Intolerantie 18 april 1998

Kwestie-Van Dijke schoolvoorbeeld van vrees voor Awgb

„De wijze kent zijn tijd en wijze”

Door G. A. Vroegindeweij
APELDOORN – „De kwestie-Van Dijke is nu precies een voorbeeld waarom ik altijd bevreesd ben geweest voor de Algemene wet gelijke behandeling. Die wet plaatst de antidiscriminatiebepalingen uit artikel 1 van de grondwet boven de klassieke vrijheidsrechten. Dat is een fundamenteel verkeerd uitgangspunt. Ik ben er daarom niet zo zeker van dat het niet tot een veroordeling zal komen”.

Prof. dr. W. H. Velema hoopt uiteraard niet dat de rechter de RPF-leider zal veroordelen. „Ik zie achter dit proces een zeker drijven. Mensen willen de grenzen van de wet weten. Een duidelijk voorbeeld van intolerantie. En dat terwijl de rechter na het excuus van Van Dijke over de manier waarop hij een en ander had verwoord, had besloten de zaak te seponeren”.

De zorgen van Velema over een veroordeling zijn ingegeven door de manier waarop de rechterlijke macht tot haar oordelen komt. „Die gaat uit van nieuwe moraal. Ik vertel geen geheim als ik erop wijs dat een groot deel van de rechters in ons land op D66 stemt. Dat is typerend”.

De reactie van premier Kok op SGP-senator Holdijk ziet Velema niet in het kader van de onverdraagzaamheid. „Ik denk dat de minister-president in deze verkiezingstijd even uit zijn rol is gevallen. Kok heeft in belangrijke mate waargemaakt dat hij er is voor alle Nederlanders. De premier heeft overigens zelf ook toegegeven dat hij wat te kort door de bocht heeft gereageerd”.

Bij het thema 24-uurseconomie is de onverdraagzaamheid ten opzichte van christenen wel aan de orde. Dat komt overigens niet primair voort uit een niet willen tolereren van mensen die volgens de Bijbel willen leven, maar uit een vorm van denken waarbij alleen de economie centraal staat, aldus Velema. „De drijfveer is het economisme, het gevolg intolerantie. Mensen die niet bereid zijn op zondag te werken, zijn dan minder welkom. VVD-leider Bolkestein zei enkele weken geleden ronduit dat deze mensen dan maar ander werk moeten zoeken. Dat is tekenend”.

Houding
Deze uitingen van onverdraagzaamheid vragen van een christen een bepaalde houding. Moeten we ferm en vrij en uitdagend gaan getuigen, of ons juist onzichtbaar maken voor de samenleving? Prof. Velema: „Ik las donderdagochtend nog enkele hoofdstukken uit de eerste zendbrief van de apostel Petrus. Wij leven na de grote invloed van het christendom op West-Europa. Degenen aan wie Petrus schreef, ervoor. Je kunt het dus niet helemaal vergelijken, maar er zijn wel parallellen. De apostel schrijft daar over het lijden en spoort de gelovigen aan tot een goede wandel in Christus. Als de christenen gelasterd worden om de naam van God, noemt hij ze zelfs zalig.

Ik leid uit deze bijbelhoofdstukken drie dingen af over de houding die wij moeten innemen: Een positief getuigenis afleggen. Vervolgens ook het positieve beleven. Daar hoort geen zelfbeklag bij. Het moet een vreugde zijn om te lijden vanwege Christus. Tot slot moeten christenen er rekening mee houden dat ze naar de rand van de samenleving worden gedrongen en in het ergste geval vervolging hebben te verwachten”.

„Je mag het onrecht wel aanwijzen, maar je moet het moedig, fier en gelovig dragen. De kwetsbare positie waarin christenen zich bevinden, noopt ons ertoe onze woorden zorgvuldig te kiezen. Dat past ons altijd, maar zeker vandaag de dag. We mogen altijd wel bidden of de Heere een wacht voor onze lippen wil plaatsen”.

Nieuwe Revu
Op de vraag of de RPF'er Van Dijke zich in het gewraakte Nieuwe Revu-interview zorgvuldig genoeg heeft uitgedrukt, antwoordt de Apeldoornse emeritus hoogleraar: „Ik denk dat Van Dijke zich in een zekere spontaniteit heeft geuit en dat hij zich onvoldoende heeft gerealiseerd hoe precair zijn uitspraken zouden overkomen. Daarbij komt dat de RPF'er via Nieuwe Revu zijn medegelovigen aansprak. Daarvoor had hij beter een ander medium kunnen kiezen. Dat heeft hij zelf ook aangevoeld, want hij heeft zijn excuses aangeboden.

Ik zou het zelf in ieder geval nooit zo hebben gedaan. Niet dat ik het inhoudelijk niet eens ben met Van Dijke, maar ik zou Salomo na willen zeggen: Het hart eens wijzen kent tijd en wijze. Ik heb dat in mijn ouderlijk huis vaak gehoord. Je hoeft niet alles overal te zeggen”.

Als het gaat over de positie van christenen in de werksituatie, vindt Velema dat ze zeker voor hun overtuiging moeten uitkomen. Dat geldt al jaren in de zorg als het gaat over vragen van medisch-ethische aard en dat zal in toenemende mate ook het geval zijn in andere sectoren.

„Als dat leidt tot niet aannemen van christenen, dan zij dat zo, al is het onrecht. We moeten niet in een hoekje gaan zitten en onszelf beklagen. Dat is niet bijbels. We mogen en moeten natuurlijk wel gebruikmaken van alle wettige middelen die ons zijn gegeven om het onrecht dat ons wordt aangedaan, ongedaan te maken. We hoeven niet met ons te laten sollen.

We mogen dan ook gebruikmaken van de Algemene wet gelijke behandeling, waarvan we vreesden dat die het uitleven van het christen-zijn zou bemoeilijken. Ik heb me destijds erg druk gemaakt tegen de invoering van die wet. Het geeft dan wel te denken als in de praktijk blijkt dat het anders loopt dan we vreesden. Ik ben daar dankbaar voor. Aan de andere kant blijf ik zeggen dat deze wet een gevaarlijke kant heeft, namelijk omdat artikel 1 van de grondwet, met daarin de antidiscriminatiebepalingen, een hogere plaats inneemt dan de klassieke vrijheidsrechten. Er is nog geen schade door aangericht, maar dat kan wel. Ik zie de zaak-Van Dijke ook in dit licht”.

Prof. Velema heeft ook de opvatting gelezen die D66-senator Glastra van Loon aandroeg om mensen met heel verschillende levensovertuigingen samen te laten leven. Vrede en tolerantie moeten dan een hogere waarde hebben dan de waarheid en het verwerkelijken van de eigen overtuiging. „Qua praktische opstelling is het een sympathiek standpunt, maar er zijn allerlei situaties in het leven waarbij je niet om de waarheidsvraag heen kunt en dan kun je niet met dit standpunt uit de voeten.

Als voorbeeld noem ik de 24-uurseconomie en het gehele proces om de zondag als rustdag op te geven. Je kunt er ook niet mee uit de voeten als je het christelijk getuigenis serieus neemt. In het ergste geval vinden mensen het een vorm van discriminatie als je zegt dat ze zondaren zijn voor Gods aangezicht”.

Paulus
De Apeldoornse oud-hoogleraar is het ten principale oneens met de manier waarop mevrouw Kraaijeveld-Wouters de Bijbel leest. Het oud-CDA-kamerlid zegt met zoveel woorden dat de apostel Paulus ook maar een man van zijn tijd was. „Het is een kwestie van hoe je de Schrift leest. Ik lees de Bijbel op reformatorische wijze en dat betekent dat wat Paulus zegt, voor ons gezaghebbend is”.

De richting waarin de samenleving zich ontwikkelt, vindt Velema verontrustend. Hij ziet steeds meer tendenzen die zich keren tegen het christelijk geloof. „Tolerantie en verdraagzaamheid zullen verminderen. De geestelijke leegte die ontstaat omdat we christelijke waarden en normen loslaten, wordt opgevuld door verkeerde geesten. De Bijbel waarschuwt hiervoor. Ik ben overigens niet bevreesd. Ik geloof dat de boze is overwonnen door Jezus Christus”.