ThUK en CGB bezinnen zich op confessie en praktijk
We weten niet hoe alles zitVan onze kerkredactie KAMPEN De belijdenis is een cri de coeur. Zij wordt uit de nood geboren en zal in de regel sterk eenzijdig zijn. Het is dan ook ongepast haar altijd en overal van toepassing te verklaren. Dat stelde prof. dr. G. W. Neven gisteren ter introductie van een studiedag over confessie en praktijk in Kampen. De dag ontstond uit een samenwerkingsverband van de Theologische Universiteit en het Confessioneel Gereformeerd Beraad.
Volgens de Kamper rector is het niet mogelijk belijdenisuitspraken uit het verleden zonder meer te herhalen. Een belijdenis wil geen riedel zijn, maar ergens op wijzen: niet op wat mensen voor en met elkaar doen, maar op wat God voor mensen doet. De belijdenis beweegt zich niet van de Schrift vandaan, maar naar de Schrift toe. Zij heet om die reden een gelegenheidsgeschrift, omdat zij mensen op een bepaalde tijd en plaats de ogen opent voor wat God doet en voor wat deze God volgens de Schrift van mensen vraagt. De ene belijdenis zal daarom, bij andere tijden en gelegenheden, door nieuwe belijdenissen worden aangevuld. Onvoldoende gerelativeerd De Kamper nieuwtestamenticus dr. R. Roukema vond dat de gereformeerden van de zestiende eeuw in hun conflict met de RK-Kerk zo overtuigd waren van de juistheid van hun visie op het Evangelie, dat zij onvoldoende de relativering inbrachten dat onze menselijke woorden uiteindelijk alleen maar om de grote geheimen heen kunnen cirkelen en nooit volkomen kunnen uitspreken wat in absolute zin waar is. De Nederlandse Geloofsbelijdenis begint met een definitie van God waarin beleden wordt dat God onbegrijpelijk is, maar dit element wordt niet gethematiseerd. Integendeel zelfs, zeiRoukema. Dat is ook het geval bij Calvijn wanneer hij spreekt over Gods ondoorgrondelijkheid. Het gevolg van dit alles is een overwaardering van bijbelteksten, dogma's en confessies als waarheden die de goddelijke werkelijkheid precies in kaart brengen. Roukema wilde de discrepantie tussen de exegese van de Schrift en de latere confessies radicaal relativeren in het perspectief van de donkerheid waarin God Zich zo vaak verbergt. Maar al te vaak zien wij in raadselen. Wijs is wie dat inziet. Dr. R. Reeling Brouwer, ook verbonden aan de Theologische Universiteit van Kampen, stond stil bij Calvijns eigen ontwerp van een gereformeerde confessie. Rond 1560 was er volgens hem een verschuiving waar te nemen. Calvijn wilde in zijn geloofsbelijdenis naar een wonder verwijzen, maar in het geloofsdocument dat de Parijse synode van 1559 maakte, werd het wonder ingebed in een theorie. Calvijn beschreef de vooronderstelling van de prediking, maar wat vooronderstelling was, werd nu ook weer tot dogmatische inhoud, of liever tot een reeks van inhouden: de leerstukken aangaande God, godskennis, Schrift en Drie-eenheid, die we allemaal hebben te geloven. Belijden werd van een 'werkwoord' een 'dingwoord', waardoor de huidige kerk met het probleem zit om in de gestolde lava van de confessie weer de oorspronkelijke vulkaanuitbarsting te willen terugvinden. Geopenbaard Drs. W. J. W. Scheltens wees erop dat God weliswaar onbegrijpelijk is, maar dat christenen leven van de openbaring van de onbegrijpelijke God. Ook dr. G. J. Mink poneerde dit: God is niet onkenbaar, maar heeft Zich geopenbaard. Wanneer we alleen een beroep doen op de onbegrijpelijkheid van God, ligt het gevaar op de loer dat mensen van alles over God gaan beweren. Zou de confessie dan hierin geen evenwicht kunnen bewaren? Dr. Roukema bleef vasthouden aan zijn stelling dat in de gereformeerde theologie heel snel voorbijgegaan werd aan de onbegrijpelijkheid van God. We moeten de onbegrijpelijkheid van God niet prediken, maar zij moet wel op de achtergrond meedoen. Dan zullen predikanten ook anders denken over belijdenissen en bijbelteksten. Het stootte hem dat men bij voorbeeld bij het CGB te simplistisch over zaken nadacht, namelijk dat iets wél of níét zo is. Wij weten niet precies hoe alles zit, meende Roukema. Reeling Brouwer vond een handleiding voor het verstaan van de Schrift op zich goed, maar binnen de kortste keren wordt de Schrift gemeten naar die handleiding, zo waarschuwde hij. |