Kerkelijk Leven 13 juli 2000

Dr. J. Douma acht invoering niet noodzakelijk

„Bijbel is vóór de doodstraf”

Van een medewerker
APPELSCHA – „Het kan wettisch zijn als je de doodstraf weer wilt invoeren, zeker als dat gebeurt onder het motto: God wil het”, zei de gereformeerd vrijgemaakte hoogleraar J. Douma op de Zomerconferentie van de CSFR. Toch verklaarde hij zich voorstander van de doodstraf. Hij beriep zich daarbij op de Bijbel.

De emeritus hoogleraar stelde in een workshop over de doodstraf dat de Bijbel juist vóór de doodstraf is. „Voor zo'n twintig vergrijpen wordt in het Oude Testament de doodstraf voorgeschreven”, betoogde Douma. Hij onderbouwde zijn stelling met verwijzingen naar Genesis 9:6 („Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden; want God heeft de mens naar Zijn beeld gemaakt.”) en Romeinen 13:4 („Want de overheid draagt het zwaard niet tevergeefs, want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene die kwaad doet.”).

Bloedwraak
Voor sommigen is de tekst uit Genesis slechts een constatering van een feit in een maatschappij waarin bloedwraak een grote rol speelde, gaf Douma toe. Toch meende de ethicus dat de tekst niet alleen een constatering inhoudt maar ook een eis. „Juist omdat je je als mens aan het beeld van God vergrijpt.” Ook de tekst uit de Romeinenbrief, die door sommige uitleggers als symbolisch wordt opgevat, interpreteerde Douma als een opdracht. „Ik denk niet dat er veel mensen bang zijn voor een symbool.”

Volgens de hoogleraar is de conclusie die uit de twee teksten volgt duidelijk: Je moet voor de doodstraf zijn. Toch zijn er mensen die tegenwerpen: „Neem de Bergrede.” en: „Jezus zegt tegen Petrus dat wie het zwaard grijpt, door het zwaard zal vergaan.” „Maar geldt dit ook voor de overheid?” vroeg de workshopleider zich af.

Overheid
Om een antwoord op deze vraag te vinden, zocht Douma Romeinen 12:19-20 op: „Wreekt uzelf niet, beminden, maar geeft de toorn plaats; want er is geschreven: Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere. Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen.” De hoogleraar leidde hieruit af: „Wat ik niet mag en wat de kerk niet mag, dat is wel de taak van de overheid. Het lijkt me dan ook moeilijk om principieel tegen de doodstraf te zijn.”

Vervolgens gaf Douma een overzicht in vogelvlucht van de geschiedenis van het kerkelijk denken over de doodstraf. „Wie zijn er in de kerkgeschiedenis tegen de doodstraf geweest? Feitelijk alleen de pacifisten. Al in de Vroege Kerk waren er mensen die zeiden: „Executeren behoren christenen niet te doen. Als je je vijanden behoort lief te hebben, dan is doden wel het laatste wat je met hen moet doen.” Ambrosius en Augustinus hebben echter de toon gezet voor de gedachte dat wat de kerk niet hoort te doen, de overheid moet uitvoeren.”

Ongebondenheid
„Vaak zijn pacifisten inconsequent”, voegde de vroegere hoogleraar er later aan toe. „In de kerkgeschiedenis was men namelijk níét tegen de doodstraf. Ze was in het bestel van God opgenomen om de ongebondenheid van de mensen te bedwingen, zoals dat zo fraai verwoord is in artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.”

Douma tekende hierbij aan dat het stuk over het ambt der overheid niet impliceert dat politici de doodstraf moeten opnemen in hun programma. Hij beriep zich daarbij op Calvijn. „Hij zegt dat als een volk goede wetten heeft, deze niet opzijgezet hoeven te worden voor mozaïsche wetten. Ze kunnen zo goed zijn, dat de doodstraf niet nodig is. Ik denk daarbij aan gevangenisstraf. In het oude Israël kende men geen gevangeniswezen.” Verder wees de ethicus erop dat God Zelf uitzonderingen maakt op de verordeningen rondom de doodstraf. „Denk aan de situaties rondom Kaïn, Mozes en David.”

Christelijke beul
Tijdens de discussie die volgde, beantwoordde de workshopleider de vraag of een christen beul kan zijn. Douma: „Als je als christen cipier kunt zijn –en ik denk dat we daar geen bezwaren tegen hebben–, waarom zou je dan geen beul kunnen zijn? In dat beroep functioneer je als een verlengstuk van de overheid. Je oefent het beroep uit in je hoedanigheid als ambtsdrager.”

Douma ontkende dat voor de herinvoering van de doodstraf een christelijke overheid noodzakelijk is, zoals wel beweerd wordt. „Als ik me niet vergis, was Nero aan het bewind toen Paulus de woorden over de wrekende overheid schreef”, zo merkte hij op.