Kerkelijk Leven 13 april 2000

Hervormde emeritus predikanten bijeen:

Groeiend verzet
tegen ambten
past bij deze tijd

Van een medewerker
HOEVELAKEN – Het toenemende verzet tegen de reformatorische ambtsopvatting staat niet op zichzelf. Het past bij hedendaagse tendensen van democratisering, die ook binnen de kerk merkbaar zijn. De eigen mening van „ik vind” en „ik voel het zo” schijnt daarin belangrijker te zijn dan het spreken van de Heere in Zijn Woord.

Dat zei ds. W. van Gorsel gisteren in zijn lezing over ”Het ambt” voor het Kontakt hervormd gereformeerde emeriti predikanten en predikantsweduwen. De emeritus predikant uit Bergambacht typeerde de huidige trend in de kerk om de ambten meer en meer van onderaf te zien als een „devaluatie van het ambt.” De mondige mens acht zijn eigen mening vaak minstens zoveel waard als die van een ambtsdrager, die zich eerst maar eens moet 'waarmaken'.

Ds. Van Gorsel signaleerde ook evangelische invloed in reformatorische kerken. In evangelische kring wint de visie veld dat gemeenteleden met bijzondere gaven en capaciteiten in aanmerking moeten komen voor een leidende functie, zonder daarbij een ambt te bekleden. Ook reformatorische jongeren benadrukken soms de charismata en onderwaarderen daarmee het ingestelde ambt.

Gevaarlijk
In het Nieuwe Testament was ook iedereen gerechtigd te spreken, is een veelgehoord argument. Ds. Van Gorsel noemde dit een „gevaarlijke ontwikkeling.” „Al moeten we erkennen dat de reformatorische ambtsstructuur gedeeltelijk historisch bepaald is, dan wil dat nog niet zeggen dat die dan ook meteen op de helling moet.”

Ook de opvatting dat iedere groep uit de gemeente haar eigen vertegenwoordiger in de kerkenraad moet hebben, vindt de hervormde emeritus predikant ongewenst. Die evenredige vertegenwoordiging als een soort belangenbehartiging past wel in de politiek, maar hoort niet bij het geestelijk karakter van de kerk.

Het woord ambt komt in de Bijbel „uitzonderlijk weinig” voor, stelde ds. Van Gorsel in zijn schets over de ambten in het licht van de Schrift en de kerkgeschiedenis. Wel is voor hem duidelijk dat vanuit het herstel door de tweede Adam er veel valt te zeggen voor het zogeheten drievoudige ambt van profeet, priester en koning. Kerkelijke ambten kunnen niet los gezien worden van Christus, de grote Ambtsdrager.

Geschenk
Vooral Calvijn zag de ambten gefundeerd in de Schrift. Hij omschreef ze als „geschenk van Christus aan Zijn gemeente om Hem te vertegenwoordigen en daarbij in Zijn hand dienend als een soort gereedschap om te besturen.” Kritiek op Calvijns zogenaamde selectief gebruikmaken van schriftgegevens is volgens ds. Van Gorsel onterecht.

Ook een hedendaagse exegeet als dr. L. Floor wijst erop dat in het Nieuwe Testament de gemeente mensen met geestelijke gaven herkent, om ze daarna te erkennen. Zo werden in zekere zin ook toen de ambten van bovenaf, als van „God Zelf gegeven”, gezien.

Hoewel de bevestigingsformulieren van ambtdragers veel onderwijs uit de Schrift bevatten, dragen ze ook duidelijk de sporen van hun tijd. Vooral in het formulier voor diakenen staan zaken die niet meer bruikbaar zijn, zoals over de verhouding rijk en arm. Voorstellen tot verandering stuiten echter bij voorbaat af en roepen onnodige spanningen op, zei ds. Van Gorsel.

Na de openingsmeditatie van voorzitter dr. J. Broekhuis werd met algemene instemming ds. D. J. Cuperus uit Veenendaal tot nieuwe secretaris gekozen in de plaats van ds. J. Smit, die plaats wilde maken voor een 'jonge' emeritus.