Gemeenteraadsverkiezingen 4 maart 1998

Verrassend

De uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen is onmiskenbaar verrassend te noemen. D66 kreeg een nog grotere klap dan verwacht was, maar ook de beide andere regeringspartijen hebben geen reden om de vlag uit te steken.

Daarentegen deden de Socialistische Partij en GroenLinks het opvallend goed. Ook het CDA kan tevreden zijn. De partij stond in de prognoses steeds op verlies maar is nu bij de raadsverkiezingen vrij sterk uit de bus gekomen.

Als één ding echter duidelijk moet zijn, dan is het wel dat een doorvertaling van de uitslag van gisteren naar de kamerverkiezingen van mei uiterst moeilijk is. Dat is niet alleen zo vanwege het grote aantal lokale lijsten dat veelal met succes meedeed. Ook de lage opkomst maakt een omrekening in Tweede-Kamerzetels tot een uiterst hachelijke zaak.

Daarbij komt dat mensen zich bij de Tweede-Kamerverkiezingen nogal eens door andere motieven laten leiden dan bij de raad, de staten of de verkiezingen voor het Europees Parlement. Bij de kamerverkiezingen heeft men, meer dan op andere verkiezingsdagen, de indruk dat het nu echt belangrijk is en dat men daarom op een partij moet stemmen die zich in het centrum van de macht bevindt. Met name wanneer de strijd zich toespitst op de eerste plaats, zoals vroeger het geval was tussen PvdA en CDA en ditmaal tussen VVD en PvdA, heeft dat een aanzuigende werking op kiezers die in hun hart liever voor een van de kleine partijen zouden kiezen.

Dat betekent dat GroenLinks en de Socialistische Partij zich op basis van de uitslagen van gisteren niet rijk moeten rekenen. Wanneer straks de verkiezingscampagne zich verder toespitst tussen Kok en Bolkestein, zullen vermoedelijk heel wat kiezers die nu uiterst links gestemd hebben, uiteindelijk toch voor de PvdA kiezen. Vier jaar geleden viel de uitslag van de Tweede-Kamerverkiezingen voor GroenLinks ook zwaar tegen.

Dat neemt niet weg dat het succes van GL en SP bij de raadsverkiezingen de PvdA heel wat te zeggen heeft. Dit zijn partijen met een actieve achterban, partijen ook met een uitgesproken overtuiging. Dat kan van de PvdA niet meer gezegd worden.

Het samengaan van liberalen en socialisten in een kabinet betekende voor nogal wat socialistische kiezers dat er van de oude, op maatschappijhervorming gerichte PvdA uit de tijd van Den Uyl niets meer over was. Vandaar dat zij hun keuze links van de PvdA lieten vallen.

Vier jaar geleden wisten de CD en aanverwante partijen heel wat proteststemmen naar zich toe te trekken. Een groot deel van die extreem rechtse raadszetels is nu verloren gegaan. De desbetreffende raadsleden hadden het er ook wel naar gemaakt. De vraag is interessant (zij het ook enigszins pijnlijk) in hoeverre de kiezers van extreem rechts overgelopen zijn naar de linkse protestpartijen.

Van de kleine protestantse partijen deed de RPF het gisteren eveneens goed. Met elkaar zouden de drie partijen nu op elf kamerzetels komen. Maar datzelfde aantal werd na de raadsverkiezingen van 1994 ook genoemd en toen werden het er 'maar' zeven. Zeker voor deze partijen heeft de lage opkomst van gisteren gunstig gewerkt.

In het verleden hadden deze partijen bij de kamerverkiezingen soms te maken met een bepaalde zuigkracht van het CDA. Nu deze partij zelf in Den Haag aan de rand is komen te staan, zal dat wellicht minder het geval zijn.

Alles bij elkaar genomen is er geen reden om ontevreden te zijn. Wel laat de uitslag van allerlei vanouds orthodox-protestantse gemeenten zien hoezeer ook daar de ontkerstening is voortgeschreden. Van een christelijke meerderheid is veelal geen sprake meer. Dat vertaalt zich ook in het gemeentelijk beleid, of het nu gaat om het ambtsgebed of om de zondagsopenstelling van winkels.