Kerkelijk Leven 26 april 2000

Een lichtpuntje voor het CGB

Van onze kerkredactie
UTRECHT – Over de besluiten van de gereformeerde synode omtrent prof. dr. C. J. den Heyer is het Confessioneel Gereformeerd Beraad (CGB) nog altijd teleurgesteld. Voor de toekomst ziet secretaris ds. A. S. Rienstra echter een lichtpuntje. De nieuwe bepalingen omtrent de afvaardiging naar de generale synode, waarover de classes en particuliere synoden deze week nader worden ingelicht, geven het CGB hoop op een sterker confessioneel geluid binnen de synode.

De synodevergadering van 3 april betekende voor het CGB een nieuw dieptepunt in de gereformeerde geschiedenis. Met grote meerderheid spraken de afgevaardigden namelijk uit dat prof. Den Heyer met zijn boek ”Verzoening” binnen de grenzen van de belijdenis was gebleven.

Het hoofdbestuur van het CGB was bijna voltallig aanwezig tijdens de bewuste synodevergadering. Onder hen was er echter niet één afgevaardigde. Dat er al een CGB-predikant in de synode zitting had, was meer een samenloop van omstandigheden. Ds. W. D. Omta uit Bunschoten verving als tertius namelijk zowel de primus als de secundus afgevaardigde, die beiden verhinderd waren. Het totaalaantal CGB-afgevaardigden in de synode was op één hand te tellen.

Eenderde
Volgens ds. Rienstra klopt er iets niet. Hij rekent voor. Er zijn 225 gereformeerde predikanten lid van het CGB, overigens 75 meer dan voor de kwestie-Den Heyer. Dan zijn er nog 100 predikanten die lid zijn van het Evangelisch Werkverband (EW), maar niet van het CGB. Tel daarbij de predikanten die noch van het CGB noch van het EW lid zijn, maar wel op het CGB-blad Credo geabonneerd zijn. Op ruim 900 dienstdoende predikanten komt het aantal confessioneel-evangelisch georiënteerde predikanten dan uit op ongeveer eenderde. De vraag bekruipt de CGB-secretaris waarom de generale synode deze verhoudingen niet weerspiegelt. „Het lijkt soms of CGB-predikanten worden geweerd.”

Tijdens synodezittingen van begin april, waarop ook het besluit omtrent Den Heyer viel, nam de vergadering een nadere regeling omtrent de afvaardiging naar de generale synode aan. Doel hiervan is de gereformeerde en hervormde regelingen op elkaar te laten aansluiten met het oog op het Samen-op-Wegproces.

De particuliere synode van de Gereformeerde Kerken vaardigt tot nu toe altijd twee predikanten, twee ouderlingen en een diaken af naar de generale synode. Voor de volgende synode, die van Franeker in 2001, worden in november afgevaardigden gekozen, echter niet meer vanuit de particulieren synoden, maar vanuit de classes. Door middel van een rooster zal vanuit elke classis bij toerbeurt een predikant, een ouderling of een diaken worden afgevaardigd. Van de vijf afgevaardigden zullen twee predikanten, twee ouderlingen en een diaken achter de synodetafels zitting mogen nemen.

Om de continuïteit in de synode te waarborgen, zullen de particuliere synoden in november wel een coördinerende rol krijgen in de verkiezingen van afgevaardigden.

Positief
Ds. Rienstra vindt het sowieso positief dat door rechtstreekse afvaardiging vanuit de classes het grondvlak van de kerken dichter bij de generale synode komt te staan. Maar ook heeft hij goede hoop dat de synode de verhoudingen op het grondvlak „nauwkeuriger” gaat afspiegelen. „Ik ben hoopvol. Slechter dan nu kan haast niet.”

Overigens waren er tijdens de discussie op de gereformeerde synode al synodeleden die stelden dat een classicale vertegenwoordiging een betere afspiegeling van het grondvlak in de synode met zich meebengt.

Is de hoop van het CGB reëel? Een voorbeeld. Tegen de besluiten van de synode van Goes 1997 omtrent Den Heyer tekenden niet alleen tientallen plaatselijke kerken, maar ook complete classes bezwaar aan. Classis Dokkum bijvoorbeeld ging in appèl, classis Ommen stemde in met het bezwaarschrift van het CGB. Ds. Rienstra: „Van zulke classes mag je zonder meer verwachten dat ze confessionele mensen naar de synode afvaardigen.”

Daarnaast waren er classes (Zwolle, Kampen, Almkerk) waarvan diverse plaatselijke kerken niet met de synodebesluiten konden instemmen.

Zijn CGB-predikanten bereid in de synode zitting te nemen? Ds. Rienstra: „We willen onze achterban de komende tijd aanmoedigen zich beschikbaar te stellen.” Voor zichzelf ziet de CGB-secretaris geen taak weggelegd. „Ik heb het te druk met andere bestuurstaken.”

Ds. A. W. W. de Ruiter, voorzitter van het CGB: „Ik zie mezelf niet in de synode zitten. Voor een CGB-hoofdbestuurslid is het, denk ik, wijzer om een zelfstandige gesprekspartner van de synode te zijn.”

De gereformeerde synodepreses, ds. J. W. Doff, zegt in een reactie het een „goede zaak” te vinden als de afgevaardigden naar de synode een reële afspiegeling zijn van de gedachten en geloofsverwoordingen in de plaatselijke kerken. „Ik verwacht dat de leden van de classes de kring goed rondkijken om te zien wie er in staat is dit verantwoordelijke werk op zich te nemen.”

Urk
Ook de afvaardiging vanuit de plaatselijke kerken naar de classes is in het verleden punt van discussie geweest. Het behoudende Urk bijvoorbeeld, met meer dan 5000 zielen, vaardigt drie ambtsdragers naar de classis Flevoland af, net als het kleine Rutten, met nog geen 150 zielen. Elke plaatselijke kerk telt in de classis even zwaar mee.

Vanuit Urk is hier wel bezwaar tegen aangetekend, zegt de Urker predikant en CGB-bestuurslid ds. D. C. Hellinga. Aan de regeling zal echter niet worden getornd.

„We zijn in Urk nu zover gekomen”, vervolgt ds. Hellinga, „dat we ons ernstig beraden of we hogere organen financieel moeten blijven steunen als we niet achter het beleid staan.”

Naast Urk collecteert ook de gereformeerde kerk van 's-Gravendeel niet meer voor het toerustingswerk vanuit het Landelijk Dienstencentrum, maar voor het Confessioneel Gereformeerd Toerustingswerk (CGT). Ds. Hellinga hoopt op zijn beurt dat het CGT in de toekomst door de landelijke organen zal worden gedragen. Of dit zal gebeuren, kan ds. Doff nog niet zeggen. „Met alle modalitaire organisaties zijn gesprekken geweest. Het proces van overweging is nog aan de gang.”

De predikant zegt er wel zijn vragen bij te hebben als een kerk die afdrachten aan hogere organen inhoudt. „Naar mijn gevoelen dreigen we dan toch op een onkerkelijke manier te gaan werken.”