Intolerantie 17 april 1998

Kraaijeveld-Wouters staat voor 100 procent achter voorontwerp

Eb en vloed van de discriminatie

Door A. de Jong
HILVERSUM – „Discriminatie is een golfbeweging. Dan ebt het verschijnsel weg, dan komt het versterkt op. Je moet in elke periode waakzaam zijn”. Mevrouw J. Kraaijeveld-Wouters, actief CDA-lid en tot voor kort burgemeester van Hilversum, wás waakzaam. Als staatssecretaris van emancipatiezaken kwam zij in 1981 met een voorontwerp voor een algemene wet gelijke behandeling.

Het was op de valreep. Op letterlijk de laatste vergaderdag van het kabinet-Van Agt kreeg het beruchte voorontwerp de goedkeuring van de ministersploeg en kon het naar de Raad van State worden gezonden. Kraaijeveld staat nog altijd „voor de volle 100 procent” achter deze daad. „Wij stelden vast dat in de samenleving groepen mensen, met name vrouwen en homoseksuelen, stelselmatig ongelijk werden behandeld en vonden het onze plicht daartegen iets te ondernemen. Bovendien lag er een motie van de Tweede Kamer waarin van ons op dit gebied actie gevraagd werd”.

Het kabinet kwam met een zogenaamd voorontwerp van wet, dat wil zeggen een discussiestuk, bedoeld om in de samenleving een mentaliteitsverandering tot stand te brengen en discussie los te woelen. Iedereen mocht erop reageren; iedereen mocht erover meepraten.

Discussie kwam er, zij het heftiger en feller dan Kraaijeveld ooit had vermoed. Vooral in orthodox-protestantse kring sloeg de ongerustheid toe. „Op een gegeven moment belde zelfs mijn moeder me op. Er had die zondag in de gereformeerde kerk van Dordrecht een gastpredikant gepreekt die uitgebreid gewaarschuwd had tegen deze staatssecretaris”.

Nauwelijks reactie
De voormalige staatssecretaris had er op zich geen moeite mee dat sommige mensen anders over gelijke behandeling dachten dan zij. „Het is me wel opgevallen dat de eerste drie maanden nadat wij het voorontwerp hadden gepresenteerd, er nauwelijks reactie kwam. We hadden omstandig uitgelegd wat wij met ons voorstel bedoelden, maar er gebeurde niets. Totdat de Evangelische Alliantie een actie ontketende. Toen was het hek van de dam. Het was of er plotseling een storm los brak. Naar uw tenten, o Israël!”

De heftigheid van de reacties had vooral met één aspect van het voorontwerp te maken: ook homoseksualiteit mocht niet tot ongelijke behandeling leiden. „Hadden we het gelaten bij het ongeoorloofde onderscheid tussen mannen en vrouwen, dan hadden we veel gemakkelijker en sneller tot wetgeving kunnen komen. Dat wilden we echter niet. We hebben als kabinet bewust voor een moeilijker weg gekozen”.

Na 1981 kwam Kraaijeveld opnieuw in de kamerbankjes terecht. In die tijd hield ze in het hele land spreekbeurten, waarbij op verzoek het onderwerp gelijke behandeling regelmatig centraal stond. „Ik herinner me dat de reacties vaak zeer emotioneel en persoonlijk waren, maar dat de discussies altijd in een goede sfeer verliepen, ook in stampvolle zalen. Met professor Velema ben ik enkele malen in debat geweest. Inhoudelijk zijn we niet nader tot elkaar gekomen, maar we konden wel debatteren in wederzijds respect”.

Achter de kapstok
De contacten die Kraaijeveld door het hele land had, bevestigden haar alleen maar in haar opvatting dat homoseksuelen vaak voorwerp van discriminatie zijn. „Mensen spreken er niet zomaar over, maar het is er wel. Het kwam wel voor dat na een bijeenkomst iemand mij in een hoekje achter de kapstok aansprak om te vertellen welke moeilijkheden hij door zijn geaardheid ondervond”.

„Vaak is de discriminatie heel indirect en zit het in kleine dingen. Zo was er een aankomend piloot die niet verder kon met zijn vliegopleiding in het leger, omdat hij Amerika niet in mocht. Dat is onterecht. Het mag niet zo zijn dat iemand van allerlei faciliteiten is uitgesloten, alleen omdat Zijn Schepper hem met een bepaalde geaardheid op de wereld heeft gezet”, meent Kraaijeveld.

De religieuze bezwaren tegen een volledig gelijke behandeling van homoseksuelen met heteroseksuelen brachten Kraaijeveld niet van haar stuk. „Ik ben zelf van gereformeerden huize en ken de Bijbel van A tot Z. Ik weet precies de teksten te vinden waar het over dit onderwerp gaat: Mannen die bij mannen liggen, dienen gedood te worden. Gelukkig doen we dat niet meer. Zelfs de meest orthodoxen bepleiten het niet”.

Vertaalslag
„We maken allemaal een vertaalslag naar de werkelijkheid van vandaag”, stelt Kraaijeveld. „En laten we wel zijn, wij weten ook meer dan Paulus. Wij weten meer van het menselijk lichaam, van de psychologie. De wetenschap is niet stil blijven staan. Niet dat wij God zijn, maar we hebben wel gaven gekregen om de natuur te doorvorsen. Laat teksten in de Bijbel gerust staan in de cultuur waarin ze geboren zijn”.

De discussie tussen aan de ene kant onder meer Kraaijeveld en aan de andere kant de orthodox-protestanten spitste zich destijds sterk toe op de vrijheid van onderwijs. „Die vrijheid is ook voor mij een aangelegen punt. Een school moet volop vrijheid hebben in haar benoemingsbeleid. Tegelijkertijd zullen homoseksuelen veelal niet solliciteren naar een school waarvan zij weten dat zij er qua denkbeelden niet passen”.

Grondrechten
Sprekend over de vrijheid van onderwijs kom je al snel terecht bij een discussie over de volgorde van de grondrechten. Kraaijeveld staat op het standpunt dat ze allemaal gelijkwaardig zijn. „Anderzijds kan geen enkel grondrecht tot in het oneindige geldig zijn. Het is niet zo dat met een beroep op de vrijheid van godsdienst alles maar kan. De islam kan in ons land wellicht niet voluit beleefd worden. Hetzelfde geldt voor de vrijheid van meningsuiting. Het verleden heeft aangetoond dat je niet alles over de joden kunt zeggen; dat kan tot verschrikkelijke dingen leiden”.

„Ook de uitspraak van Van Dijke ligt op een snijvlak: waar houdt de ene vrijheid op en begint de andere? Voor mij is glashelder dat Van Dijke goede bedoelingen heeft gehad. Toen hij onderkende dat hij mensen gekwetst had, heeft hij uit eigen beweging meteen excuus gemaakt. Dat is voortreffelijk. Ik vind het dan ook jammer, dat de zaak nu weer opgepakt wordt. Tja, daar moet hij dan maar doorheen”.

Heeft Van Dijke op zich het recht te zeggen dat volgens zijn geloofsovertuiging homoseksualiteit zondig is?

„Ja, dat heeft hij zeker. Iedereen mag uiting geven aan wat hij gelooft en hoopt, zolang hij andere mensen maar niet beschadigt. Aan de andere kant: een kamerlid is een volksvertegenwoordiger. Hij heeft een voorbeeldfunctie en moet extra goed opletten. Helaas heeft Van Dijke de indruk gewekt homoseksueel gedrag te criminaliseren, hoewel dat niet zijn bedoeling was. Verkeerd zou ik het ook vinden als hij met deze opvatting bewust actie zou gaan voeren. Maar dat is in het geheel niet het geval”.