat de kerk der
eeuwen van de Schrift heeft verstaan, dan moeten we ons afvragen of we
geen grenzen passeren. Als het redelijk denkend verstand het laatste woord
krijgt, dan heeft het wonder niet meer het laatste woord. En als het
wonder weg is, gaat het leven eruit. Daarom sta ik tamelijk argwanend
tegenover de moderne bijbelwetenschap.”
Achterstand De predikant geeft eerlijk toe dat de
gereformeerde gezindte op het vlak van de bijbelwetenschap een achterstand
heeft. „Ik geloof dat er een kentering ten goede is, maar er zijn meer
mensen uit eigen kring nodig die zich in de bijbelvakken willen verdiepen,
met als voornaamste doel de rijkdom van Gods openbaring dieper te
verstaan.”
De Gereformeerde Bond nam enkele jaren geleden het initiatief om
studenten en predikanten te stimuleren door te studeren in de
bijbelvakken. „Je moet dan wel dwars door de kritiek aan de universiteit
heen. Dat is inderdaad een lastige weg. Sommigen haakten zelfs halverwege
een promotiestudie af. Toch blijven we zeggen: Volhouden! Wellicht via een
andere weg, in het buitenland misschien.”
Daarnaast blijft de Bond vasthouden aan de wens dat de hoogleraren die
aan de universiteiten de bijbelvakken doceren zowel kerkelijk betrokken
als bijbelgetrouw zijn.
Dat is toch niet haalbaar in de huidige situatie!
„We mogen het hoofd niet zomaar in de schoot leggen”, reageert ds.
Kamphuis. „In de tijd van het Oude Testament leek het ook niet haalbaar
dat Israël brak met de Baäl. Maar toch bleven de profeten daartoe
oproepen, omdat God het van hen vroeg.”
Ondanks de moeite van een studie aan een rijksuniversiteit blijft de
predikant uit Amstelveen „uitermate hechten” aan een gedegen
wetenschappelijke opleiding voor predikanten. „Bovendien: met een variatie
op een woord van Luther kun je zeggen dat de ware theologie door de crisis
heen geboren wordt. Zo heb ik het ook ervaren. In de stormen, in de
overmacht van vragen die soms op mijn gereformeerde schriftgeloof beukten,
kwam het toch tot een buigen voor de overmacht van de Schriften en
daardoor tot een dieper verstaan van Gods Woord. In een gelovig
onderzoeken van de Schrift, in overgave aan God en Zijn Woord zijn er soms
ongedachte momenten waardoor je de rijkdom van de openbaring dieper leert
verstaan.”
Gemeente Ds. Kamphuis zal de vragen die op hem
afgekomen zijn, niet in zijn gemeente neerleggen. „Mijn roeping als
predikant is niet om vragen op te roepen, maar om het Woord Gods te
verkondigen, om de prediking van de verzoening te laten klinken, om de weg
tot de zaligheid aan te wijzen en uit te leggen wat God van ons vraagt.”
Er zijn, geeft de predikant aan, wel kerkmensen die door het lezen van
de Schrift op oneffenheden stuiten, „maar dat gebeurt niet eens zo vaak.
De basisvraag is toch: Wat staat er in de Schrift, wat betekent het voor
mij, hoe krijgt het handen en voeten in mijn leven?”
Maar juist de praktijk van het alledaagse leven roept veel vragen
op. Juist de ethiek is in dezen een brandende kwestie geworden.
Ook bij de ethiek moeten we ons uitgangspunt in Gods openbaring nemen,
zegt ds. Kamphuis. „Van de Schrift gaat een heilzame correctie uit. Gods
Woord staat haaks op wat wij willen en wensen. Bovendien legt de Schrift
telkens de vraag bij ons neer: Hoe zijt gij rechtvaardig voor God? Maar
ook als er op die vraag een antwoord is gekomen, blijft het een zoeken en
tasten naar de wil van God in ons concrete dagelijkse leven. Dat is geen
kwestie van teksten uit de Bijbel plukken, maar van een nauwkeurig lezen
en vergelijken van de Schriftgegevens, zodat de Bijbel ons eigen wordt.
Dan blijkt vaak dat er veel meer raakvlakken met de bijbeltijd zijn dan we
oppervlakkig zouden denken.”
Blinde vlekken Ds. Kamphuis valt dr. Noordegraaf bij
dat het er in de ethiek op aan zal komen de Schrift consequent toe te
passen. „Wij hebben nogal wat blinde vlekken. Wat betekent bijvoorbeeld
Lukas 3:11: „Die twee rokken heeft, dele hem mede die geen heeft” voor
ons, die leven in een tijd van welvaart? En wat heeft Christus' prediking
over het laatste oordeel in Matthéüs 25 ons te zeggen? Zulke radicale
boodschappen maken het voor de gereformeerde gezindte nog best spannend.”
We zullen, zegt de predikant, het totale pakket van de ethiek moeten
doordenken vanuit een schriftgerichte houding. Daarom wil ds. Kamphuis de
ontwikkelingen in de ethiek binnen de gereformeerde gezindte niet
uitsluitend afmeten aan verschuivende opvattingen omtrent echtscheiding of
de vrouw in het ambt.
Toch geeft hij toe dat de ruimere opvattingen op deze punten hem „niet
opgewekt” maken. „Ook hier merk je dat de tijdgeest de kerken
binnenstroomt. Veel predikanten krijgen ermee te maken. Twintig jaar
geleden konden we nog zeggen dat echtscheiding en samenwonen bij 'de
wereld' hoorde, maar nu gaat dat niet meer.”
Breedheid Dat er ook in kringen van de Gereformeerde
Bond meer diversiteit is omtrent vragen rond de liturgie en de vrouw in
het ambt, kan ds. Kamphuis alleen maar beamen. „De Gereformeerde Bond
heeft altijd een zekere breedheid gehad. Maar die zet zich nu sterker
door.”
Bekruipt u soms niet het gevoel dat delen van de gereformeerde
gezindte de Gereformeerde Kerken achterna gaan, waar het reformatorische
schriftprincipe vrijwel verloren is gegaan?
„Als we ertoe gaan neigen naast de Bron van de Schrift de bron van de
cultuur hoog te waarderen, raken we de hoekige kanten van Gods openbaring
kwijt: het sterven aan jezelf, de oproep tot bekering, het
vreemdelingschap in deze wereld...”
Dus...?
„Ja, natuurlijk bekruipt mij de zorg dat de uitholling van de
Gereformeerde Kerken of de midden-orthodoxie in de Hervormde Kerk ook ons
niet zal voorbij gaan. Maar ik wil niet met de vinger gaan wijzen naar
anderen, zo van: Kijk nu, dat hadden we toch al gezegd.”
De reformatorische schriftvisie staat van diverse kanten onder
druk, vanuit de wetenschap, vanuit de tijdgeest. Dat kan ook persoonlijk
een aanvechting zijn?
„Wie zou dat niet kennen? Jeremia kende het in een ontzaglijke diepte.
Waarom moet het zo gaan, terwijl ik het volk toch Uw Woord voorhoud? Toch
moeten we nadrukkelijk dat Woord blijven brengen, omdat God het zegt. Dan
kun je veel tegen krijgen, maar je krijgt nog veel meer mee: de Heere
Zelf.” |