Kerkelijk Leven6 november 2000

In elke psalmberijming zijn eigentijdse invloeden bespeurbaar

De tijdgeest zingt een woordje mee

Door G. Ligtenberg
Invoering van een nieuwe psalmberijming brengt steevast onrust met zich mee. Dat bleek in 1773 en in 1968 was het al niet anders. Met de verschijning van de bundel ”Psalmen in tweevoud” kan de gemeente de nieuwe berijming zingen zonder de oude te vergeten. En wat belangrijker is: „De uitgave geeft de mogelijkheid om voor niet (meer) zingbare psalmen een alternatief te bieden en, op grond van keuzen van een kerkenraad, het hele psalter als zingbaar voor de gemeente te behouden.”

Ir. J. van der Graaf roerde zaterdag op het symposium ”Psalmen in tweevoud” in de Broederkerk in Kampen een wezenlijk punt aan. Er zijn immers psalmen die (bijna) nooit worden gezongen. Vanwege de melodie, maar ook vanwege de inhoud.

De melodie is met de invoering van de nieuwe berijming dezelfde gebleven. De aantrekkingskracht moet dus van de gewijzigde tekst uitgaan. Of dat altijd het geval is, is nog maar de vraag. Dr. Ad den Besten, een van de dichters van de nieuwe berijming, noemde zaterdag Psalm 44 als het best geslaagde voorbeeld uit de bundel van 1968. Toch mag deze psalm zich nog steeds niet verheugen in een bijzonder grote populariteit als het op zingen aankomt.

Inhoudelijke bezwaren tegen bepaalde berijmde psalmen kunnen ertoe leiden dat sommige bewust of onbewust geen plek (meer) krijgen in de eredienst. Frappant is dat dit argument ook al in de achttiende eeuw voor de berijming van Datheen gold. Dr. R. A. Bosch, gereformeerd predikant in Maastricht en kenner van de ontstaansgeschiedenis van de berijming van 1773, noemde het voorbeeld van Psalm 78. In de berijming van Datheen wordt God in zeer menselijke taal omschreven als een dronken Man, die Zijn tegenstanders met woest geweld neerslaat. Koning Willem V weigerde op een zomerzondag het bewuste vers in de Haagse Kloosterkerk te zingen en sloeg demonstratief zijn psalmboek dicht. „Hij wilde zich niet schuldig maken aan godslastering”, aldus Bosch.

Diverse berijmingen
Mede om dit soort redenen waren er in de achttiende eeuw diverse psalmberijmingen in omloop. De bekendste waren die van Johannes Eusebius Voet, Hendrik Ghijsen en de bundel van het genootschap Laus Deo, Salus Populo. Gemeenteleden zagen er geen been in om 's zondags te zingen uit de berijming die ze zelf verkozen. Het gevolg was een chaotische toestand, waarbij het zingen meer op schreeuwen leek. Bovendien werd gezongen in een wel zeer langzaam tempo, op hele noten. Het zingen van de vijf verzen van Psalm 87 zou –zo is uitgerekend– twaalf minuten hebben geduurd.

Al met al was de gemeentezang afgezakt tot een bedenkelijk niveau. En dat in een tijd waarin het Verlichtingsdenken hoogtij vierde. Het kwam voor dat kerkmensen uit afkeer van het muzikale klimaat naar elders uitweken.

Om een einde te maken aan de verwarrende en weinig verheffende toestanden in de erediensten lieten de Staten-Generaal een nieuwe psalmberijming maken. Een speciale commissie werd met deze taak belast. De opdracht om uit elk van de drie bekendste berijmingen vijftig geschikte psalmen te selecteren, bleek niet uitvoerbaar: slechts met veel moeite slaagden de commissieleden erin tien acceptabele psalmberijmingen van Ghijsen te vinden. Overigens is geen enkele psalm helemaal ongewijzigd in de nieuwe bundel (1773) terechtgekomen.

De andere twee voorwaarden waaraan de commissie zich had te houden betroffen de inhoud. De nieuwe psalmen moesten nauw aansluiten bij de bijbelse teksten én ze moesten in overeenstemming zijn met de leer van de Nederlandse Hervormde Kerk. Vandaar bijvoorbeeld het veelvuldig voorkomen van de uitdrukking „vrije gunst” in de bundel.

Tijdgeest
Intussen bleek het onmogelijk de invloed van de tijdgeest uit de nieuwe berijming te weren. De Verlichting, met haar aandacht voor het redelijke en zedelijke, liet zich onweerstaanbaar gelden. Dr. Bosch noemde in zijn voordracht Psalm 74. In de onberijmde versie komen Leviathans voor (vers 14). De verlichte achttiende-eeuwer besefte dat deze draak in werkelijkheid niet voorkomt en de psalmberijmers haastten zich uit de doeken te doen dat we hier te maken hebben met beeldspraak voor Farao's legermachten. Geen onbijbelse uitleg, stelde dr. Bosch, wel een „buitenpsalmse.”

De berijming van 1773 is in veel opzichten gekuist. Spreekt Datheen in navolging van de onberijmde Psalm 139 over „nieren” en „moeders buik”, de 'nieuwe' vertaling zegt het allemaal net iets geciviliseerder: „Gij hebt mijn gans gestel doorgrond” en: „Toen ik, verborgen, saâmgesteld als een borduursel, lag verscholen; van mij was niets voor U verholen.” Overigens zijn de „nieren” en de „moederschoot” in de berijming van 1968 weer present.

Dr. Bosch signaleerde ook doopsgezinde en remonstrantse invloeden in de versie van 1773. Als voorbeeld noemde hij zaterdag het veelvuldige gebruik van de woorden „Opperwezen” en „deugd”. Hij tekende aan dat Voet nog het meest gereformeerd kan worden genoemd.

Maar
Zowel dr. A. Noordegraaf als dr. Ad den Besten benadrukte dat de nieuwe berijming beter aansluit bij de oorspronkelijke tekst dan die van 1773. „Getrouwer aan de spiritualiteit van de bijbelse psalmen”, aldus Noordegraaf. Niettemin bespeurde dr. Bosch ook in de bundel van 1968 eigentijdse invloeden. Hij noemde Psalm 8 vers 2: „Wel doet de hemel hoog u glorie blinken,/maar in de mond van kind'ren doet Gij klinken/uw machtig heil, zo maakt G'uw vijand stil/en doet uw haters buigen voor uw wil.” Wat doet het woordje „maar” in dit vers, zo vroeg Bosch zich af. „Hier is sprake van een typisch barthiaanse beklemtoning van de waarde van het woord.”

Den Besten –overtuigd aanhanger van de theologie van Karl Barth– zei zich van geen kwaad bewust te zijn. „Ik heb de berijmingen gemaakt uit liefde voor de psalmen. Ik geloof niet dat mijn theologische opvattingen aanwijsbaar zijn. Als dat wel het geval is, dan schaam ik mij diep.” Wellicht zal de tijd leren of zijn stelling houdbaar is. Van der Graaf achtte het in ieder geval niet mogelijk een berijming te maken zuiver op grond van de oorspronkelijke tekst. „Achter elke berijming zit een theologie.” Ter illustratie wees hij op de nieuwe berijming van Psalm 45, die geen christologische duiding heeft gekregen, zoals de oude die heeft. „Het is nu niet meer dan een gewoon minnelied over Salomo en zijn bruid. Dat vind ik een gemis.”