Tweede-Kamerverkiezingen 6 mei 1998 - Commentaar

Een informateur

9 mei 1998 – Het mag dan zijn dat de politieke macht van de Koning(in) in ons staatsbestel beperkt is, ten tijde van de kabinetsformatie is die toch duidelijk aanwijsbaar. Ook al kan de Koningin de adviezen van de fractievoorzitters niet naast zich neerleggen (althans, niet die van de fractievoorzitters van de grote partijen), zij heeft wel een bepaalde manoeuvreerruimte. Die ruimte is groter naarmate de adviezen meer uiteenlopen en neemt toe naarmate de formatie meer en meer in een impasse geraakt.

Ditmaal lag de zaak echter heel duidelijk. De fractievoorzitters van de vier grootste partijen adviseerden voortzetting van de bestaande coalitie. Alleen de kleinere fracties droegen wat alternatieven aan, maar die leggen voorlopig geen gewicht in de schaal.

Vandaar dat het geen verrassing is dat koningin Beatrix voorzitter De Vries van de Sociaal Economische Raad gisteravond tot informateur heeft benoemd. Hij moet nagaan of PvdA, VVD en D66 het eens kunnen worden over de hoofdlijnen van het beleid en over de verdere voorwaarden die zij bij de formatie zullen stellen. De socialist De Vries was vier jaar geleden als informateur ook al betrokken bij de kabinetsformatie.

Toen leek de paarse coalitie nog een waagstuk. Een monsterverbond, dat geen lang leven beschoren zou zijn. Inmiddels heeft het kabinet ongeschonden de eindstreep gehaald. De kiezers hebben de paarse coalitie beloond met een winst van vijf zetels. Dat lijkt niet veel, maar is toch opmerkelijk, gezien het feit dat het de afgelopen decennia meestal zo was dat de regeringspartijen als geheel genomen zetels moesten inleveren.

Het probleem is echter dat het winstsaldo van vijf dat woensdagnacht kon worden genoteerd, niet gelijkmatig verdeeld is. Tegenover een winst van acht zetels voor de PvdA en een van zeven voor de VVD, staat een verlies van tien voor de kleinste regeringspartij. Die sterk verzwakte positie van D66 is de grootste hobbel die de informateur nemen moet.

Puur getalsmatig hebben PvdA en VVD geen derde partij nodig. Een meerderheid van 83 kamerzetels is heel redelijk. D66 is echter nuttig als buffer tussen twee vanouds nogal tegenover elkaar staande partijen. Als zowel VVD als PvdA dat vindt, welke prijs zijn zij dan bereid daarvoor te betalen? Een ministerspost extra boven de twee waar D66 rekenkundig recht op heeft? Een typisch D66-punt als de gekozen burgemeester in het regeerakkoord?

Pas wanneer D66 uit de boot valt en PvdA en VVD het samen niet aandurven, komt een andere optie dan paars aan de orde. Dan komt ook het CDA weer in beeld. De kans hierop is niet zo groot, en als het gebeurt, hoeven we niet te verwachten dat het beleid van Kok II op principieel gevoelige punten erg zal afwijken van Kok I. Het CDA zal in een dergelijke coalitie een zwakke positie innemen, zwakker nog dan destijds de positie was van de KVP- en de AR-ministers in het kabinet-Den Uyl. Bovendien is van het CDA geen fundamenteel verzet te verwachten tegen de hoofdlijnen van het paarse beleid, of het nu om de zondag gaat of om het gezin.

Dat een dergelijke coalitie op dit moment nog het meest verkieselijke alternatief is, terwijl de kans daarop niet groot moet worden genoemd, maakt wel duidelijk in welk een betreurenswaardige situatie ons land verkeert.